22 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Waalse Regering houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht, alsmede van enkele jachtprocessen of -technieken (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-10-2005 en tekstbijwerking tot 27-09-2024)
HOOFDSTUK I. - Gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht.
Art. 1-3
Art. 3 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 4
Art. 4 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 5, 5bis
HOOFDSTUK II. - Het afmaken van het gewond grof wild.
Art. 6-7
HOOFDSTUK III. - Gebruik van honden, lokmiddelen en lokvogels tijdens de uitoefening van de jacht.
Art. 8-12, 12/1, 12bis
HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 13-16
HOOFDSTUK I. - Gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht.
Artikel 1.Voor het uitoefenen van de jacht mogen alleen de onderstaande vuurwapens worden gebruikt :
1° [1 geweren met gladde loop (lopen) met de volgende kalibers : 8, 10, 12, 16, 20, 24, 28, 32 et 36 of 410;]1
2° karabijnen met getrokken loop (lopen) met een nominaal kaliber van ten minste 22 of 5,58 mm;
3° gemengde wapens met hetzelfde kaliber dan dit vermeld in de punten 1° en 2°.
Worden evenwel verboden :
1° de automatische geweren;
2° de semi-automatische geweren waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten;
3° de geweren voorzien van kunstmatige lichtbronnen of van voorzieningen om de prooi te verlichten;
4° de geweren voorzien van een vizier met een beeldomzetter of een elektronische beeldversterker of elk ander instrument om 's nachts te schieten;
5° de geweren voorzien van een geluiddemper.
----------
(1)<BWG 2012-09-13/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
Art.2.[1 Voor het schieten op het grof wild kunnen alleen de volgende munities worden gebruikt :
1° de karabijnkogels, waarvan het nominale kaliber minstens 6,5 mm is en die op 100 m van de loopmond een energie van minstens 2 200 joules ontwikkelen;
2° de kogelpatronen voor gladde loop van het kaliber 12, 16 of 20 die op de inslag deformeerbaar zijn.
In afwijking van het eerste lid kunnen karabijnkogels, waarvan het nominale kaliber minstens 22 of 5,58 mm is en die op 100 m van de loopmond een energie van minstens 980 joules ontwikkelen, gebruikt worden voor de bersjacht of de loerjacht op de reebok.]1
----------
(1)<BWG 2012-09-13/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
Art.3.Voor het schieten op het klein wild en op het waterwild kunnen alleen hagelpatronen gebruikt worden, waarvan de doorsnede van de korrelgrootte van de hagel kleiner dan of gelijk aan 3,5 mm is.
[1 ...]1
----------
(1)<BWG 2024-05-02/29, art. 1, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 3 TOEKOMSTIG RECHT. Voor het schieten op het klein wild en op het waterwild kunnen alleen hagelpatronen gebruikt worden, waarvan de doorsnede van de korrelgrootte van de hagel kleiner dan of gelijk aan [1 5 mm]1 is.
[2 ...]2 ----------
(1)<BWG 2024-05-02/29, art. 1, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
(2)<BWG 2024-05-02/29, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 27-09-2024>
Art.4. Voor het schieten op het overige wild kunnen alleen de volgende munities worden gebruikt :
1° hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede gelijk aan of kleiner dan 4 mm is.
2° patronen van geweer of karabijn.
Art. 4 TOEKOMSTIG RECHT. Voor het schieten op het overige wild kunnen alleen de volgende munities worden gebruikt :
1° hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede gelijk aan of kleiner dan [1 5mm]1 is.
2° patronen van geweer of karabijn. ----------
(1)<BWG 2024-05-02/29, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.5. Voor het schieten van wild met een karabijn is het verboden de volgende kogels te gebruiken :
1° militaire kogels, met inbegrip van fosfor- en lichtspoorkogels;
2° patronen met volmantel;
3° kogels die niet vervormen bij het treffen.
Art. 5bis. [1 Het schieten met een jachtgeweer met metalen korrelpatronen die een loodconcentratie bevatten, uitgedrukt als metaal, gelijk aan of groter dan één procent van het gewicht, en deze te dragen tijdens een jacht of de vernietiging, zijn verboden in en binnen 100 meter van waterrijke gebieden.
