Details





Titel:

11 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan grijswaterleveranciers voor de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-2004 en tekstbijwerking tot 10-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Aard van de werken en bepaling van de gewestbijdrage.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art. 5-11
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [2 de bevoegde entiteiten : de Vlaamse Milieumaatschappij, hierna de VMM te noemen, [3 het Agentschap Innoveren en Ondernemen]3 en [5 "het Agentschap Landbouw en Zeevisserij"]5;]2
  2° [...]; <BVR 2006-07-20/94, art. 37, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  3° grijswater : onderdeel van het tweedecircuitwater, namelijk oppervlaktewater, hemelwater of het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties, al dan niet na extra behandeling;
  4° grijswaterleverancier : exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, zoals bedoeld in het decreet betreffende water bestemd voor menselijke aanwending van 24 mei 2002, die grijswater aanlevert.
  [2 5° kwetsbare watervoerende lagen : alle grondwaterlichamen in een kwantitatieve ontoereikende toestand;]2
  [2 6° afnemer : de exploitant in het bezit van een af te bouwen grondwatervergunning [4 als vermeld in rubriek 53 van de indelingslijst, als vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]4, op de locatie waar grijswater wordt geleverd.]2
  ----------
  (1)<BVR 2009-01-30/39, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<BVR 2010-03-05/05, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>
  (3)<BVR 2015-12-18/42, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BVR 2015-11-27/29, art. 597, 008; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (5)<BVR 2024-07-19/40, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Art.2. Dit besluit bepaalt de aard van, het percentage van en de procedure tot het verkrijgen van een gewestbijdrage voor de uitbouw van grijswatercircuits.

Art.3. Enkel grijswaterleveranciers kunnen in aanmerking komen voor een gewestbijdrage op basis van de bepalingen van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Aard van de werken en bepaling van de gewestbijdrage.
Art.4.[1 § 1. Enkel werken die gekoppeld zijn aan een rechtstreekse afbouw van de vergunning van grondwaterwinningen uit kwetsbare watervoerende lagen, waarbij de afbouw minstens het equivalent van de afname van grijswater bedraagt, komen in aanmerking voor betoelaging.]1
   [1 § 1bis]1. De gewestbijdrage bedraagt maximaal 60 % van de investeringskosten voor werken die uitgevoerd worden voor :
  1° [1 de bouw van installaties voor behandeling of opslag om grijswater aan te leveren met een kwaliteit die overeenstemt met de beoogde toepassingen;]1
  2° [1 de aanleg van distributieleidingen en hun aanhorigheden om het grijswater te verdelen met uitzondering van de klassieke investeringen van de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk.]1
  § 2. Voor de berekening van de gewestbijdrage, bedoeld in § 1, komen de volgende bedragen in aanmerking :
  1° de raming van de kostprijs van de werken;
  2° de belasting over de toegevoegde waarde;
  3° een forfait van 7 % op de som, bedoeld in 1° en 2°, ter compensatie van de algemene kosten, inherent aan het ontwerp en de uitvoering van de werken.
  § 3. De gewestbijdrage bedraagt eveneens maximaal 60 % voor de onteigeningen die nodig zijn voor de werken vermeld in § 1.
  De gewestbijdrage wordt berekend op basis van een raming, opgemaakt door het Comité tot Aankoop van Onroerende Goederen.
