15 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen inzake loopbaanonderbreking. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-07-2005 en tekstbijwerking tot 24-10-2005).
Art. 1-9
Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 augustus 1998 en 24 januari 2002, wordt vervangen als volgt :
" Art. 2. § 1. Om voor zijn kind te zorgen heeft de werknemer het recht om :
- hetzij gedurende een periode van drie maanden de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst te schorsen zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in maanden;
- hetzij gedurende een periode van zes maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een halftijdse vermindering zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan;
- hetzij gedurende een periode van vijftien maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.
§ 2. De werknemer heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde. "
Art.2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. § 1. De werknemer heeft recht op het bij artikel 2 bedoelde ouderschapsverlof :
- naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind zes jaar wordt;
- in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode van vier jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind acht jaar wordt.
Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind acht jaar wordt.
§ 2. Aan de voorwaarde van de zesde of de achtste verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
De zesde of de achtste verjaardag kan bovendien worden overschreden wanneer het verlof op verzoek van de werkgever wordt uitgesteld en voorzover de schriftelijke kennisgeving is gebeurd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 ".
Art.3. Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
" § 1. De werknemer die gebruik wenst te maken van het recht op ouderschapsverlof, doet zijn aanvraag overeenkomstig de volgende bepalingen :
1° de werknemer brengt ten minste twee maanden en ten hoogste drie maanden op voorhand zijn werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte; die termijn kan in overleg tussen de werkgever en de werknemer worden ingekort;
2° de kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven of de overhandiging van het in 1° van deze paragraaf bedoelde geschrift waarvan het duplicaat voor ontvangst wordt ondertekend door de werkgever;
3° het in 1° van deze paragraaf bedoelde geschrift vermeldt de begin- en einddatum van het ouderschapsverlof.
Per aanvraag kan slechts één aaneengesloten periode van ouderschapsverlof worden gevraagd.
§ 2. Tenzij anders wordt bepaald, moet aan alle voorwaarden in het kader van dit besluit zijn voldaan op het moment waarop het ouderschapsverlof ingaat. "
Art.4. In artikel 6, § 3, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen wordt het bedrag " 17 411 frank " telkens vervangen door " 508,92 euro ".
Art.5. In artikel 8, § 2bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 1° wordt vervangen als volgt :
" 1° voor de voltijdse werknemers die hun arbeidsprestaties met een vijfde verminderen op 86,32 euro. Voor de werknemer die uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft wordt dit bedrag van 86,32 euro vervangen door 116,08 euro. ";
2° in het eerste lid, 4° wordt het bedrag van " 8 705 frank " vervangen door " 254,46 euro ";
3° in het tweede lid, 1° wordt het bedrag van " 6 964 frank " vervangen door " 172,63 euro ";
4° in het tweede lid, 4° wordt het bedrag van " 17 411 frank " vervangen door " 431,61 euro ".
Art.6. In hetzelfde koninklijk besluit worden opgeheven :
1° artikel 8, § 2bis, eerste lid, 2° en 3°;
2° artikel 8, § 2bis, tweede lid, 2° en 3°.
Art.7. De artikelen 1 tot 3 van dit besluit zijn van toepassing op de aanvragen bedoeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997, die worden ingediend vanaf de inwerkingtreding van voorliggend besluit. De verloven die werden aangevraagd voor die datum blijven volledig onderworpen aan het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 zoals dit van toepassing was voor de inwerkingtreding van voorliggend besluit.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen opgenomen in de artikelen 4 en 5 zijn van toepassing op alle uitkeringen betaald vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en die ten vroegste betrekking hebben op de maand juli 2005.
(Ingeval de toepassing van de nieuwe regels rond de splitsing van het ouderschapsverlof in de vorm van een vermindering van arbeidsprestaties met één vijfde, zoals geregeld door artikel 1 van dit besluit, voor gevolg heeft dat de werknemer niet de volledige periode van vijftien maanden vermindering van arbeidsprestaties met één vijfde kan genieten, heeft de werknemer, in afwijking van artikel 1, recht op de onderbrekingsuitkeringen wanneer hij het resterende gedeelte van dit verlof opneemt waarbij wordt afgeweken van de vereiste periode van splitsing. Van deze mogelijkheid kan slechts één keer gebruik gemaakt worden.) <KB 2005-10-14/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-07-2005>
Art. 9. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
Voor de Minister van Werk, afwezig :
De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven,
J. VANDE LANOTTE.