Details





Titel:

17 MAART 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van sommige nadere regels voor de erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-07-2004 en tekstbijwerking tot 10-11-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Procedures voor de erkenning van de vakantiecentra.
Art. 2-5, 5bis, 6-9
HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de subsidiëring van de vakantiecentra.
Art. 10-16
HOOFDSTUK III/1. [1 Uitzonderlijke steun in het kader van de energiecrisis van 2022.]1
Art. 16/1
HOOFDSTUK IV.
Art. 17
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere maatregelen.]1
Art. 18-21
HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 22-27
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001029500 



Uitvoeringsbesluit(en):

2010029376  2017014081  2022015389  2022041912  2022042658 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
  1° "Decreet" : het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;
  2° "[1 Minister]1" : de Minister tot wiens bevoegdheid het Beleid inzake Kinderwelzijn behoort;
  3° "O.N.E. " : l'Office de la Naissance et de l'Enfance;
  [1 4° " vrijwilliger " : iedere niet-vergoede natuurlijke persoon die een vrijwilligersactiviteit uitoefent zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers;
   5° " algemene adviescommissie " : de algemene adviescommissie bedoeld bij artikel 17bis van het decreet;
   6° " commissie betreffende de erkenning " : de commissie betreffende de erkenning bedoeld bij artikel 17bis, § 1, van het decreet.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

HOOFDSTUK II. - Procedures voor de erkenning van de vakantiecentra.
Art.2.[1 De aanvraag om erkenning of vernieuwing van erkenning van een inrichtende macht van vakantiecentra geschiedt via het formulier waarvan het model zich in bijlage I bevindt. Een afschrift van het project van opvang bedoeld in artikel 7, 3°, van het decreet wordt bij de aanvraag gevoegd.
   Indien een inrichtende macht van vakantiecentra niet erkend wordt in het kader van het decreet van 20 juni 1980 dat de erkenningsvoorwaarden voor het toekennen van toelagen aan jeugdverenigingen bepaalt, voegt hij, bovendien, een afschrift van de statuten van de vereniging bij de aanvraag bedoeld bij het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.3. De aanvraag om erkenning wordt ingediend bij de O.N.E. uiterlijk negentig dagen vóór het begin van de activiteiten. De aanvraag om vernieuwing van erkenning wordt ingediend bij de O.N.E. uiterlijk negentig dagen vóór het einde van de erkenning.

Art.4.[1 De O.N.E.]1 onderzoekt het dossier en dient binnen de zestig dagen van de indiening van de volledige aanvraag, een voorstel in bij de Minister betreffende de erkenning of de vernieuwing van erkenning.
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.5. De Minister beslist over de aanvraag binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van het voorstel gedaan door de O.N.E..

