20 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor de werking en financiering van een Sociaal Stookoliefonds. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-01-2005 en tekstbijwerking tot 28-12-2006)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Taakstelling, financiering en erkenning van het Sociaal Stookoliefonds.
Afdeling 1. - Taakstelling van het Verwarmingsfonds.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Financiering van het Verwarmingsfonds.
Art. 4-10
Afdeling 3. - Erkenning en verplichtingen van het Verwarmingsfonds.
Subafdeling 1. - Erkenning van het Verwarmingsfonds.
Art. 11-12
Subafdeling 2. - Verplichtingen van het Verwarmingfonds.
Art. 13
Afdeling 4. - Controle van het Verwarmingsfonds.
Art. 14
HOOFDSTUK III. - Toezicht, schorsing en opheffing van de erkenning, administratieve geldboetes.
Afdeling 1. - Toezicht.
Art. 15
Afdeling 2. - Schorsing en opheffing van de erkenning.
Art. 16
Afdeling 3. - Administratieve geldboetes.
Art. 17-19
HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen.
Art. 20
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Voorfinanciering van het Verwarmingsfonds.
Art. 21-27
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 28-29
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° De Minister : de Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft;
2° Sociaal Stookoliefonds : de overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van dit besluit erkende rechtspersoon, hierna genoemd " het Verwarmingsfonds;
3° Algemene directie : de Algemene directie Energie van de FOD Economie;
4° (Accijnsplichtige onderneming : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die brandstoffen in verbruik stelt of bij wie tekorten van brandstoffen worden vastgesteld en in die hoedanigheid overeenkomstig de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop, gehouden is tot betaling van accijnzen, en de programmawet van 27 december 2004;) <KB 2005-10-24/30, art. 1, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005>
5° Fonds voor de Analyse van aardolieproducten : het fonds bedoeld in artikel 2 van de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen;
6° In verbruik stellen : de uitslag tot verbruik bedoeld in de artikelen 6, 7, 10 en 11 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop, gehouden is tot betaling van accijnzen;
7° Voorfinanciering : het bedrag dat, ter financiering van de verwarmingstoelagen in de winter van 2004-2005, door de accijnsplichtige ondernemingen op 15 februari 2005 wordt gestort. De totaliteit van deze voorschotten bedraagt 17 miljoen euro;
8° Voorschot : het deel van de voorfinanciering dat een accijnsplichtige onderneming in november 2004 vervroegd gestort heeft aan de Staat ter financiering van de verwarmingstoelagen. De totaliteit van de voorschotten gestort door de accijnsplichtige ondernemingen bedraagt 5 miljoen euro;
9° De financiële middelen : de gelden waarover het Verwarmingsfonds de beschikking krijgt door de voorfinancieringen en de bijdragen die gestort worden door de accijnsplichtige ondernemingen ter financiering van de netto reële kost van de verwarmingstoelagen.
HOOFDSTUK 2. - Taakstelling, financiering en erkenning van het Sociaal Stookoliefonds.
Afdeling 1. - Taakstelling van het Verwarmingsfonds.
Art.2. De Minister erkent, onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 11 en 12 van dit besluit, het Verwarmingsfonds.
Art.3. § 1. Het Verwarmingsfonds heeft als taken :
1° de inning en het beheer van de bijdragen nodig ter financiering van de reële netto kost van de verwarmingstoelagen als bepaald in § 2 van dit artikel;
2° (...); <KB 2005-10-24/30, art. 2, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005>
3° het voorzien van de openbare centra van maatschappelijk welzijn van de nodige financiële middelen voor het toekennen van de verwarmingstoelagen volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 213 en 214 van de programmawet van 27 december 2004;
4° het verzorgen van de publiciteit met betrekking tot het bestaan en de toekenningvoorwaarden van de verwarmingstoelagen.
