22 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 36 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, opgeheven bij koninklijk besluit van 20 september 1984, wordt hersteld in de volgende lezing :
" Art. 36. § 1. Wordt gelijkgesteld met een periode van bezigheid :
1° een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 38 en waarin de belanghebbende vrijwillig onderworpen was aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sectoren der uitkerings- en moederschapverzekering, ten voordele van de zelfstandigen;
2° een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 38 en waarin de belanghebbende geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsverzekering uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot van een uitkering in het kader van het sociale zekerheidsstelsel;
3° een periode, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 38 en waarin de belanghebbende geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsverzekering uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot van een uitkering in het kader van het sociale zekerheidsstelsel.
§ 2. De in § 1, 1°, bedoelde gelijkstelling kan slechts worden toegekend indien wordt aangetoond dat de belanghebbende gedurende de periode waarvoor de gelijkstelling gevraagd wordt, vrijwillig aangesloten was bij een sociale verzekeringskas om zich te verzekeren tegen ziekte en invaliditeit, sectoren der uitkerings- en moederschapsverzekering.
De in § 1, 1°, bedoelde gelijkstelling kan niet worden toegekend voor het jaar waarin de door de belanghebbende verschuldigde sociale bijdragen, eventuele verhogingen en kosten inbegrepen, niet werden betaald.
§ 3. De in § 1, 2° en 3°, beoogde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend wanneer de belanghebbende aantoont gedurende datzelfde jaar ook effectief actief geweest te zijn als helper van de echtgenoot-zelfstandige.
Dit bewijs kan worden geleverd aan de hand van de volgende middelen :
1. de toekenning voor datzelfde jaar van een meewerkinkomen overeenkomstig artikel 86 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
2. geschriften en documenten die tijdens dat jaar werden opgemaakt;
3. getuigenbewijs.
De in § 1, 1° en 2°, beoogde gelijkstellingen kunnen echter niet worden toegekend voor een jaar waarvoor de geholpen zelfstandige niet alle bijdragen bedoeld in artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit nr. 72 heeft betaald.
§ 4. De gelijkstellingen beoogd bij § 1 kunnen slechts worden toegekend indien de belanghebbende geboren is vóór 1 december 1970, en voorzover hij geen loopbaan kan rechtvaardigen, hetzij uitsluitend in het stelsel der zelfstandigen, hetzij in het geheel van het stelsel der zelfstandigen en dat van de loontrekkenden, hetzij in een ander pensioenstelsel gevestigd door of krachtens een wet, een provinciaal reglement of door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gesitueerd vóór 15 januari van het jaar tijdens hetwelk hij de leeftijd bereikt geregeld door de artikelen 3 en 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, die twee derden overschrijdt van een beroepsloopbaan aangevuld na toepassing van § 1.
Voor de belanghebbenden geboren vóór 1 januari 1956 kunnen de in § 1 beoogde gelijkstellingen bovendien slechts worden toegekend wanneer deze belanghebbenden voor een periode na 31 december 2002 geopteerd hebben voor de vrijwillige onderwerping aan de sectoren gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsverzekering en rust- en overlevingspensioen ten voordele van de zelfstandigen.
§ 5. De in § 1 beoogde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend zo de belanghebbende daartoe een aanvraag indient en zo hij voor het jaar dat in aanmerking komt voor de gelijkstelling een bijdrage betaalt.
De berekeningswijze van deze bijdrage wordt door Ons vastgesteld.
§ 6. De belanghebbende dient de in de vorige paragraaf bedoelde bijdrage te betalen, hetzij door middel van een eenmalige betaling binnen de maand die volgt op de betekening van de beslissing van het Rijksinstituut, hetzij volgens een door dit Rijksinstituut opgesteld aflossingsplan. Bij het vaststellen van dit plan wordt rekening gehouden met een enkelvoudige intrest van 6,5 pct. per jaar.
§ 7. De in § 1 bedoelde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend in het geval dat het totaal bedrag van de beroepsinkomsten van de geholpen zelfstandige en van de meewerkende echtgenoot, zoals beoogd in artikel 11, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, medegedeeld door de Administratie der Directe Belastingen overeenkomstig artikel 11, § 2, zesde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 en die als basis dienen voor de berekening van de sociale bijdragen voor het jaar gedurende hetwelk de in toepassing van § 5 van dit besluit bedoelde aanvraag tot gelijkstelling wordt ingediend, aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer aan de consumptieprijzen, 15.000 euro niet overstijgt.
De toepassingsmodaliteiten van de vorige alinea, worden door Ons bepaald.
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking vanaf de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2009.
Art. 3. Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 22 mei 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Middenstand,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Pensioenen,
B. TOBBACK.