Art. 5bis. [1 Op advies of voorstel van de O.N.E., kan de Minister de erkenning van een inrichtende macht van vakantiecentra intrekken die niet meer aan de vereisten van het decreet of van dit besluit voldoet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2009-05-27/73, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.6.[1 In geval van weigering van de erkenning of van de vernieuwing ervan of in afwezigheid van een antwoord op de aanvraag om erkenning of vernieuwing van de erkenning binnen een termijn van negentig dagen na de indiening van het volledig dossier van de aanvraag of ingeval van intrekking van de erkenning, heeft de inrichtende macht van vakantiecentra de mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de Regering, per aangetekende brief met vermelding van de redenen van dit beroep, binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing tot weigering van de erkenning of na het einde van de termijn van negentig dagen.
   In de gevallen bedoeld bij het eerste lid heeft de inrichtende macht van het vakantiecentrum tevens de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag om erkenning in te dienen volgens de procedure bedoeld bij de artikelen 2 en volgende. Deze nieuwe aanvraag om erkenning wordt ingediend minimum 120 dagen, ofwel vanaf de betekening van de beslissing tot weigering van de erkenning of vernieuwing van de erkenning of de beslissing tot intrekking van erkenning, ofwel na het verstrijken van de termijn van negentig dagen, ofwel, desgevallend, nadat een beslissing werd genomen over het beroep bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.7.[1 In geval van beroep maakt de Regering de zaak aanhangig bij de algemene adviescommissie, die op haar beurt het advies van de commissie betreffende de erkenning aanvraagt.
   De algemene adviescommissie geeft aan de Regering kennis van het advies van de commissie betreffende de erkenning binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van het beroep.
   De commissie betreffende de erkenning kan de verzoeker op diens aanvraag horen.
   De Regering beslist over het beroep binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van het advies overgezonden door de algemene adviescommissie.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.8.[1 De commissie betreffende de erkenning bestaat uit de categorieën van de volgende leden, die alle leden zijn van de algemene adviescommissie :
   1° een voorzitter aangewezen onder de leden van de commissie betreffende de erkenning volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement van deze;
   2° een ambtenaar van de O.N.E. en een vertegenwoordiger van de Minister van Kinderwelzijn;
   3° een afgevaardigde van de Unie van steden en gemeenten van Wallonië en een afgevaardigde van de Vereniging van de stad en gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
   4° vier afgevaardigden van de "Commission consultative des Organisations de Jeunesse" waarvan één voor de organisatie van de vakantiepleinen, één voor de organisatie van vakantieverblijven en één voor de organisatie van vakantiekampen zorgt;
   5° twee afgevaardigden van de inrichtende machten of van de groepering van inrichtende machten van niet-vertegenwoordigde associatieve vakantiecentra overeenkomstig de categorieën 1° tot 4°.
   De leden van de categorieën 1°, 3°, 4° en 5° bedoeld bij het eerste lid zijn stemgerechtigd.
   De commissie betreffende de erkenning heeft haar zetel bij de O.N.E. die voor het secretariaat ervan zorgt.
   Ze wordt bijeengeroepen binnen een minimale termijn van vijf werkdagen vóór elke vergadering wanneer een vraag betreffende de erkenning van een inrichtende macht door de algemene adviescommissie behandeld dient te worden.
   De commissie betreffende de erkenning kan geldig zetelen wat ook het aantal aanwezige leden is voor zover minstens drie categorieën leden vertegenwoordigd zijn. Indien minder dan drie categorieën leden vertegenwoordigd zijn kan een tweede vergadering binnen de veertien dagen samengeroepen worden.
   Ze beraadslaagt en beslist bij de volstrekte meerderheid van de aanwezige leden en achter gesloten deuren.
   De commissie betreffende de erkenning neemt haar eigen huishoudelijk reglement aan. In alle gevallen bepaalt het de toepasselijke deontologische regels, inzonderheid wanneer een dossier betreffende één van haar leden op de agenda staat. Dit huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.9.
  <Opgeheven bij BFG 2009-05-27/73, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de subsidiëring van de vakantiecentra.
Art.10.[1 Elk vakantiecentrum dat voor een subsidie in aanmerking wil komen krachtens dit besluit, is ertoe gehouden zijn activiteiten die plaatsvinden tijdens de herfstvakantie (Allerheiligen), de wintervakantie (Kerstvakantie), de ontspanningsvakantie (Krokusvakantie), de voorjaarsvakantie (Paasvakantie) of de zomervakantie voorafgaandelijk te verklaren, door middel van een formulier waarvan een model zich in bijlage II bevindt.]1
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 218, 006; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.11.[1 Het formulier bedoeld in artikel 10 moet naar de O.N.E. worden gestuurd en dit uiterlijk op 30 april van het lopende jaar voor de vakantie van juli en augustus of dertig dagen voor de activiteiten die tijdens de herfstvakantie (Allerheiligen), de wintervakantie (Kerstmis), de ontspanningsvakantie (Krokusvakantie) of de voorjaarsvakantie (Paasvakantie) plaatsvinden.]1
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 219, 006; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.12.De werkingssubsidie bedoeld in artikel 12 van het decreet wordt berekend op basis van een vast bedrag, vermenigvuldigd met het aantal activiteitsdagen en met het aantal aanwezige kinderen.
  [1 Dat vast bedrag wordt op 1,25 euro vastgesteld. Binnen de perken van de beschikbare kredieten en met inachtneming van de bepalingen terzake bepaald in de beheersovereenkomst van de O.N.E. wordt een vermenigvuldigende coëfficiënt op dit vast bedrag toegepast.
   De werkingssubsidie wordt vermeerderd met een bedrag van 0,4 euro per dag en per kind voor de inrichters die gebruik maken van residentiële infrastructuren permanent en voldoend uitgerust met slaapzalen met bedden, sanitair en lavabo's, die aan de normen inzake brandveiligheid en hygiëne beantwoorden.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.13.[1 De subsidie voor de omkadering, bedoeld bij artikel 11 van het decreet, wordt berekend op basis van het vaste bedrag bedoeld bij artikel 12 vermenigvuldigd ofwel met zes voor de gebrevetteerde animatoren bedoeld bij artikel 5, § 2, 1°, van het decreet, ofwel met tien voor de gebrevetteerde coördinatoren bedoeld bij artikel 5, § 2, 2°, van het decreet, en vermenigvuldigd daarna met het aantal gepresteerde dagen.
   Bij uitzondering op het eerste lid, wordt het vaste bedrag bedoeld bij artikel 12 met vier vermenigvuldigd en met het aantal gepresteerde dagen voor de vrijwillige gebrevetteerde animatoren bedoeld bij artikel 5, § 2, 1°, van het decreet en voor de vrijwillige gebrevetteerde coördinatoren of verantwoordelijken bedoeld bij artikel 5, § 2, 2° en 3°, van het decreet. De bovengrens van deze subsidie wordt bepaald op 3% van de globale begroting bestemd voor de vakantiecentra. Indien nodig, wordt op het vaste bedrag een tweede vermenigvuldigingscoëfficiënt toegepast.
   De subsidie voor de omkadering bedoeld bij het eerste lid en het tweede lid wordt maximum toegekend naar rata van de minimale omkaderingsnormen bepaald bij artikel 10, 3°, van het decreet en binnen de perken vastgesteld in artikel 11 van het decreet.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.14. Het totaal van de financiële bijdragen van de ouders mag het totaal van de kosten van het vakantiecentrum niet overschrijden, na aftrek van de subsidies die zijn toegekend in het kader van dit besluit en andere eventuele subsidies.