(5° het verzorgen van publiciteit naar de doelgroepen van het Sociaal Stookoliefonds toe met betrekking tot het systeem van wettelijke minimumvoorwaarden voor het aankopen van huisbrandolie met spreiding van betaling zoals bepaald in het koninklijk besluit van 20 januari 2006 houdende de minimumvoorwaarden van contracten tot levering van huisbrandolie met spreiding van betaling aangeboden door geregistreerde handelaren.) <W 2006-12-27/32, art. 50, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
§ 2. De reële netto kost van de verwarmingstoelagen behelst
1° de bedragen van de verwarmingstoelagen die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn aan de verbruikers worden toegekend;
2° de werkingskosten toegekend aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° de beheerskosten van het Verwarmingsfonds voor zijn werking.
De beheerskosten van het Verwarmingsfonds zullen jaarlijks bepaald worden door de raad van bestuur met vetorecht van de regeringscommissaris
Afdeling 2. - Financiering van het Verwarmingsfonds.
Art.4. Ter financiering van de reële netto kost van de verwarmingstoelagen zijn de accijnsplichtige ondernemingen gehouden een bijdrage te storten aan het Verwarmingsfonds.
Art.5. <KB 2005-10-24/30, art. 3, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005> § 1. De bijdrage op de aardolieproducten aangewend voor verwarming ten laste van de verbruikers van deze producten die, ten voordele van het Verwarmingsfonds, door de accijnsplichtige ondernemingen wordt geïnd bedraagt :
a) Voor gasolie verwarming : 0,0016 euro per liter brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;
b) Voor lamppetroleum : 0,0016 euro per liter brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;
c) Voor propaan : 0,0010 euro per liter of 0,00196 euro/kg brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;
§ 2. Als aardolieproducten aangewend voor verwarming dienen te worden beschouwd :
a) Voor gasolie verwarming : de hoeveelheden vervat in de GN-codes 27 10 19 41, 45 en 49 in verbruik gesteld met betaling (...) van de tarieven bepaald in artikel 419, e), iii en artikel 419, f), iii, van de programmawet van 27 december 2004, hoofdstuk XVIII; <W 2006-12-27/32, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
b) Voor lamppetroleum : de hoeveelheden vervat in de GN-code 27 10 19 25 in verbruik gesteld met betaling (...) van de tarieven bepaald in artikel 419, d), iii van de programmawet van 27 december 2004, hoofdstuk XVIII; <W 2006-12-27/32, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
c) Voor propaan : de hoeveelheden vervat in de GN-code 27 11 12 in verbruik gesteld met betaling (...) van de tarieven bepaald in artikel 419, h), iii van de programmawet van 27 december 2004, hoofdstuk XVIII; <W 2006-12-27/32, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
De verwijzingen in deze paragraaf naar de codes van de gecombineerde nomenclatuur hebben betrekking op de gecombineerde nomenclatuur van toepassing op 1 januari 2003 van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschap.
(§ 3. Aardolieproducten bedoeld in § 2 die door de verbruiker aangewend worden voor industriële en commerciële doeleinden zijn vrijgesteld van de bijdrage ter financiering van het Sociaal Stookoliefonds.) <W 2006-12-27/32, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art.6. Deze bijdrage wordt voor alle aardolieproducten aangewend voor verwarming voor de eerste maal van toepassing bij de eerste daling van de maximumprijs van gasolieverwarming na het van kracht worden van dit besluit.
Ze blijft van kracht zolang de financiële middelen van het Verwarmingsfonds en de OCMW's, een maximumdrempel van 40 miljoen euro niet bereikt hebben.
Wanneer de financiële middelen waarover het Verwarmingsfonds en de OCMW's in het kader van de wet en dit besluit op een gegeven tijdstip beschikken een maximumdrempel van 40 miljoen euro bereiken wordt de bijdrage op de aardolieproducten vermeld in artikel 5 gelijk aan 0 euro/liter en dit tot op het ogenblik waarop de financiële middelen van het Verwarmingsfonds een minimumdrempel van 22 miljoen euro bereiken.
