Details





Titel:

2 JUNI 2004. - Ministerieel besluit tot vaststelling van een technisch controlereglement betreffende het bosbouwkundig teeltmateriaal (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-06-2004 en tekstbijwerking tot 15-03-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020040374  2024000398 



Artikels:

Artikel 1. Het technisch controlereglement, bedoeld in artikel 30, §1, van het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, wordt vastgesteld in de bijlage bij dit besluit als het Technisch controlereglement betreffende het bosbouwkundig teeltmateriaal.

Art.2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

BIJLAGE. Art. N.Technisch controlereglement betreffende het bosbouwkundig teeltmateriaal   HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden   1.1 BETROKKEN TOEPASSINGSGEBIED   Het technisch controlereglement is verplicht van toepassing op het bosbouwkundig teeltmateriaal van de volgende boomsoorten en hun kunstmatige hybriden :   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45044)   Teeltmateriaal van de soorten die vermeld zijn in bovenstaande lijsten kan niet als bosbouwkundig teeltmateriaal in de handel gebracht worden indien de herkomst ervan niet als zodanig werd gecertificeerd en het niet verder werd opgevolgd volgens de bepalingen van het reglement.   Dit reglement is enkel toepasselijk op bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht binnen de EG.   1.2 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN   1.2.1 Bosbouwkundig teeltmateriaal :   Het bosbouwkundig teeltmateriaal kan van de volgende aard zijn :   a) zaadeenheden : kegels, vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed;   b) plantendelen : houtstekken, blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering, knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen bestemd voor de productie van plantgoed;   c) plantgoed : uit zaadeenheden, uit plantendelen of uit natuurlijke zaailingen geteelde planten.   1.2.2 Bosbouwkundig uitgangsmateriaal :   Uitgangsmateriaal kan van de volgende aard (type) zijn :   a) zaadbron : bomen in een gebied waar zaad wordt verzameld;   b) bestand of opstand : een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;   c) zaadtuin of zaadgaarde : een aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgeschermd of beheerd om bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen;   d) ouderplanten van een familie : bomen die voor het verkrijgen van nakomelingschap worden gebruikt door gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant (« full-sib »-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal andere al dan niet geïdentificeerde ouderplanten (« half-sib »-nakomelingschap);   e) kloon : groep van individuen (ramets) die door vegetatieve vermeerdering, bijvoorbeeld door stekken, microvermeerdering, enten, afleggen of delen, van één oorspronkelijke uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid;   f) mengsel van klonen : een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen.   1.2.3 Autochtoon bestand of autochtone zaadbron :   Bestand of zaadbron waarvan de vernieuwing gewoonlijk door continue natuurlijke regeneratie is gebeurd. Het bestand of de zaadbron mag kunstmatig zijn vernieuwd met behulp van teeltmateriaal dat uit hetzelfde bestand of dezelfde zaadbron of uit autochtone bestanden of zaadbronnen in de nabije omgeving is verkregen.   1.2.4 Inheems bestand of inheemse zaadbron :   Autochtoon bestand of autochtone zaadbron of een bestand dat of een zaadbron die kunstmatig is geteeld uit zaad waarvan de oorsprong in hetzelfde herkomstgebied gelegen is.   1.2.5 Oorsprong :   Voor een autochtoon bestand of autochtone zaadbron, de plaats waar de bomen groeien. Voor een niet-autochtoon bestand of niet-autochtone zaadbron, de plaats waarvan de zaden of planten oorspronkelijk afkomstig zijn. De oorsprong van een bestand of zaadbron kan onbekend zijn.   1.2.6 Herkomstgebied :   Voor een soort of ondersoort, het gebied of de groep gebieden waar voldoende uniforme ecologische omstandigheden heersen en waar bestanden of zaadbronnen met soortgelijke fenotypische of genetische kenmerken worden aangetroffen, zo nodig rekening houdend met de hoogtegrenzen.   1.2.7 Toegelaten eenheid :   Uitgangsmateriaal dat toegelaten is volgens de gestelde minimumeisen en als zodanig met een unieke referentiecode ingeschreven is in het register.   