Art.15.[1 Het vakantiecentrum moet, uiterlijk 30 september, voor de activiteiten tijdens de zomervakantie en binnen de dertig dagen na het einde van de gesubsidieerde activiteit die plaatsvindt tijdens de [2 herfstvakantie (Allerheiligen), wintervakantie (Kerstmis), ontspanningsvakantie (Carnaval) of lentevakantie (Pasen)]2, het formulier voor de aanvraag tot subsidiëring aan de O.N.E. terugsturen, waarvan het model zich in bijlage III bij dit besluit bevindt.]1
  Wanneer het begeleidend personeel subsidieerbaar is [1 krachtens artikel 13, eerste lid, wordt een verantwoordingsstuk]1 voor de vergoeding [1 ...]1, per vakantiecentrum, gevoegd bij het formulier van de uitbetaling van de subsidies. Dit kan de vorm innemen van een verklaring op erewoord van de inrichtende macht. Deze moet gedurende drie maanden de bewijsstukken van die uitbetalingen ter beschikking stellen van de boekhoudkundige inspectie van de O.N.E..
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BFG 2022-07-14/34, art. 41, 004; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.16.[1 De O.N.E. beslist over de aanvragen tot subsidiëring en zorgt voor de uitbetaling van de subsidies.
   Ingeval de subsidiëring geweigerd wordt, beschikt het vakantiecentrum over de mogelijkheid een beroep in te stellen bij de O.N.E. per aangetekende brief waarin de redenen van het beroep vermeld worden binnen een termijn van 30 dagen na de ontvangst van de beslissing tot weigering. De O.N.E. zendt het beroep aan de Minister over, met een advies.
   De Minister neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van het beroep, op basis van het door de O.N.E. verleende advies.]1
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