Eens de minimumdrempel bereikt, worden deze bijdragen gelijk aan de bijdragen vermeld in artikel 5 en dit tot de financiële middelen van het Verwarmingsfonds terug de 40 miljoen euro bereiken.
De Minister zal, indien nodig, de praktische modaliteiten bepalen om te vermijden dat deze minimum- en maximumdrempels overschreden worden.
Art.7. § 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, 2°, betekent het Verwarmingsfonds of een door hem aangestelde instantie de accijnsplichtige ondernemingen, uiterlijk op de laatste werkdag van de derde maand volgend op ieder kwartaal, welke stortingen zij krachtens dit besluit verschuldigd zijn en dit op basis van de (in de loop van dat kwartaal of in de afgelopen 12 weken) ter verbruik aangeboden hoeveelheden aardolieproducten bepaald in artikel 5 zoals deze zijn vastgesteld in het kader van het accijnsstelsel van de minerale oliën. <W 2006-12-27/32, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
§ 2. Daartoe vermeldt het Fonds voor de analyse van aardolieproducten op basis van de gegevens waarover het beschikt, uiterlijk op de 15e werkdag van de derde maand die volgt op een kwartaal aan het Verwarmingsfonds de hoeveelheden die iedere accijnsplichtige onderneming (in de loop van dat kwartaal of in de afgelopen 12 weken) in verbruik heeft gesteld. <W 2006-12-27/32, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
§ 3. (eerste lid opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
De accijnsplichtige onderneming beschikt over een termijn van één maand, ter rekenen vanaf de datum van ontvangst van de betekening bedoeld in § 1, om per aangetekend schrijven bij de Algemene directie bezwaar aan te tekenen tegen het betekende bedrag.
Bezwaren die aangetekend worden na het verstrijken van de termijn bedoeld in vorig lid, of die betrekking hebben op een verschil kleiner of gelijk aan vijfentwintig euro, zijn niet ontvankelijk.
De Algemene directie doet over het aangetekende bezwaar uitspraak binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaar. Bij gebreke van uitspraak binnen de voornoemde termijn, wordt het bezwaar geacht stilzwijgend te zijn afgewezen.
§ 4. (De accijnsplichtige ondernemingen storten de bijdragen voor het Sociaal Stookoliefonds op de ontvangstenrekening van het Sociaal Stookoliefonds VZW. Ondernemingen die geen bezwaarschrift ingediend hebben doen dit uiterlijk op de laatste werkdag van de maand volgend op de datum van ontvangst van de betekening bedoeld in § 1. Ondernemingen die een bezwaarschrift ingediend hebben storten ten laatste op de laatste werkdag van de maand volgend op de datum van ontvangst van de uitspraak of op de datum van beëindiging van de uitspraaktermijn bedoeld in § 3.) <W 2006-12-27/32, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
(§ 5. Indien het verschuldigde bedrag voor een kwartaal kleiner is dan 25 euro, dan wordt dit bedrag in dat kwartaal niet gefactureerd, maar verschoven naar het volgende kwartaal.) <KB 2005-10-24/30, art. 4, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005>
Art.8. De bijdragen zullen verrekend worden via de Programmaovereenkomst betreffende de regeling van de verkoopprijzen van de aardolieproducten.
Art.9. (§ 1. De bijdragen worden verplicht gefactureerd op alle aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2 en dit in de gehele distributieketen tot op het niveau van de verbruiker. Zij worden evenwel niet gefactureerd aan verbruikers die de aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2, aanwenden voor industriële en commerciële doeleinden wanneer de handelaar instaat voor de regularisatie van de accijns of voor landbouw, tuinbouw, bosbouw en visvangst.) <W 2006-12-27/32, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
De factuur bevat de vermelding dat in de factuurprijs de bijdrage voor het Verwarmingsfonds inbegrepen is
Voor propaan wordt de bijdrage uitgedrukt in euro/ton op het ogenblik waarop in verbruik wordt gesteld en wordt de bijdrage verder in de distributieketen vermeld in euro/liter.