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>

HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art.5.§ 1. Om in aanmerking te komen voor een gewestbijdrage, wordt door de initiatiefnemer een principeaanvraag ingediend bij (VMM) in twee exemplaren. <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  § 2. De principeaanvraag omvat : <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  1° de probleemstelling en een verantwoording van de voorgenomen werken die ook rekening houden met de beschikbare watervoorraden in het gebied;
  2° een beschrijving van het concept van de werken;
  3° een kostenraming van het project [1 met een maximale toewijzing van de geraamde kosten aan de deelnemende industriële ondernemingen en land- en tuinbouwbedrijven]1;
  4° een tijdpad voor de realisatie van het project;
  5° een transparante nota die de financiële haalbaarheid van het project op langere termijn aangeeft [1 en voor elke onderdeel in het project aantoont welke de geraamde kosten zijn en op welke manier deze kosten rechtstreeks toewijsbaar zijn aan het project]1;
  6° een overzicht van de planologische bestemmingen en de gebiedsspecifieke beschermingsstatuten van de gronden en hun omgeving;
  7° een overzicht van de vergunningen en machtigingen die eventueel nodig zijn om de werken te kunnen uitvoeren;
  8° een uittreksel uit de topografische kaart (schaal 1/10.000 of 1/25.000) waarop het project in kwestie wordt gesitueerd. Op dat plan moeten de bestaande en de geplande voorzieningen en constructies worden aangegeven, die te maken hebben met het grijswatercircuit, alsook de mogelijke afnemers met de verwachte afgenomen volumes op jaarbasis [1 en de oorsprong van het grijswater]1;
  9° een intentieverklaring van de mogelijke afnemers van het grijswater [1 met specificering van de aard van de bedrijven, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen industriële ondernemingen, en land- en tuinbouwbedrijven]1;
  [1 10° een overzicht van de individuele grondwatervergunningen die kunnen worden afgebouwd, met daarin details over de grootte van afbouw;
   11° een beschrijving van de kwaliteit van het grijswater dat geleverd zal worden aan de deelnemende industriële ondernemingen en land- en tuinbouwbedrijven;
   12° een nota die de geboden transparantie op middellange en lange termijn over de kostprijs van het grijswater dat geleverd wordt, aangeeft;
   13° de ontwerpcontracten die aan de afnemers van grijswater zullen worden voorgelegd.]1
  § 3. De indiening van de principeaanvraag gebeurt voor [1 30 april]1 van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het investeringsprogramma, bedoeld in artikel 6, betrekking heeft.
  § 4. [1 Voor het jaar 2010 wordt de principeaanvraag vóór 1 juni 2010 ingediend. Voor het jaar 2011 wordt de principeaanvraag vóór 1 december 2010 ingediend.]1
  De werken die aan de vereisten voldoen, worden gesubsidieerd binnen de grenzen van de begrotingskredieten.
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>

Art.6.§ 1. [De bevoegde [2 entiteiten]2] leggen uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het investeringsprogramma betrekking heeft, een voorstel van investeringsprogramma ter goedkeuring voor aan de respectievelijke ministers. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  Alle dossiers die aan de vereisten van dit besluit voldoen, worden volgens prioriteit opgenomen in het programma.
  § 2. Het voorstel van investeringsprogramma is gebaseerd op de adviezen van een ambtelijke werkgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van :
  1° [de bevoegde [1 entiteiten]1]; <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  2° de Inspectie van Financiën.
  § 3. De criteria voor de opmaak van het investeringsprogramma zijn in volgorde van afnemend belang :
  1° [1 de mate waarin het project bijdraagt tot de substantiële verbetering van de kwantitatieve toestand van de kwetsbare watervoerende lagen via een reductie van de vergunde grondwaterwinningen;]1
  2° [1 de geboden garanties door de afnemers voor de afname van het hen vergunde grondwaterdebiet uit een kwetsbare watervoerende laag, met minstens het equivalent van het geleverde grijswater;]1
  3° de effectiviteit van de geplande investering;
  4° de bedrijfseconomische impact van het project voor de afnemers [1 en de geboden transparantie op middellange en lange termijn over de kostprijs van het grijswater dat geleverd wordt]1;
  5° de bedrijfseconomische impact van het project voor de grijswaterleverancier.
  § 4. De ministers keuren het investeringsprogramma goed.