HOOFDSTUK III/1. [1 Uitzonderlijke steun in het kader van de energiecrisis van 2022.]1   ----------   (1)
Art. 16/1. [1 Een uitzonderlijke forfaitaire subsidie van 200 euro wordt toegekend aan de krachtens het decreet van 17 mei 1999 erkende operatoren inzake vakantiecentra voor elk van de in artikel 2, 2° van het decreet bedoelde vakantieverblijven die zij tijdens het boekjaar 2022 hebben georganiseerd en waarvoor zij overeenkomstig de artikelen 10 tot 13 van hetzelfde decreet een subsidie hebben aangevraagd.
  Aan de krachtens het decreet van 17 mei 1999 betreffende vakantiecentra erkende operatoren wordt een uitzonderlijke forfaitaire subsidie van 100 euro toegekend voor elk van de in artikel 2, 1°, van het decreet bedoelde vakantiepleinen die zij tijdens het begrotingsjaar 2022 hebben georganiseerd en waarvoor zij overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 13 van hetzelfde decreet subsidie hebben aangevraagd.
  De inrichtende machten van huiswerkscholen die ook een erkenning hebben gekregen in het kader van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra, genieten, naast de subsidies bedoeld in artikel 10/2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 juni 2004 tot vaststelling van bepaalde procedures voor de toepassing van het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en ondersteuning van huiswerkscholen, subsidies van 200 euro en 100 euro voor elk van de vakantieverblijven en elk van de vakantiepleinen waarvoor zij een subsidieaanvraag hebben ingediend tijdens het boekjaar 2022.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-10-27/03, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 17-11-2022>


HOOFDSTUK IV.   
Art.17.
  <Opgeheven bij BFG 2009-05-27/73, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  ----------
  [1HOOFDSTUK IV. - Bijzondere maatregelen.]1
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.18.§ 1. Boven de begeleidingsnormen bepaald in artikel [1 7, 8°,]1 van het decreet, [1 is er per - zelfs gedeeltelijk bezette - groep van drie gehandicapte kinderen tussen 30 maand à 21 jaar oud, geïntegreerd als bedoeld in artikel 15 van het decreet, aanbevolen één animator te hebben]1.   § 2. Boven het vast bedrag bepaald in artikel 12 wordt een bijkomende subsidie van 2 euro voor de integratie van gehandicapte kinderen, per kind en per activiteitsdag, aan de inrichtende macht toegekend. [1 Vanaf 2012 wordt deze aanvulling vermeerderd van 2 tot 2,5 euro.]1[2 Vanaf 2017 wordt dit bijkomend bedrag verhoogd van 2,5 euro tot 7,5 euro.]2   § 3. In afwijking van artikel 13 en in het kader van de initiatieven voor de integratie van gehandicapte kinderen zoals bepaald in artikel 15 van het decreet, wordt de subsidie [1 voor de omkadering]1, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1.   § 4. Onder gehandicapt kind moet worden verstaan, de deelnemer aan het vakantiecentrum, tussen 30 maanden en 21 jaar oud, die een gedeeltelijke of totale hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren.   ----------   (1)   (2)
Art.19.§ 1. Onverminderd artikel [1 7, 8°, a) en d),]1 van het decreet, bedraagt de begeleidingsnorm voor een vakantiecentrum dat georganiseerd wordt voor gehandicapte kinderen, bedoeld in artikel 15 bis van het decreet, één animator voor drie licht gehandicapte kinderen en twee animatoren voor drie zwaar gehandicapte kinderen.
  [1 § 2. Eén animator op vier bedoeld in artikel 5, § 2, 1°, van het decreet, moet kunnen getuigen van een gespecialiseerde opleiding inzake animatie voor aan handicap lijdende kinderen van minimum veertig uur.]1
  § 3. In afwijking van artikel 13 wordt een bijkomende subsidie voor de opvang van gehandicapte kinderen toegekend buiten het vast bedrag bepaald in artikel 12 :
  1° 2 euro per kind en per activiteitsdag voor licht gehandicapte kinderen;
  2° 3 euro per kind en per activiteitsdag voor zwaar gehandicapte kinderen.
  [1 Vanaf 2012, worden deze aanvullingen opgebracht van 2 euro tot 2,5 euro per kind en per activiteitsdag voor de kinderen die aan een lichte handicap lijden en van 3 euro tot 3,5 euro per kind en per activiteitsdag voor de kinderen die aan een zware handicap lijden.]1 [2 Vanaf 2017 worden de bijkomende bedragen van 2,5 euro tot7,5 euro verhoogd per kind en per activiteitsdag voor licht gehandicapte kinderen en van 3,5 euro tot 8,5 euro per kind en per activiteitsdag voor zwaar gehandicapte kinderen.]2
  § 4. In afwijking van artikel 13 en in het kader van de initiatieven voor de opvang van gehandicapte kinderen zoals bepaald in artikel 15bis van het decreet wordt de subsidie [1 voor de omkadering]1, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1.
  § 5. [1 In afwijking van artikel 10, 1°, b), en 2°, a), van het decreet bedraagt de minimale duur]1 van een vakantiecentrum erkend krachtens artikel 15bis van het decreet vijf opeenvolgende dagen waarvan drie volledige dagen en het minimum aantaal ontvangen kinderen is tien.
  § 6. Onder licht gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maanden en 21 jaar oud, die geen hulp of gedeeltelijke hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk :
  1° mentaal gehandicapte kinderen die het buitengewoon onderwijs van type 1 volgen of die aan een integratieproject in het gewoon onderwijs deelnemen;
  2° de kinderen met een trisomie;
  3° de kinderen met motorische of gedragsstoornissen;
  4° de kinderen die doof of stom zijn of die slecht zien;
  § 7. Onder ernstig gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maand en 21 jaar oud, die meer hulp of een volledige hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk :
  1° de kinderen die zich niet kunnen verplaatsen zonder de hulp van een derde of zonder rolstoel;
  2° de kinderen die geen gebruik kunnen maken van hun twee benen of hun twee armen;
  3° de kinderen die doof, stom of blind zijn;
  4° de kinderen die aan ernstige chronische ziekten lijden;
  5° de mentaal gehandicapte kinderen die het buitengewoon onderwijs van type 2 volgen;
  6° de autistische kinderen.
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BFG 2017-11-08/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.20. Van het toepassingsgebied bedoeld in dit besluit worden uitgesloten, de diensten en instellingen die erkend of gesubsidieerd worden door een andere overheid voor de opvang en de dagelijkse begeleiding van gehandicapte kinderen.

