Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 JUNI 2006. - Wet betreffende de biobrandstoffen (NOTA : opgeheven in de toekomst bij W2014-05-12/17, art. 350, § 1 ; Inwerkingtreding : onbepaald , de eerste dag van de maand volgend op de maand van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de goedkeuring door de Europese Commissie aankondigt van de aanvraag "staatssteun" ingediend door de Belgische regering op 12 mei 2014)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-06-2006 en tekstbijwerking tot 06-05-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004021170 



Uitvoeringsbesluit(en):

2006003313  2011003061  2013003326  2013003399 



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. § 1. In artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004, laatst gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de a), b) en c) worden vervangen door de volgende bepalingen :
  " a) gelode benzine van de GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 363,4974 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  b) ongelode benzine van de GN-code 2710 11 49 :
  i) met een hoog zwavelgehalte en aromatische verbindingen :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 363,4974 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  ii) * met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  * * met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen, aangevuld met ten minste 7 % vol bio-ethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcoholvolumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  c) ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 :
  i) onvermengd :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  ii) aangevuld met ten minste 7 % vol bio-ethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcoholvolumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is :
  - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C.
  De tarieven van de bijzondere accijns van 363,4974 EUR, 348,6238 EUR en 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C zijn deze berekend op 7 maart 2006. "
  2° de e), i), wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " i) gebruikt als motorbrandstof :
  - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 153,9306 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C.
  Het tarief van de bijzondere accijns van 153,9306 EUR per 1 000 liter bij 15° C is deze berekend op 7 maart 2006. "
  3° de f), i), wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " i) gebruikt als motorbrandstof :
  * onvermengd :
  - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 139,0570 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  * * aangevuld met ten minste 3,37 % vol FAME van de GNcode 3824 90 99 die voldoet aan de NBN-EN-norm 14214 :
  - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijzondere accijns : 127,1863 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;
  - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C.
  De tarieven van de bijzondere accijns van 139,0570 EUR en van 127,1863 EUR per 1 000 liter bij 15 °C zijn deze berekend op 7 maart 2006. "
  § 2. De bepalingen van § 1, 1°, treden in werking op 1 oktober 2007. De bepalingen van § 1, 2° en 3°, treden in werking op 1 november 2006.

Art.3.De tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) * *, c) ii) en f) i) * *, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals deze vastgelegd overeenkomstig artikel 8, § 2, zijn van toepassing op de energieproducten waarop ze betrekking hebben waarvan het percentage biobrandstof dat zij bevatten exclusief voortkomt van productie-eenheden die werden erkend door de administratie der douane en accijnzen na aanwijzing door de Commissie tot erkenning, en na het akkoord van de Ministerraad, op basis van een procedure tot oproep van kandidaten, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.
   [1 Bovendien is de toepassing van de hiervorenbedoelde tarieven inzake accijnzen beperkt tot de uitslagen tot verbruik die plaatsvinden tot 31 mei 2014 om 24 uur.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-11-28/01, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2013>