1.2.8 Register :   Register van het erkend Vlaams uitgangsmateriaal.   1.2.9 Lijst :   Lijst met het toegelaten Vlaams uitgangsmateriaal, opgemaakt aan de hand van het register.   1.2.10 Productie :   Alle stadia van het voortbrengen van de zaadeenheden, de omzetting van de zaadeenheden in zaad en de teelt van plantgoed uit zaden en plantendelen en de teelt van planten uit natuurlijke zaailingen.   1.2.11 Perceel :   Grootste eenheid, ondubbelzinnig gedefinieerd, met uniek nummer, een naam of omschrijving en een bepaalde oppervlakte.   1.2.12 Lot :   Deel van. een perceel waarop alleen materiaal voorkomt waarvoor éénzelfde basiscertificaat werd afgeleverd en dat behandeld is volgens dezelfde teelttechnieken. 1.2.13 Partij :   Verzamelde eenheden van éénzelfde product en gekenmerkt door een homogene samenstelling en éénzelfde oorsprong en die éénzelfde teelttechnische behandeling gekregen hebben.   1.2.14 In de handel brengen :   Tentoonstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, verkopen of leveren aan een andere persoon, met inbegrip van levering in het kader van een dienstverleningscontract.   1.2.15 Leverancier :   Elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal : oogsten-bereiden, vermeerderen, produceren, beschermen en/of behandelen en in de handel brengen.   1.2.16 Dienst :   De Dienst Normering en Controle van de Plantaardige Productie (NCPP), bevoegd voor het toezicht op het in de handel brengen en de kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal.   1.3 CATEGORIE"N   Bosbouwkundig teeltmateriaal kan slechts tot één van de volgende categorieën toegelaten worden wanneer het bosbouwkundig uitgangsmateriaal waarvan het is afgeleid voor dezelfde categorie erkend is.   Er kan enkel teeltmateriaal toegelaten worden dat tot één van deze categorieën behoort.   De categorieën zijn :   1.3.1 Categorie « van bekende origine » :   Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één enkel herkomstgebied gelegen zaadbron of bestand.   1.3.2 Categorie « geselecteerd » :   Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één enkel herkomstgebied gelegen bestand, dat op populatieniveau aan een fenotypische selectie is onderworpen.   1.3.3 Categorie « gekeurd » :   Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit zaadtuinen, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen, waarvan de componenten individueel aan een fenotypische selectie zijn onderworpen. Een toetsing van het teeltmateriaal behoeft niet noodzakelijk te zijn begonnen of te zijn voltooid.   1.3.4 Categorie « getest » :   Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit bestanden, zaadtuinen, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen.   De hoge kwaliteit van het teeltmateriaal moet aangetoond zijn door middel van vergelijkende tests of door een kwantitatieve schatting van de hoge kwaliteit van het teeltmateriaal, berekend op basis van de genetische waardebepaling van de componenten van het uitgangsmateriaal.   Onderstaande tabel geeft een overzicht van de categorieën waaronder teeltmateriaal dat van de diverse typen uitgangsmateriaal is afgeleid, in de handel mag worden gebracht.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45047)   1.4 ERKENNINGEN EN VOORWAARDEN TOT ERKENNING   De controle gebeurt enkel bij de leveranciers van bosbouwkundig teeltmateriaal die door de Dienst daartoe erkend zijn :   - de oogster-bereider   - de producent   - de invoerder (uit landen die niet tot de EG behoren)   - de voortverkoper   Om erkend te kunnen worden moeten de leveranciers daartoe een aanvraag indienen bij de Dienst en het bewijs leveren dat zij beschikken over inrichtingen, kennis en personeel, nodig voor het uitoefenen van hun activiteiten.   Door het aanvaarden van hun erkenning verbinden de leveranciers er zich toe :   1) te voldoen aan alle vereisten van het KB van 3 mei 1994 met betrekking tot de schadelijke organismen zoals laatst gewijzigd;   2) de in het reglement beschreven bepalingen op te volgen en uit te voeren en in te stemmen met de in het reglement beschreven controles door de Dienst;   3) aan de Dienst alle materialen en middelen ter beschikking te stellen voor de controles;   4) een transparante voorraadboekhouding te voeren en de ambtenaren van de Dienst te machtigen deze na te gaan;   5) tijdig de jaarlijkse bijdrage en elke andere relevante vergoeding te betalen.   