Art.21.Het vast bedrag, voor werkingskosten, bedoeld in artikel 12, wordt vermeerderd [1 met 0,5 euro]1 per dag en per kind tussen [1 30 maand en 15 jaar]1 uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu zodra ten minste 30 % van de kinderen uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu aan de activiteiten van het vakantiecentrum deelneemt. De organisator van het vakantiecentrum moet een verklaring op erewoord doen over het aantal kinderen uit op sociaal-economisch vlak minder bedeelde milieus. Als kind van een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu wordt beschouwd, het kind tussen 30 maanden en 15 jaar uit een minder bedeeld familiaal milieu waar ten minste één van de ouders die het kind effectief ten laste heeft, een vervangingsinkomen geniet of van de regelingen inzake sociale bescherming wordt uitgesloten.
  [1 De vermeerdering bedoeld bij het vorige lid wordt opgebracht van 0,5 euro tot 0,6 euro vanaf 2011 en van 0,6 euro tot 0,7 euro vanaf 2012.]1 [2 Vanaf 2017 wordt de vermeerdering van 0,7 euro naar 0,9 euro gebracht.]2
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BFG 2017-11-08/02, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.

Art.22.Bij het opmaken van de jaarlijkse begroting van de Franse Gemeenschap zijn de bedragen van dit besluit gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. [1 Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand september 2009]1.   ----------   (1)
Art.23.[1 De O.N.E.]1 zorgt voor de pedagogische begeleiding en houdt toezicht op de vakantiecentra.
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.24. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2001 tot vaststelling van bepaalde modaliteiten van erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra wordt opgeheven.

Art.25. Het decreet treedt in werking op 20 september 2001.

Art.26. Dit besluit treedt in werking op 17 maart 2004.

Art.27.De Minister [1 tot wiens bevoegdheid het kinderwelzijn behoort]1 wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-27/73, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

BIJLAGEN.

Art. N. Bijlagen niet vertaald. Zie Franse versie.