  [1 Het goedgekeurde investeringsprogramma vermeldt de rangschikking van de projecten naar prioriteit volgens de criteria, vermeld in paragraaf 3, en de raming van de gewestbijdrage met vermelding van het subsidiepercentage, berekend overeenkomstig artikel 4, en de verdeling van de gewestbijdrage per project over de bevoegde entiteiten in kwestie. Daarbij geldt dat de helft van de gewestbijdrage per project ten laste is van de leefmilieubegroting. De andere helft is ten laste van de begroting van het Agentschap Ondernemen en [2 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij]2 op basis van een correcte verdeling van de kosten, evenredig met de kosten die noodzakelijk zijn voor de levering van grijswater aan de industriële bedrijven enerzijds en aan de land- en tuinbouwbedrijven anderzijds.]1
  [VMM] stelt de begunstigde initiatiefnemer hiervan in kennis vóór 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het investeringsjaar. <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  De opname in het investeringsprogramma impliceert geen verbintenis van het Vlaamse Gewest.
  § 5. [1 In afwijking van paragraaf 1 leggen de bevoegde entiteiten een voorstel van investeringsprogramma ter goedkeuring voor aan de ministers, uiterlijk op 1 juli 2010 voor het jaar 2010 en uiterlijk op 1 maart 2011 voor het jaar 2011. In afwijking van paragraaf 4 wordt de begunstigde initiatiefnemer op de hoogte gebracht van het goedgekeurde programma, uiterlijk op 15 juli 2010 voor het jaar 2010 en uiterlijk op 15 maart 2011 voor het jaar 2011.]1
  § 6. De werken die aan de vereisten van dit besluit voldoen en waarvoor geen gewestbijdrage wordt verleend, worden door [1 de bevoegde entiteiten]1 bij de principeaanvragen voor het volgende investeringsprogramma gevoegd. Ze worden dan samen met de ingediende principeaanvragen gerangschikt naar prioriteit.
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Art.7.§ 1. Zodra de initiatiefnemer op de hoogte is gesteld van de opname van het project in het goedgekeurde investeringsprogramma, kan hij de definitieve aanvraag van de gewestbijdrage indienen. De aanvraag wordt in tweevoud ingediend bij (VMM). <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  Voor werken waarvoor één of meer vergunningen of machtigingen vereist zijn, kan de definitieve aanvraag van de gewestbijdrage worden ingediend nadat de bedoelde vergunningen of machtigingen aangevraagd zijn.
  § 2. De definitieve aanvraag van de gewestbijdrage omvat :
  1° het ontwerpdossier van de werken, voorzien van de bijbehorende plannen, het bestek, de samenvattende opmetingsstaat en een gedetailleerde kostenraming van de werken [1 , maximaal toegewezen aan de deelnemende industriële ondernemingen en land- en tuinbouwbedrijven]1;
  2° de ontvangen vergunningen of machtigingen die nodig zijn om de werken te kunnen uitvoeren, of de aanvragen die daartoe werden ingediend;
  3° een gedetailleerde raming van de kosten voor de aankoop van de gronden of gebouwen, opgemaakt door het Comité tot Aankoop van Onroerende Goederen;
  4° de overeenkomsten met de verschillende afnemers van het grijswater.
  § 3. De initiatiefnemer dient de definitieve aanvraag van de gewestbijdrage in voor 1 oktober van het jaar waarop het investeringsprogramma betrekking heeft.
  Als die aanvraag niet vóór 1 oktober wordt ingediend, moet de initiatiefnemer voor 1 oktober een gemotiveerde verantwoording geven van de reden waarom de aanvraag niet tijdig kan worden ingediend.
  Als die gemotiveerde verantwoording niet wordt gegeven voor 1 oktober, wordt het project geschrapt van het investeringsprogramma.
  Op basis van de gemotiveerde verantwoording kan het project eventueel bij de principeaanvragen voor het volgende investeringsprogramma gevoegd worden. Het project wordt dan gerangschikt naar prioriteit, samen met principeaanvragen die voor [1 30 april]1 werden ingediend.