(§ 2. Handelaars die aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2, aankopen bij een erkend entrepothouder en deze verkopen aan verbruikers die deze aanwenden voor industriële en commerciële doeleinden kunnen de betaalde bijdragen voor het Sociaal Stookoliefonds recupereren bij deze erkende entrepothouder. Hiertoe bezorgt de handelaar de erkend entrepothouder ten laatste op het einde van de maand volgend op de datum van validatie door de accijnsadministratie het attest dat geldt als bewijs van bijbetaling van de accijnzen.
De recuperatie van de bijdrage door de handelaars bij de erkend entrepothouder gebeurt ten laatste in de week volgend op de aanvaarding van de hoeveelheden door de Algemene directie in de bezwaarprocedure bedoeld in artikel 7, § 3.
§ 3. Als attesten die gelden als bewijs van bijbetaling van de accijnzen gelden de volgende door douane en accijnzen gevalideerde documenten :
a) het document "Gebruik van energieproducten - industriële en commerciële doeleinden", bepaald als bijlage X bij het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene bepaling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop of;
b) een aangifte ten verbruik ACC4 met de vermelding "spontane aangifte" in het vak 44.
§ 4. De erkend entrepothouder tekent bezwaar aan bij de Algemene Directie na ontvangst van de betekening van de in het vorige kwartaal of in de voorgaande periode van 12 weken in verbruik gestelde hoeveelheden aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2. Het bezwaar heeft ten minste betrekking op die hoeveelheden die door zijn handelaren voor industriële en commerciële doeleinden werden geleverd en waarvoor hij een attest bekomen heeft overeenkomstig de bepalingen in §§ 2 en 3. Dit bezwaar wordt betekend volgens de procedure en binnen de termijn bepaald in artikel 7, § 3, tweede zin, en met voorlegging van de attesten bedoeld in § 3. De Algemene directie brengt de aanvaarde hoeveelheden van het bezwaarschrift in mindering van de door de erkend entrepothouder tijdens de betrokken periode in verbruik gestelde aardolieproducten aangewend voor verwarming.
§ 5. Gebruikers die de aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2 aanwenden voor industriële en commerciële doeleinden en zelf de te weinig betaalde accijnzen terugbetalen, recupereren de bijdrage voor het Sociaal Stookoliefonds bij de VZW Sociaal Stookoliefonds door voorlegging van het attest bedoeld in § 3, 1° en dit voor het einde van de maand volgend op het kwartaal waarin zij de betrokken hoeveelheden ontvangen hebben.) <W 2006-12-27/32, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art.10. Het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten deelt aan het Verwarmingsfonds, op zijn verzoek, alle noodzakelijke gegevens mee waarover het beschikt die moeten toelaten te onderzoeken of de accijnsplichtige ondernemingen aan de verplichting bedoeld in artikel 4 voldoen.
Afdeling 3. - Erkenning en verplichtingen van het Verwarmingsfonds.
Subafdeling 1. - Erkenning van het Verwarmingsfonds.
Art.11. De erkenning van het Verwarmingsfonds kan door de Minister enkel worden toegekend aan een rechtspersoon die aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° stichtende leden hebben die in hun globaliteit voor 60% representatief zijn voor de distributie van de aardolieproducten bepaald in artikel 5;
3° als uitsluitend statutair doel hebben : de uitvoering van de opdracht omschreven in artikel 3, § 1, volgens de modaliteiten voorzien in de wet en dit besluit;
4° de bestuurders van de rechtspersoon en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden dienen hun burgerlijke en politieke rechten te bezitten;
5° over de nodige middelen beschikken om, voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 4 en 21, de volbrenging van zijn opdracht voor te bereiden en zijn initiële werkingskosten te dekken;
6° (De volgende vertegenwoordigers worden als lid door de vereniging zonder winstoogmerk aanvaard :
- Drie vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
- Eén vertegenwoordiger van de algemene directie;
- Eén vertegenwoordiger van de Programmatorische Overheidsdienst Sociale Integratie.
De overheidsvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de OCMW's zetelen met stemrecht in de organen van de vennootschap zonder winstoogmerk.
Een regeringscommissaris, aangeduid door de Minister, zetelt in de raad van bestuur als waarnemer, met uitzondering van hetgeen bepaald is in artikel 14, § 3.
7° (de leden van de raad van bestuur, met uitzondering van de leden bedoeld in 6°, zijn tewerkgesteld door de betrokken beroepsorganisaties of zijn afgevaardigd door ondernemingen die lid zijn van deze organisaties.) <KB 2005-10-24/30, art. 5, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005>
Art.12. § 1. De aanvraag tot het bekomen van een erkenning moet per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs in 3 exemplaren worden ingediend bij de Minister.
§ 2. De aanvraag bevat de volgende informatie :
1° een kopij van de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde statuten;
2° een ondernemingsplan en begroting voor het eerste werkingsjaar dat onder meer de volgende gegevens bevat :
- De inningwijzen van de bijdrage;
- Een financieel plan;
- De wijzen van toewijzing van de inkomsten bestemd voor de werking van het te erkennen Fonds, onder meer de opbouw van reserves;
- Een schatting van de beheerskosten;
- Een inzicht in de wijze van belegging.
§ 3. De Minister beslist binnen de 3 maand na ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht stilzwijgend verkregen te zijn voor een periode van 5 jaar. In dat geval is het Verwarmingsfonds gehouden zich te gedragen naar de gegevens van het aanvraagdossier tot erkenning en naar de bepalingen van de wet en van dit besluit
Indien het aanvraagdossier onvolledig is, of indien het niet alle punten vermeld in §§ 1 en 2 bevat of indien de Minister bijkomende informatie vraagt, wordt deze termijn geschorst tot op het ogenblik dat de Minister, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, de aanvrager meedeelt dat het dossier volledig is of de verstrekte informatie voldoende is
Bij ontstentenis van een aangetekend schrijven binnen de drie maanden na antwoord van het Verwarmingsfonds, wordt het dossier geacht stilzwijgend volledig te zijn of dat de informatie voldoende is
§ 4. De erkenning wordt verleend voor een periode van 5 jaar en is hernieuwbaar.
Een dossier tot verlenging van de erkenning wordt bij de Minister ingediend ten minste 9 maanden voorafgaand aan de einddatum van de voorgaande erkenning. De Minister beslist binnen de 3 maand na ontvangst van de hernieuwingsaanvraag. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn wordt de hernieuwing geacht stilzwijgend verkregen te zijn.
De beslissing tot erkenning of hernieuwing van de erkenning wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Subafdeling 2. - Verplichtingen van het Verwarmingfonds.
Art.13. Het Verwarmingsfonds is gehouden tot :
1° het voldoen aan de voorwaarden van de erkenning;
2° het innen van de bijdragen van de accijnsplichtige ondernemingen op niet discriminerende en niet geïndividualiseerde wijze, teneinde de reële netto kost van de verwarmingstoelagen te dekken;
(Het Verwarmingsfonds doet hiertoe een beroep op de diensten van het Fonds voor de Analyse van aardolieproducten. Het Fonds voor de Analyse van aardolieproducten kan hiervoor aan het Verwarmingsfonds een onkostenvergoeding aanrekenen.) <W 2006-12-27/32, art. 54, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Desgevallend maakt deze onkostenvergoeding het voorwerp uit van een overeenkomst tussen het Verwarmingsfonds en de Belgische Staat :
3° het ter beschikking stellen van de voorschotten, de saldi van de voorschotten en het bedrag voor de werkingskosten aan de uitkerende openbare centra voor maatschappelijk welzijn volgens de modaliteiten bepaald in de wet;
4° het maken van publiciteit voor het bestaan en de toekenningvoorwaarden van de verwarmingstoelagen;
5° het beleggen van de financiële middelen als een goede huisvader en op een correcte en niet-speculatieve wijze;
6° het respecteren van het verbod om de financiële middelen door middel van beleggingsportefeuilles beheerd door derden te beheren;
7 ° het aanwenden van de interesten op de financiële middelen waarover het beschikt louter en alleen voor het vervullen van de taken bepaald in artikel 3, § 1;
8 ° het meedelen op kwartaalbasis van de financiële middelen waarover het beschikt aan de Algemene directie;
9 ° het aanstellen van bedrijfsrevisoren voor de controle van de inning van de verplichte bijdragen, alsmede de controle van de balans en jaarrekening van het Verwarmingsfonds,
10 ° het jaarlijks neerleggen bij de Minister van de balansen en resultaatsrekeningen van het voorbije jaar en de begroting voor het volgende jaar, binnen de termijnen bepaald door en in de vorm voorgeschreven door de Minister;
11 ° het meedelen aan de Minister van elke wijziging van de statuten, samenstelling van de algemene vergadering of de raad van bestuur
Afdeling 4. - Controle van het Verwarmingsfonds.