Onder waterrijke gebieden, wordt verstaan gebieden met moerassen, vennen, veen- of plasgebieden, natuurlijk of kunstmatig, blijvend of tijdelijk, met stilstaand of stromend water. Elk gebied dat losgekoppeld is van een waterrijk gebied en bij wijze van uitzondering onder water staat door hevige regenval, wordt niet beschouwd als een waterrijk gebied.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-05-02/29, art. 4, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
HOOFDSTUK II. - Het afmaken van het gewond grof wild.
Art.6. Het afmaken van het gewond grof wild geschiedt met kogels overeenkomstig de in de artikelen 1, 2 en 5 bedoelde voorwaarden.
Art.7. In afwijking van artikel 6 :
1° mogen de houder van een jachtvergunning of de personen bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van de jachtwet van 28 februari 2002 evenwel een mes gebruiken om een gewond grof wild af te maken;
1° mag de leider van een bloedhond een pantserjachtkogel gebruiken of die kogel door zijn begeleider die houder is van jachtvergunning, laten gebruiken om een gewond grof wild af te maken.
HOOFDSTUK III. - Gebruik van honden, lokmiddelen en lokvogels tijdens de uitoefening van de jacht.
Art.8. <BWG 2006-11-10/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-2006> Verboden is het gebruik :
1. van hazewinden zowel voor de jacht als voor het opsporen van welk soort wild ook;
2. van honden voor de jacht tussen 1 maart en 31 juli;
3. van honden bij de bers- en loerjacht.
Art.9. <BWG 2006-11-10/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-11-2006> Het gebruik van een aan de leiband gebonden hond wordt altijd toegelaten met het oog op het opsporen van een gewond wild. De hond mag vrijgelaten worden om het gewonde wild onbeweeglijk te maken.
Art.10. Het gebruik van het fret is verboden behalve voor konijnjacht.
Art.11.Het gebruik van lokvogels is verboden behalve voor de bers- en loerjacht op de reebok, de wild geworden kat, de vos alsmede voor de jacht op de wilde eend [1 , op de Canadese gans]1 en op de houtduif.
Het is verboden mechanische of elektronische lokmiddelen te gebruiken.
----------
(1)<BWG 2012-09-13/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
Art.12.Het gebruik van levende lokvogels is verboden behalve voor de jacht (op de grijze patrijs, op de wilde eend [1 , op de Canadese gans]1 en op de houtduif). <BWG 2006-11-10/33, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 17-11-2006>
Het gebruik van levende blindgemaakte en verminkte lokvogels is verboden.
(Evenwel wordt het gebruik van levende lokvogels voor grijze patrijzen pas toegestaan vanaf de dag volgend op die van de sluiting van de jacht op die soort tot de vijftiende dag voorafgaand aan de opening van de jacht op genoemde soort.) <BWG 2006-11-10/33, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 17-11-2006>
----------
(1)<BWG 2012-09-13/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
Art. 12/1. [1 In afwijking van artikel 9bis, § 2, van de jachtwet van 28 februari 1882 is het toegelaten zich met een wapen te bevinden op jachtkansels, gelegen op minder dan tweehonderd meter van een kunstmatige voederplaats om er te jagen en er grof wild te vernietigen, evenals het soort vos.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2015-09-17/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 29-09-2015>
Art. 12bis. [1 In afwijking van artikel 9bis, § 2, van de jachtwet van 28 februari 1882 en tot 30 juni 2015 is het toegelaten zich met een jachtwapen te bevinden op jachtkansels, gelegen op minder dan tweehonderd meter van een kunstmatige voederplaats om er te jagen en er grof wild te vernietigen.
Het doodschieten van grof wild in deze toestand zal het voorwerp uitmaken van een verslag aan de territoriaal bevoegde houtvester.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-27/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2014>
HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.13. Artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 waarbij de vernietiging van sommige soorten wild mogelijk gemaakt wordt wordt vervangen als volgt :
"Art. 4. Het gebruik van vuurwapens en munitie in het kader van de vernietiging wordt geregeld door dezelfde bepalingen bedoeld voor de uitoefening van de jacht.
Worden evenwel toegelaten :
a) vuurwapens met gladde loop(lopen) voor de bersjacht of de loerjacht op het wild zwijn
b) vuurwapens met gladde loop(lopen) met een kaliber van 28, 32 of 36 voor de vernietiging van de vos, de steenmarter de bunzing, de konijn of de houtduif."
Art.14. Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 4 juni 1987 houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en van hun munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht in het Waalse Gewest wordt opgeheven.
Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2006.
Art. 16. De Minister bevoegd voor de Jacht is belast met de uitvoering van dit besluit.