De erkenningen lopen van jaar tot jaar en zijn geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. Nochtans worden de erkenningen stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang als de opgelegde voorwaarden vervuld blijven. Ingeval van belangrijke wijzigingen aan de activiteiten of verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de Dienst onmiddellijk daarvan verwittigd worden.   De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn.   1.5 Identificatie van het teeltmateriaal   Teeltmateriaal wordt in alle stadia van de productie gescheiden gehouden naar individuele toegelaten eenheden.   Van iedere partij teeltmateriaal dienen de volgende identificatiegegevens gekend te zijn :   a) de code en het nummer van het basiscertificaat;   b) de botanische naam;   c) de categorie;   d) de beoogde toepassing;   e) het type uitgangsmateriaal;   f) de vermelding in het register of de individuele code van het herkomstgebied;   g) het herkomstgebied;   h) of het materiaal autochtoon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is of de oorsprong onbekend is;   i) het rijpingsjaar in het geval van de zaadeenheden;   j) de leeftijd en het type van het uit zaailingen of stekken bestaande plantgoed en de vermelding of het afgepende, verspeende planten of containerplanten betreft;   k) of het teeltmateriaal genetisch gemodificeerd werd;   l) of het teeltmateriaal vegetatief vermeerderd werd;   m) in geval van menging de vermelding in het register of de individuele code van het herkomstgebied van de componenten;   n) in geval van menging van zaadeenheden van verschillende rijpingsjaren het relatieve aandeel van het materiaal van de respectieve rijpingsjaren.   Het beheer van de gegevens die de identificatie van het teeltmateriaal in de loop van de productie garanderen wordt verder in het reglement besproken aan de hand van de keuringsverrichtingen en de erbij horende documenten.   1.6 Documenten   Voor zover er inhoudelijk aan dit reglement geen veranderingen aangebracht worden en er aan de doelstellingen van de EG regelgeving en van de Vlaamse regelgeving beantwoord wordt, kunnen het model van de documenten en de vormen van informatieoverdracht door de Dienst aangepast worden.   1.6.1 Het basiscertificaat   Een basiscertificaat wordt opgemaakt en afgeleverd door de Dienst in de volgende gevallen :   - bij de oogst van erkend uitgangsmateriaal   - bij de bewerking van teeltmateriaal dat rechtstreeks werd geoogst van erkend uitgangsmateriaal   - nadat teeltmateriaal onder bepaalde voorwaarden vegetatief werd vermeerderd   - nadat teeltmateriaal onder bepaalde voorwaarden werd gemengd en waarvoor voor ieder van de partijen voordien een basiscertificaat werd afgeleverd   - nadat teeltmateriaal werd ingevoerd uit een land buiten de EG   Het model van het certificaat verschilt naargelang het teeltmateriaal werd afgeleid van :   - een zaadbron of bestand   - een zaadtuin of ouderplanten van families   - van klonen en mengsels van klonen   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45049)   1.6.2 Het kwekerijboek   Het kwekerijboek wordt opgemaakt door de boomkweker en bevat minstens volgende gegevens :   1° het teeltjaar   2° per perceel :   - perceelsnummer   - perceelsnaam   - een duidelijk plan met de ligging van de loten   3° per lot :   - maand en jaar van aanleg   - botanische naam (Latijn) van de planten in de loten en in voorkomend geval de benaming van de kloon   - aantal planten in de loten   - de code en het nummer van het basiscertificaat van het materiaal waaruit de planten gekweekt worden (zaad, stekken...) of het referentienummer van het « document van de leverancier » zoals het door de leverancier in zijn voorraadboekhouding bijgehouden wordt   - nadere omschrijving van de planten in de loten : zaailing, stek, geënt, verspeend, containerplant, afgepend (enkel te vermelden indien het een afwijkende cultuurmaatregel betreft), enz.   Het kwekerijboek is eigendom van de boomkweker.   Het dient ter beschikking gesteld te worden van de Dienst bij de controlewerkzaamheden en het opstellen van documenten.   1.6.3 Het veldverslag   Voor teeltmateriaal dat verder wordt opgekweekt wordt een veldverslag opgemaakt door de Dienst aan de hand van de gegevens uit het kwekerijboek, van alle documenten die het teeltmateriaal tot dan toe vergezeld hebben en/of door een controlerende instantie voor het teeltmateriaal uitgereikt werden en van de vaststellingen door de Dienst in het veld.   