Art.14. § 1. Het Verwarmingsfonds staat onder de controlebevoegdheid van de Minister. Deze controle wordt uitgeoefend door bemiddeling van een regeringscommissaris.
De Koning stelt de bezoldiging vast van de regeringscommissaris. Die bezoldiging is ten laste van het Verwarmingsfonds.
§ 2. De regeringscommissaris waakt over de naleving van de van kracht zijnde wet en de statuten van het Verwarmingsfonds.
§ 3. De regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en heeft er, met uitzondering van zijn vetorecht ter goedkeuring van de beheerskosten, een raadgevende stem. De regeringscommissaris ontvangt de volledige agenda alsmede elk bijbehorend document, uiterlijk vijf werkdagen voor de datum van de vergaderingen, behoudens met redenen omklede buitengewone omstandigheden. De regeringscommissaris ontvangt de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur.
De regeringscommissaris kan te allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen, van alle documenten en geschriften van het Verwarmingsfonds. Hij kan van de leden en voorzitter van de raad van bestuur, van de algemeen directeur, van de leden van de directie en de aangestelden van het Verwarmingsfonds alle verduidelijkingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
Het Verwarmingsfonds stelt ter beschikking van de regeringscommissaris de menselijke en materiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat. De Minister kan, indien hij zulks nuttig acht, de regeringscommissaris laten bijstaan door deskundigen, wier bezoldiging ten laste is van het Verwarmingsfonds.
§ 4. De regeringscommissaris kan binnen een termijn van zes werkdagen beroep aantekenen bij de Minister aan wie hij verslag uitbrengt tegen elke beslissing van organen van het Verwarmingsfonds, die hij strijdig acht met de wet of met de statuten van het Verwarmingsfonds. Dit beroep is eveneens mogelijk tegen elke beslissing die erop gericht is taken die het Verwarmingsfonds zelf kan uitvoeren, toe te wijzen aan derden.
De termijn om een beroep in te stellen tegen de raad van bestuur gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en in het tegenovergestelde geval, de dag waarop de beslissing aan hem werd betekend of, bij gebrek daaraan, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen. Voor de andere beslissingen van de organen van het Verwarmingsfonds gaat die termijn in vanaf de betekening van de beslissing aan de regeringscommissaris of, zoniet vanaf de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen.
Het beroep is opschortend.
Elk beroep van de regeringscommissaris wordt dezelfde dag bij aangetekend schrijven medegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur, aan de algemeen directeur en aan de Minister.
§ 5. Binnen een termijn van twintig werkdagen, ingaand dezelfde dag als de in § 4 bedoelde termijn, betekent de Minister aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan de algemeen directeur, de nietigverklaring van de beslissing.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen de in het vorige lid bedoelde termijn, krijgt de beslissing van het Verwarmingsfonds een definitief karakter.
§ 6. Elk jaar brengt de raad van bestuur verslag uit bij de Minister over de uitvoering door het Verwarmingsfonds van zijn taken.