Art.4.§ 1. De in artikel 3 bedoelde Commissie tot erkenning wordt samengesteld uit vier ambtenaren, respectievelijk aangeduid door de Federale Minister van Financiën, de Federale Minister van Leefmilieu, de Federale Minister van Economie en de Federale Minister van Landbouw. De Koning bepaalt de werkingsprocedure van deze Commissie.
  § 2. De Commissie tot erkenning :
  - stelt de voor de operatoren bestemde oproep van kandidaten op en zorgt voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
  - stelt het handboek op bestemd voor de operatoren die zich kandidaat hebben gesteld;
  - selecteert en stelt aan de Ministerraad de operatoren voor die aanspraak kunnen maken op een erkenning en kent hen een volume biobrandstof toe dat kan genieten van de vrijstelling bij de inverbruikstelling ervan in België;
  - onderzoekt alle vragen en gaat over tot alle controles met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
  § 3. [3 De aan de erkende operatoren afgeleverde erkenningen worden toegekend tot 31 mei 2014 of tot aan de volledige uitputting van de aan de genoemde operatoren toegekende volumes overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 5, indien deze uitputting zich voordoet vóór deze datum.]3
  § 4. [3 [2 ...]2 ]3 .
  § 5. [3 De erkenningen worden toegekend ten belope van een totaal volume van :
   - 21.701.244 liter voor de producten bedoeld in artikel 419, b) ii) ** en c) ii) van de programmawet van 27 december 2004;
   - 184.176.034 liter voor de producten bedoeld in artikel 419, f) i)** van de programmawet van 27 december 2004.
   De hiervorenbedoelde volumes worden als volgt verdeeld tussen de erkende operatoren :
   a) Producten bedoeld bij artikel 419, b) ii)** en c) ii) van de programmawet van 27 december 2004 :
   - BioWanze : 10.673.256 liter;
   - Alco Bio Fuel : 8.958.337 liter;
   - Syral Belgium : 2.069.651 liter.
   b) Producten bedoeld bij artikel 419, f) i)** van de programmawet van 27 december 2004 :
   - Biochim : 100.000.000 liter;
   - Bioro : 40.912.939 liter;
   - Proviron Functional Chemicals : 39.000.000 liter;
   - Oleon Biodiesel : 4.263.095 liter.]3
  [1 § 6. De Koning bepaalt de procedure betreffende de controle en de validatie van de jaarlijkse verslagen waarvan sprake in artikel 5, g) en j).
   Wat de validatie van de bedoelde jaarlijkse verslagen betreft, kan Hij er inzonderheid in voorzien dat, in geval van tekortkomingen, de validatie gepaard kan gaan met een vermindering van het jaarlijkse volume dat in de erkenning werd toegekend, die overeenkomt met het percentage van de vastgestelde tekortkomingen.]1
  [3 § 6. De erkende operatoren bezorgen maandelijks, en dit voor de eerste keer op 1 januari 2014, aan de Commissie tot erkenning het bewijs van het duurzaam karakter van de hoeveelheden geproduceerd in het kader van hun erkenning; dit bewijs wordt als volgt geleverd :
   1° de geproduceerde volumes moeten geregistreerd zijn in de gegevensbank die werd opgericht bij het koninklijk besluit van 26 november 2011 houdende bepaling van de productnormen voor biobrandstoffen;
   2° de geproduceerde volumes moeten voldoen aan de voorschriften van het voormelde koninklijk besluit van 26 november 2011.
   De Commissie tot erkenning kan de Algemene administratie van de douane en accijnzen, alsook de Algemene directie Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verzoeken een controle uit te voeren die er in bestaat om ter plaatse de juistheid na te gaan van de gegevens die door de operatoren werden bezorgd; deze commissie kan eveneens de hulp vragen van de Algemene directie Energie van de FOD Economie, in de gevallen waarin de gecontroleerde volumes die tot verbruik werden uitgeslagen in het kader van de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten.
   Als het duurzaam karakter niet aan een bepaald volume wordt toegekend, wordt het totale volume dat werd toegekend aan de in gebreke gebleven erkende operator verminderd ten belope van het volume dat niet voldoet aan de vereisten van het koninklijk besluit van 26 november 2011 houdende bepaling van productnormen voor biobrandstoffen; in de veronderstelling dat het volume waarover de in gebreke gebleven erkende operator nog beschikt onvoldoende is om het volume dat als niet duurzaam wordt beschouwd aan te zuiveren of als de geldigheidsduur van de erkenning is verlopen, legt de Algemene administratie van de douane en accijnzen aan deze erkende operator een financiële sanctie op, berekend op het volume dat niet kan afgetrokken worden van het beschikbare volume, en gelijk aan het bedrag van de accijnzen dat mogelijk potentieel werd ontweken; voor de berekening van deze sanctie, wordt er verwezen naar het tarief inzake accijnzen van toepassing op de datum waarop het niet-duurzaam karakter werd vastgesteld.]3
  ----------
  (1)<W 2010-12-29/01, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2011>
  (2)<W 2012-12-24/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013, onder voorbehoud van de publicatie op een eerdere datum in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de goedkeuring door de Europese Commissie aankondigt van de aanvraag "staatssteun" ingediend door de Belgische regering op 14 november 2012.>
  (3)<KB 2013-11-28/01, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2013>