Op dit verslag komen, per lot, de volgende gegevens voor :   1° de locatie van opkweek van het materiaal(perceel, plaats van het lot);   2° de code en het nummer van het basiscertificaat;   3° het referentienummer toegekend door de Dienst aan het « document van de leverancier » indien het basiscertificaat afgeleverd is in een ander gewest of lidstaat;   4° de botanische naam;   5° de categorie;   6° het type uitgangsmateriaal;   7° de vermelding in het register of de individuele code van het herkomstgebied;   8° het herkomstgebied;   9° of het materiaal autochtoon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is of de oorsprong onbekend is;   10° indien van toepassing, de vermelding "genetisch gemodificeerd";   11° de leeftijd en het type van het uit zaailingen of stekken bestaande plantgoed en de vermelding of het afgepende (enkel te vermelden indien het een afwijkende cultuurmaatregel betreft), verspeende planten of containerplanten betreft;   12° aantal geschatte planten.   1.6.4 Het « document van de leverancier »   Algemeen   Het document van de leverancier wordt opgemaakt door en onder de verantwoordelijkheid van de leverancier wanneer teeltmateriaal in de handel wordt gebracht.   Dit document vergezelt steeds het teeltmateriaal en draagt een uniek nummer.   Het document is wit.   Aanvullende labels ter identificatie op de verpakkingen mogen gekleurd zijn.   Indien ze gekleurd zijn dan kunnen enkel geel, groen, roze en blauw als kleuren gebruikt worden.   De kleuren dienen om de categorieën van het teeltmateriaal aan te duiden als volgt :   - geel voor de categorie « van bekende origine »   - groen voor de categorie « geselecteerd »   - roze voor de categorie « gekeurd »   - blauw voor de categorie « getest ».   Indien een label alle informatie bevat die vereist is voor een document van de leverancier wordt het beschouwd als een document van de leverancier en is de kleur wit. Dergelijk label geldt slechts als document van de leverancier voor de verpakking waar het is aangehecht.   Document van de leverancier voor zaden   Indien het document van de leverancier opgemaakt wordt voor zaden dienen, naast het uniek nummer, de volgende gegevens op het document voor te komen :   1) de naam van de leverancier en zijn registratienummer;   2) de botanische naam;   3) de code en het nummer van het basiscertificaat(alle nummers indien er meerdere basiscertificaten afgeleverd werden);   4) de geleverde hoeveelheid;   5) de categorie;   6) het type uitgangsmateriaal;   7) de vermelding in het register of de individuele code van het herkomstgebied;   8) het herkomstgebied;   9) of het materiaal autochtoon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is of de oorsprong onbekend is;   10) het rijpingsjaar;   11) de zuiverheid : het gewichtspercentage zuiver zaad, ander zaad en inert materiaal in de partij;   12) het duizendkorrelgewicht van het zuivere zaad;   13) de kiemkracht : uitgedrukt in percentage zuiver zaad, indien het kiempercentage niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand van een nader genoemde methode bepaalde percentage levensvatbare zaden (*);   14) het aantal kiemkrachtige zaden per kilogram of, indien het aantal kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal levensvatbare zaden per kilogram (*);   15) de vermelding « bosbouwkundig teeltmateriaal » of het specifieke doeleinde;   16) indien van toepassing, de vermelding "genetisch gemodificeerd".   17) de woorden "voorlopig erkend" in het geval van teeltmateriaal van de categorie "getest", waarvan het uitgangsmateriaal bij uitzondering tot 31 december 2012 tot deze categorie is toegelaten.   Nota's   (*) 1) Indien het onderzoek betreffende het kiemen nog niet is afgelopen is het in de handel brengen van zaden toegestaan op de volgende voorwaarden :   - het betreft een eerste koper   - er wordt vermeld dat dit gegeven nog niet beschikbaar is   - dit gegeven wordt aan de koper gemeld van zodra het beschikbaar is   2) Dit gegeven dient niet ingevuld te worden indien de geleverde hoeveelheid zaad niet meer bedraagt dan de hoeveelheid die is vastgelegd voor de verschillende soorten als volgt :   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45053)   De gegevens betreffende de kwaliteit van de zaden dienen, voor zover mogelijk, met internationaal aanvaarde beoordelingstechnieken verkregen te zijn.   