19 APRIL 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van en de voorwaarden voor de organisatie van het mondelinge evaluatie-examen bedoeld in artikel 191bis van het Gerechtelijk Wetboek. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-05-2006 en tekstbijwerking tot 24-12-2019)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Het mondelinge evaluatie-examen.
Art. 4-7
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder " benoemingscommissie " de benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie.
Art.2. In het kader van de bevoegdheden die de benoemingscommissie krachtens artikel 191bis, §§ 2 en 3, van het Gerechtelijk Wetboek zijn toegekend, wordt elke benoemingscommissie bijgestaan door een secretaris.
Art.3.De kandidaten richten hun verzoek om vrijstelling spontaan aan de bevoegde benoemingscommissie, vergezeld van de in artikel 191bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde stavingsstukken :
- een afschrift van het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten waarop melding is gemaakt van de datum van eedaflegging en inschrijving bij de Orde van advocaten;
- een attest van de stafhouder waaruit de vereiste ervaring bij de balie blijkt. [2 De kandidaten bedoeld in artikel 187bis, eerste lid, in artikel 191bis, § 1 eerste lid, en in artikel 194bis, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek die geen twintig jaar ervaring als voornaamste beroepsactiviteit bij de balie kunnen aantonen]2, voegen daarbij de stavingsstukken waaruit blijkt dat zij gedurende ten minste vijf jaar een functie hebben uitgeoefend waarbij een goede kennis van het recht vereist is;
- een stavingsstuk waaruit de duur van de aansluiting bij een sociale verzekeringskas blijkt als zelfstandig advocaat als voornaamste beroepsactiviteit.
[1 De kandidaten voegen bij hun verzoek om vrijstelling tevens een curriculum vitae overeenkomstig het ministerieel besluit van 19 december 2003 tot vaststelling van het standaardformulier van het curriculum vitae bedoeld in [2 artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek]2.]1
----------
(1)<KB 2009-03-12/49, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 02-05-2009>
(2)<KB 2019-12-15/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Het mondelinge evaluatie-examen.
Art.4.Het mondeling evaluatie-examen vindt plaats ten laatste binnen de zeventig dagen die volgen op [1 het verzoek of de verzoeken om advies]1 bedoeld in artikel 191bis, § 2, zesde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
De examens worden elke semester georganiseerd.
----------
(1)<KB 2019-12-15/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.5. Na de beraadslaging over het mondelinge evaluatie-examen maakt de bevoegde benoemingscommissie een proces-verbaal van het examen op met vermelding van het behaalde resultaat.
Het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
De geslaagde kandidaten ontvangen een evaluatiegetuigschrift dat hen de mogelijkheid biedt zich kandidaat te stellen voor een benoeming bedoeld in de artikelen 187, 190 en 194 van het Gerechtelijk Wetboek, en dat is opgesteld overeenkomstig het bij dit besluit gevoegd model.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 13 mei 2006.
Art.7. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Evaluatiegetuigschrift.
(Certificaat niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 12-05-2006, p. 24505).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 april 2006 tot vaststelling van de wijze van en de voorwaarden voor de organisatie van het mondeling evaluatie-examen bedoel in artikel 191bis van het Gerechtelijk Wetboek.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.