Art.5. Ieder dossier tot kandidaatstelling, ingediend op basis van de procedure tot oproep van kandidaten bedoeld in artikel 3, moet bevatten :
  a) een verklaring op erewoord waardoor de operator verklaart dat hij handelt in overeenstemming met de sociale-, fiscale- en milieuregelgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zijn productie-eenheid is gevestigd;
  b) een technisch beschrijvend rapport van zijn productie-eenheid waarin zijn productiecapaciteit en zijn productiecapaciteit van biobrandstof die voldoet aan de in België opgelegde technische specificaties worden vermeld;
  c) de minimum- en maximumvolumes waarvoor de operator deelneemt aan de oproep van kandidaten;
  d) een nota betreffende de CO2-balans. Deze CO2-balans per liter geproduceerde biobrandstof is het verschil tussen uitstoot en opname van CO2 tijdens het gehele productieproces, te weten vanaf de teelt van de grondstoffen tot en met het gebruik van de biobrandstof;
  e) een lijst van de investeringen die specifiek werden gedaan met het oog op de productie van biobrandstof, met vermelding van hun technische karakteristieken en hun kostprijs alsmede een nota betreffende de energie-efficiëntie van de productie-eenheid (ratio van de geproduceerde hernieuwbare energie gedeeld door de verbruikte primaire energie) en bovendien de genomen maatregelen specifiërend om de milieumaatregelen te respecteren (deel van de milieuinvesteringen in verhouding met de globale investering);
  f) een nota met vermelding :
  - van de voorziene kostprijs van de biobrandstof bij het opstarten van de productie-eenheid. Deze prijs wordt uitgedrukt in EUR/hl in functie van de prijs van de verschillende grondstoffen (uitgedrukt in EUR/ton grondstof) en van de prijs van de fossiele energie (uitgedrukt in EUR/vat) onder de vorm gebruikt voor de productie van biobrandstof;
  - de verwachte commerciële verkoopwaarde bij het op de markt brengen van de biobrandstof; deze waarde wordt eveneens vergeleken met de prijs van de overeenstemmende fossiele brandstof (uitgedrukt in EUR/hl),
  berekend in de hypotheses dat de operator tussen 0 en 25 %, tussen 25 en 50 % of tussen 50 en 75 % bekomt van het toe te kennen volume biobrandstof;
  g) een verbintenis om tijdens de duur van de erkenning een jaarlijks rapport te overhandigen inzake de evolutie van het volume, van de oorsprong en van de bevoorradingen van de uit de landbouw afkomstig grondstoffen in vergelijking met de productie van biobrandstof;
  h) een verbintenis teneinde erop toe te zien de biobrandstof te verkopen aan in België gevestigde ondernemingen die overgaan tot het mengen ervan en tot hun inverbruikstelling, vergezeld van een nota inzake de commerciële politiek;
  i) een verbintenis om op vraag van de Commissie tot erkenning, stalen te leveren, op zijn kosten genomen door de door deze Commissie gemandateerde experts;
  j) een verbintenis om een jaarlijks verslag over te leggen betreffende de productie van biobrandstof, de kwaliteitscontroles en het resultaat van deze controles; dit verslag dient melding te maken van de naam en de adressen van de in België gevestigde ondernemingen waaraan biobrandstof werd verkocht;
  k) een nota betreffende :
  * het bevoorradingsplan van uit landbouw afkomstige grondstoffen (voorbehouden hectaren, bevoorradingszone) bevattende :
  - het gebruiksniveau van meststoffen per hectare (graad van intensieve exploitatie), de diversiteit van de wisselbouw (alternatie van de gewassen), het gebruiksniveau per categorie actieve stoffen en per hectare (gebruik van pesticides);
  - het aantonen dat de operator op een periode van minstens 3 jaar de zekerheid heeft voor de bevoorrading van :
  - 50 % van het volume grondstoffen, voor de productie van bio-ethanol,
  - 15 % van het volume grondstoffen, voor de productie van FAME,
  * het verdelingsplan van de biobrandstof vanuit de productie-eenheid.