§ 7. Wanneer de naleving van de wet of van de statuten van het Verwarmingsfonds dit vereist, kan de Minister of de regeringscommissaris het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.
HOOFDSTUK III. - Toezicht, schorsing en opheffing van de erkenning, administratieve geldboetes.
Afdeling 1. - Toezicht.
Art.15. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de Minister gemachtigde ambtenaren van de Algemene Directie belast met het toezicht op de bepalingen van huidig besluit.
Afdeling 2. - Schorsing en opheffing van de erkenning.
Art.16. § 1. In geval één van de verplichtingen voorzien in artikel 13 niet wordt nagekomen, kan de Minister per aangetekend schrijven een waarschuwing richten aan het Verwarmingsfonds.
§ 2. De Minister kan overgaan tot schorsing of opheffing van de erkenning van het Verwarmingsfonds indien
1° geen voldoende gevolg aan de eerste waarschuwing werd gegeven;
2° het Verwarmingsfonds niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen opgesomd in artikel 13;
3° het Verwarmingsfonds niet handelt overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten of haar statuten;
4° afwending van gelden wordt vastgesteld.
De erkenning kan alleen geschorst of opgeheven worden indien de vertegenwoordiger(s) van het Verwarmingsfonds door de Minister voorafgaandelijk werd(en) gehoord.
§ 3. Indien de erkenning van het Verwarmingsfonds wordt opgeheven, kan de Minister alle passende maatregelen nemen ter vrijwaring van de rechten van de accijnsplichtige ondernemingen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verbruikers of andere benadeelden.
Ingeval de erkenning wordt opgeschort, wordt de bijdrageplicht bedoeld in de artikelen 4, 5 en 24 van huidig besluit opgeschort.
Ingeval de erkenning wordt opgeheven, wordt de bijdrageplicht bedoeld in de artikelen 4, 5 en 24 van huidig besluit opgeheven.
Van de opschorting en opheffing wordt onverwijld in het Belgisch Staatsblad melding gemaakt.
§ 4. Na opheffing van de erkenning van het Verwarmingsfonds komen de financiële middelen toe aan de Staat of, in geval van de erkenning van een nieuw Fonds, aan het nieuwe Fonds.
Afdeling 3. - Administratieve geldboetes.
Art.17. Indien het Verwarmingsfonds de verplichtingen bedoeld in artikel 13 niet naleeft, dan kunnen de personen vermeld in artikel 15, op basis van de beschikbare gegevens, een administratieve geldboete opleggen waarvan het bedrag niet hoger kan zijn dan 25.000 euro
Art.18. De administratieve geldboete dient te worden voldaan binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag van de betekening van de beslissing die de administratieve geldboete oplegt
Art.19. De opbrengst van de administratieve geldboete komt toe aan de Staat.
HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen.
Art.20. Worden bestraft met een gevangenisstraf van één week tot twee maanden en met een geldboete van tien maal de ontdoken bijdrage, met een minimum van 250 euro, of met één van deze straffen alleen : zij die de bepalingen van de artikelen 4, 21 en 24, § 1, overtreden.
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Voorfinanciering van het Verwarmingsfonds.
Art.21. § 1. Ter financiering van de verwarmingstoelagen toegekend tijdens de winter van 2004-2005 storten de accijnsplichtige ondernemingen die de producten bedoeld in artikel 5 in 2003 in verbruik hebben gesteld op 15 februari 2005 voorfinancieringen voor een totaal bedrag van 17 miljoen euro aan het Verwarmingsfonds.
§ 2. Het aandeel van elke individuele accijnsplichtige onderneming is in verhouding tot het volume producten bedoeld in artikel 5 dat zij in de loop van het jaar 2003 in verbruik heeft gesteld of waarvan tekorten zijn vastgesteld.