  Na 1 oktober kunnen de ministers het saldo van de begroting besteden aan de reserve van projecten, opgenomen in het goedgekeurde investeringsprogramma, in volgorde van de rangschikking.
  § 4. Als uit de definitieve aanvraag van de gewestbijdrage blijkt dat de gegevens niet in overeenstemming zijn met de principeaanvraag van [1 artikel 5, § 2]1, kunnen de ministers het project van het goedgekeurde investeringsprogramma schrappen.
  § 5. Voor de uitvoering van de werken bepalen [de bevoegde [1 entiteiten]1] het definitieve bedrag van de gewestbijdrage op basis van : <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  1° de door hen goedgekeurde gedetailleerde kostenraming, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde;
  2° een forfait van 7 % op het bedrag, bedoeld 1°, ter compensatie van de algemene kosten, inherent aan het ontwerp en de uitvoering van de werken;
  3° de gedetailleerde raming van de kosten voor de aankoop van de gronden of gebouwen, opgemaakt door het Comité tot Aankoop van Onroerende Goederen.
  Bij de goedkeuring van de gedetailleerde kostenraming van de werken wordt bepaald voor welke posten van het ontwerpdossier een gewestbijdrage wordt verleend.
  [1 Daarbij geldt dat de helft van de gewestbijdrage per project ten laste is van de leefmilieubegroting. De andere helft is ten laste van de begroting van het Agentschap Ondernemen en [2 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij]2 op basis van een correcte verdeling van de kosten, evenredig met de kosten die noodzakelijk zijn voor de levering van grijswater aan de industriële bedrijven enerzijds en aan de land- en tuinbouwbedrijven anderzijds.]1
  § 6. Als de gewestbijdrage niet meer dan 10 % hoger is dan het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde investeringsprogramma, kan de gewestbijdrage worden verleend door [de bevoegde [1 entiteiten]1]. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  Als de gewestbijdrage meer dan 10 % hoger is, kan de gewestbijdrage pas worden verleend als na 1 oktober blijkt dat er nog voldoende kredieten beschikbaar zijn en de ministers instemmen met de hogere gewestbijdrage. [De bevoegde [1 entiteiten]1] behandelen vervolgens deze dossiers overeenkomstig de procedure, bepaald in artikel 8. Als aan de beide voorwaarden niet is voldaan, wordt het project samen met de principeaanvragen die voor [1 30 april]1 zijn ingediend, gerangschikt naar prioriteit op het investeringsprogramma van het volgende jaar. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [1 § 7. In afwijking van paragraaf 3 dient de initiatiefnemer de definitieve aanvraag van de gewestbijdrage in uiterlijk op 1 november 2010 voor het jaar 2010.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>
  (2)<BVR 2024-07-19/40, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 20-09-2024>

Art.8.§ 1. Als de gewestbijdrage door [de bevoegde [1 entiteiten]1] kan worden verleend, leggen [de bevoegde [1 entiteiten]1], binnen zestig dagen na de ontvangst van het ontwerpdossier of de goedkeuring door de ministers, het definitieve bedrag van de gewestbijdrage vast ten laste van de begroting. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 2. De gewestbijdrage die op het project van toepassing is, is een geplafonneerd bedrag. Er wordt geen gewestbijdrage verleend op het bedrag van de prijsherzieningen.