Art.6. § 1. De operatoren die een regelmatige kandidaatstelling hebben ingediend, worden geselecteerd op basis van de volgende criteria :
  a) reële mogelijkheid om biobrandstof te produceren die voldoet aan de door België opgelegde technische specificaties voor de naleving van de sociale-, fiscale- en milieuregelgeving van de betrokken lidstaat;
  b) de zekerheid inzake de bevoorrading van de productie-eenheid met uit de landbouw afkomstige grondstoffen;
  c) capaciteit tot het leveren van biobrandstof aan in België gevestigde ondernemingen met het oog op de inverbruikstelling;
  d) bevoorrading met uit de landbouw afkomstige grondstoffen die werden bekomen met gebruikmaking van zo weinig mogelijk meststoffen en pesticide;
  e) de kortste afstand tussen de oogstplaatsen en de productie-eenheid;
  f) de gunstigste CO2-balans;
  g) de hoogste energie-efficiëntie van de productie-eenheid;
  h) de laagste voorziene kostprijs van de biobrandstof;
  i) de laagste commerciële verkoopwaarde, bij het op de markt brengen.
  De onder h) en i) bedoelde criteria worden geëvalueerd in de hypotheses dat de operator tussen 0 en 25 %, tussen 25 en 50 % of tussen 50 en 75 % bekomt van het toe te kennen volume biobrandstof.
  § 2. De operatoren die beantwoorden aan de onder a) tot en met c) bedoelde criteria maken het voorwerp uit van een klassement voor elk van de onder d) tot en met i) bedoelde criteria, met dien verstande dat de evaluatie van de onder h) en i) bedoelde criteria tot drie afzonderlijke klassementtabellen leidt.
  Het klassement in deze tabellen is het resultaat van een weging bepaald door de positie ingenomen voor ieder van de onder d) tot en met i) bedoelde criteria door de verschillende operatoren. Een definitieve rangschikking in het klassement wordt opgesteld beginnend met de operator die de laagste totale weging heeft bekomen. In geval van ex aequo is het klassement bekomen voor het onder i) bedoelde criterium bepalend.
  De drie te weerhouden tabellen zijn degene die toelaten om aan de operator, de hoeveelheid toe te kennen waarvoor deze het best is gerangschikt, ongeacht de aangegeven volumes. In geval van ex aequo wordt dezelfde redenering opeenvolgend toegepast op de operatoren die hem volgen in de drie tabellen.
  § 3. Het volume biobrandstof dat kan genieten van de vrijstelling van accijnzen bij de inverbruikstelling in België wordt toegekend aan minstens twee operatoren zonder vier operatoren te overschrijden.
  Dit volume wordt proportioneel toegekend. Geen enkele toekenning mag hoger zijn dan 75 % van het toe te kennen volume biobrandstof.