Art.22. § 1. De hoeveelheden bedoeld in artikel 21, § 2, worden door Algemene directie aan de accijnsplichtige onderneming betekend
§ 2. De accijnsplichtige onderneming beschikt over een termijn van één week, ter rekenen vanaf de datum van ontvangst van de betekening bedoeld in § 1, om per aangetekend schrijven bij de Algemene directie bezwaar aan te tekenen tegen het betekende bedrag.
Bezwaren die aangetekend worden na het verstrijken van de termijn bedoeld in vorig lid, of die betrekking hebben op een verschil kleiner of gelijk aan vijfentwintig euro, zijn niet ontvankelijk.
De Algemene directie doet over het aangetekende bezwaar uitspraak binnen een termijn van één week, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaar. Bij gebreke van uitspraak binnen de voornoemde termijn, wordt het bezwaar geacht stilzwijgend te zijn afgewezen.
Art.23. Accijnsplichtige ondernemingen, die deel hebben genomen aan het voorschot bedoeld in artikel 1, 8°, brengen hun aandeel in dit voorschot in mindering van de door hen te betalen voorfinanciering
Art.24. § 1. (Ter recuperatie van de voorfinanciering van 17 miljoen euro wordt een bijdrage gelegd op de aardolieproducten bedoeld in artikel 5, § 2.
Deze bijdrage bedraagt :
a) Voor gasolie verwarming : 0,0028 euro per liter brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;
b) Voor lamppetroleum : 0,0028 euro per liter brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;
c) Voor propaan : 0,0017 euro per liter of 0,00333 euro/kg brandstof die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld;) <KB 2005-10-24/30, art. 6, 002 ; Inwerkingtreding : 17-11-2005>
§ 2. Deze bijdragen worden geheven vanaf 1 maart 2005 en vervallen één jaar na hun van kracht wording.
§ 3. De accijnsplichtige onderneming houdt een boekhouding bij die toelaat om na afloop van de periode bedoeld in § 2 de totale bedragen vast te stellen die zij ontvangen heeft op basis van de in § 1 bedoelde bijdrage. Na afloop van de periode bedoeld in § 2. zal de accijnsplichtige onderneming elk overschot ten opzichte van haar Voorfinanciering aan het Verwarmingsfonds storten. Omgekeerd, zal elk tekort van de accijnsplichtige onderneming ten opzichte van haar Voorfinanciering na afloop van de periode bedoeld in § 2. aan haar terugbetaald worden door het Verwarmingsfonds.
De Algemene directie verstrekt het Verwarmingsfonds voor deze afrekening alle noodzakelijke gegevens.
Art.25. De bijdragen zullen voor de periode vastgesteld in § 2 verrekend worden via de Programmaovereenkomst betreffende de regeling van de verkoopprijzen van de aardolieproducten.
Art.26. De bijdragen worden verplicht gefactureerd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die de producten bedoeld in artikel 5 koopt in België. In het geval dat de producten worden geleverd aan personen die deze zelf niet verbruiken, zullen deze personen de bijdragen verder doorfactureren tot op het ogenblik waarop de bijdragen worden gefactureerd aan de finale consument.
De factuur bevat de vermelding dat in de factuurprijs de bijdrage voor het Verwarmingsfonds inbegrepen is
Voor propaan wordt de bijdrage uitgedrukt in euro/ton op het ogenblik waarop in verbruik wordt gesteld en wordt de bijdrage verder in de distributieketen vermeld in euro/liter.
Art.27. Tot op het moment van publicatie van de ministeriële erkenning van het Verwarmingsfonds worden de bijdragen bedoeld in de artikels 4, 21, § 1 en. 24, § 1, door de accijnsplichtige ondernemingen gestort op een ontvangstenrekening van de Algemene directie. De Algemene directie vervult de taken gedefinieerd in artikel 3, § 1, 1°, 2° en 3°. De Programmatorische Overheidsdienst Sociale Integratie verzorgt in deze periode de taak bedoeld in artikel 3, § 1, 4°.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.28. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 29. Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse handel en Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
M. VERWILGHEN.