  § 3. Na aanrekening van de goedgekeurde gewestbijdrage ten laste van de begroting, wordt de gewestbijdrage door [VMM] aan de initiatiefnemer schriftelijk toegezegd. <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  De initiatiefnemer kan de gunningsprocedure voor het uitvoeren van werken inzetten nadat een [kopie] van de vereiste vergunningen en machtigingen in tweevoud aan [VMM] werd bezorgd. <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008> <BVR 2008-03-21/48, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-05-2008>
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>

Art.9. De initiatiefnemer stuurt (VMM) voor de aanvang van de werken in tweevoud een afschrift van de goedgekeurde gunning van de werken en het bevel tot aanvang van de werken. <AGF 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art.10.§ 1. [1 Elke bevoegde entiteit]1 betaalt [1 een voorschot van 60 % van het door hem verschuldigde aandeel in de gewestbijdrage]1 voor het uitvoeren van werken aan de initiatiefnemer, nadat hij aan [VMM] een eensluidend verklaard afschrift in tweevoud heeft voorgelegd van : <BVR 2006-07-20/94, art. 38 en 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  1° de goedgekeurde inschrijving;
  2° [...] <BVR 2008-03-21/48, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 30-05-2008>
  3° het bewijs van borgstelling;
  4° het bewijs van betaling, samen met de vorderingsstaten en de facturen, waaruit blijkt dat 20 % van de werken waarop de gewestbijdrage slaat, uitgevoerd is.
  Het bedrag van het voorschot wordt afgerond tot het lagergelegen tiental.
  § 2. Wijzigingen die na het indienen van het ontwerpdossier noodzakelijk zijn gebleken, die in overeenkomst zijn met de bepalingen van artikel 4, en die vóór de uitvoering ervan de schriftelijke goedkeuring van [de bevoegde [1 entiteiten]1] hebben gekregen, komen in aanmerking voor de gewestbijdrage, mits het bedrag van de goedgekeurde gedetailleerde kostenraming van de werken, overeenkomstig artikel 8, niet wordt overschreden. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 3. Het eindafrekeningsdossier wordt in tweevoud bij [VMM] ingediend en omvat een eensluidend verklaard afschrift van de hierna vermelde documenten : <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  1° de eindafrekening van de uitgevoerde hoeveelheden;
  2° de eindvorderingsstaat;
  3° de factuur van de aannemer, die hoort bij de eindvorderingsstaat;
  4° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;
  5° het overzicht van de uitvoeringstermijn;
  6° een verklaring van de [1 afnemers]1 dat ze grijswater ontvangen.
  § 4. Het saldo van de gewestbijdrage voor de opdrachten van werken wordt betaald aan de initiatiefnemer op basis van de goedgekeurde eindafrekening.
  [1 Elke bevoegde entiteit]1 betaalt hierbij [1 het nog voor hem verschuldigde saldo]1. <BVR 2006-07-20/94, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 5. Als bij de eindafrekening blijkt dat het bedrag van de goedgekeurde uitgevoerde werken, met uitsluiting van de prijsherzieningen, kleiner is dan het bedrag van de goedgekeurde gedetailleerde kostenraming van de werken, zal de gewestbijdrage naar verhouding verminderd worden. Ook het forfait van 7 % ter compensatie van de algemene kosten wordt naar verhouding verminderd.
  Als het bedrag van de goedgekeurde eindafrekening meer dan 40 % lager is dan het bedrag waarop de goedgekeurde gewestbijdrage werd verleend, wordt het te veel betaalde voorschot van de initiatiefnemer teruggevorderd en gelijkmatig verdeeld tussen [de bevoegde [1 entiteiten]1]. <BVR 2006-07-20/94, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 6. De gewestbijdrage voor de aankoop van gronden of gebouwen wordt betaald na het voorleggen van de aankoopakte van de gronden of gebouwen, binnen de grenzen van het bedrag dat daarvoor werd vastgesteld bij de goedkeuring van de gewestbijdrage, zoals bepaald in artikel 4, § 3, en artikel 7, § 5, 3°.
  Als de aankoopprijs lager is dan de raming, wordt de gewestbijdrage op de aankoopprijs berekend.
  ----------
  (1)<BVR 2010-03-05/05, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 18-04-2010>

Art.11. (VMM) gaat na of de initiatiefnemer de krachtens dit besluit opgelegde voorwaarden naleeft. <BVR 2006-07-20/94, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006> <BVR 2008-03-07/41, art. 399, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid zijn ieder voor wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.