Art.7.§ 1. De persoon die hier te lande energieproducten in verbruik wil stellen tegen de tarieven inzake accijnzen vastgesteld in artikel 419, b) ii) * *, c) ii), en f) i) * *, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals tegen deze vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 2, moet geregistreerd zijn bij de administratie der douane en accijnzen, overeenkomstig de procedure vastgesteld door de minister van Financiën. Deze registratie, die aanleiding geeft tot het afleveren van een vergunning, is onderworpen aan een zekerheidstelling waarvan de berekeningswijze wordt vastgesteld door de Minister van Financiën.
  § 2. De aangifte ten verbruik van de energieproducten die betrekking hebben op de tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) * *, c) ii), en f) i) * *, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, wordt aangevuld met de referenties van de vergunning verleend aan de in § 1 bedoelde persoon. Bovendien moeten, indien de aangifte betrekking heeft op de energieproducten die betrekking hebben op overeenkomstig artikel 8, § 2, vastgestelde tarieven inzake accijnzen, de referenties van de vergunning verleend door de administratie der douane en accijnzen aan de gewestelijke maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer, eveneens worden vermeld.
  § 3. Tegen 31 januari van elk jaar moeten de in § 1 bedoelde personen bij de ambtenaar aangeduid door [2 de administrateur-generaal]2 van de administratie der douane en accijnzen een dossier indienen dat aantoont dat, voor het geheel van de aangiften ten verbruik die zij hebben ingediend tijdens het voorgaande burgerlijk jaar met gebruikmaking van de tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) * *, c) ii), en f) i) * *, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals tegen deze vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 2, zij de wettelijk opgelegde percentages van toevoeging van biobrandstof hebben gerespecteerd.
  Het respecteren ervan wordt aangetoond door de aankoopfacturen van een voldoende volume biobrandstof bij erkende productie-eenheden; dit volume moet ten minste gelijk zijn aan het totale volume biobrandstof dat overeenstemt met de percentages van toevoeging vermeld in de ingediende aangiften ten verbruik.
  Deze aankoopfacturen moeten voorafgaand aan het opstellen van de aangiften ten verbruik worden aanvaard door de administratie der douane en accijnzen volgens de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën.
   [1 Het dossier moet vergezeld zijn van :
   a) de aankoopfacturen van de biobrandstoffen die aanvaard werden door de administratie der douane en accijnzen;
   b) volgens het geval :
   - een afdruk van de elektronische administratieve documenten die betrekking hebben op de biobrandstoffen die ze hebben ontvangen van de erkende productie-eenheid;
   - een afdruk van de elektronische administratieve documenten die betrekking hebben op de biobrandstoffen die ze door de erkende productie-eenheden hebben laten verzenden naar een derde;
   - in geval van verzending van biobrandstoffen naar een derde, een afdruk van de elektronische administratieve documenten die betrekking hebben op de gemengde energieproducten, die hen worden toegezonden door de derde;
   c) de aangiften ten verbruik en hun eventuele bijlagen.]1
  § 4. Indien de wettelijk opgelegde percentages van toevoeging niet worden bereikt, en onverminderd de toepassing van de boete bepaald in artikel 436 van de programmawet van 27 december 2004, wordt het volume dat resulteert uit het verschil tussen het te bereiken volume van toevoeging en het reëel bereikte volume van toevoeging onderworpen aan de betaling van de accijnzen aan het hoogste tarief bedoeld in artikel 419, b), c), e) i), en f) i), van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, en dit volgens de aard van het betrokken energieproduct. Bovendien kan de in § 1 bedoelde vergunning worden ingetrokken. In dat geval kan een administratief beroep worden ingesteld volgens hoofdstuk XXIII van de algemene wet der douane en accijnzen.
  ----------
  (1)<W 2013-06-17/06, art. 95, 004; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
  (2)<W 2016-04-27/04, art. 168, 007; Inwerkingtreding : 16-05-2016>

Art.8. § 1. Percentages van toevoeging die hoger zijn dan deze bedoeld in artikel 419, b) ii) * *, c) ii), en f) i) * *, van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, worden toegelaten indien de motorbrandstof bestemd is voor de behoeften van de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer. Deze maatschappijen moeten zich laten erkennen door de administratie der douane en accijnzen, volgens de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën.
  Ter staving van de in het eerste lid bedoelde aanvraag tot erkenning, moeten de betrokken personen een beslissing tot afwijking bijvoegen, verleend in overeenstemming met artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines.
  § 2. In de in § 1, bedoelde situatie, wordt het bedrag van de bijzondere accijns vastgesteld in artikel 419, f) i) *, van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, verminderd rekening houdend met het verschil in kostprijs tussen de biobrandstof en de fossiele energie die erdoor vervangen wordt. Dit bedrag wordt verkregen door de toepassing van de volgende formule :
  X = Y (1 - a) - A - C
  waarin :
  X = het bedrag van de bijzondere accijns op de gemengde motorbrandstof. Dit bedrag kan niet lager zijn dan 0;
  Y = het tarief inzake accijnzen op de onvermengde motorbrandstof;
  a = het percentage van de biobrandstof die werd toegevoegd;
  A = het tarief van de accijns op de onvermengde motorbrandstof;
  C = het tarief van de bijdrage op de energie op de onvermengde motorbrandstof.

Art. 9. In artikel 429, § 5, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2005, wordt een cijfer 6) ingevoegd, luidende :
  " 6) Met ingang van 1 november 2006 wordt de terugbetaling van de bijzondere accijns waarvan sprake in 1) verricht tegen het tarief van de in artikel 419, f) i) * *, bedoelde bijzondere accijns. "