Document van de leverancier voor ander bosbouwkundig teeltmateriaal dan zaden   Indien het document van de leverancier opgemaakt wordt voor ander bosbouwkundig teeltmateriaal dan zaden dienen de volgende gegevens, naast het uniek nummer, op het document voor te komen :   1) de naam van de leverancier en zijn registratienummer;   2) de botanische naam;   3) de code en het nummer van het basiscertificaat(alle nummers indien er meerdere basiscertificaten afgeleverd werden);   4) de geleverde hoeveelheid;   5) de categorie;   6) het type uitgangsmateriaal;   7) de vermelding in het register of de individuele code van het herkomstgebied;   8) het herkomstgebied;   9) of het materiaal autochtoon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is of de oorsprong onbekend is;   10) de leeftijd en het type van het uit zaailingen of stekken bestaande plantgoed en de vermelding of het afgepende (enkel te vermelden indien het een afwijkende cultuurmaatregel betreft), verspeende planten of containerplanten betreft;   11) of het materiaal vegetatief vermeerderd is;   12) de vermelding « bosbouwkundig teeltmateriaal » of het specifieke doeleinde;   13) indien van toepassing, de vermelding "genetisch gemodificeerd";   14) de woorden "voorlopig erkend" in het geval van teeltmateriaal van de categorie "getest", waarvan het uitgangsmateriaal bij uitzondering tot 31 december 2012 tot deze categorie is toegelaten;   15) de nummers van de etiketten indien het teeltmateriaal van populieren betreft.   1.6.5 De voorraadboekhouding en registratie van gegevens   Materiaal dat door de leverancier in de handel gebracht is   Bij alle leveranciers die teeltmateriaal in de handel brengen zullen regelmatig, en tenminste maandelijks, door de Dienst alle gegevens met betrekking tot de documenten van de leverancier die door hen werden uitgereikt geregistreerd worden.   Wanneer de wetgeving het vereist (zie punt 1.6.6 Het informatiedocument) of indien de Dienst het nodig acht voor de traceerbaarheid, dienen voor alle in de handel gebracht teeltmateriaal en aanvullend aan de gegevens van het document van de leverancier, de volgende gegevens verstrekt te worden :   - de datum van verzending van het materiaal   - de naam en het volledig adres van de ontvanger   Materiaal dat door de leverancier uit de handel betrokken is   Bij alle leveranciers die teeltmateriaal uit de handel betrekken zullen regelmatig, en tenminste maandelijks, door de Dienst alle gegevens met betrekking tot de documenten van de leverancier die door hen werden ontvangen geregistreerd worden.   Indien de Dienst het nodig acht voor de traceerbaarheid of ter verificatie van andere documenten, dienen voor alle uit de handel betrokken teeltmateriaal en aanvullend aan de gegevens van het document van de leverancier, de volgende gegevens verstrekt te worden :   - de datum van ontvangst van het materiaal   - de naam en het volledig adres van de verzender   In de gevallen waar de traceerbaarheid niet voldoende kan opgevolgd worden aan de hand van de documenten kan de Dienst een eigen nummering invoeren.   1.6.6 Het informatiedocument   Het informatiedocument wordt opgemaakt door de Dienst nadat teeltmateriaal door een leverancier in de handel werd gebracht in een andere lidstaat.   Het wordt opgemaakt aan de hand van de gegevens die de Dienst van de leverancier ontvangt.   Het model van het informatiedocument is als volgt :   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45055)   Met de bedoeling kruiscontroles te kunnen uitvoeren ontvangt de Dienst informatiedocumenten van de andere lidstaten wanneer teeltmateriaal door hun leveranciers in Vlaanderen is binnengebracht.   1.6.7 Bijzondere identificatie en bijzondere documenten   Wanneer een basiscertificaat wordt uitgereikt kan de partij waarop de keuringsverrichting betrekking heeft, door de Dienst op een voor haar geschikte manier geïdentificeerd worden.   [1 ...]1.   HOOFDSTUK 2. - Het uitgangsmateriaal   Voor de soorten waarop het technisch controlereglement verplicht van toepassing is, zijn de herkomstgebieden en de toegelaten eenheden van de verschillende categorieën door alle lidstaten binnen de EG erkend.   De Instellingen van de EG bepalen de voorwaarden en modaliteiten tot erkenning van herkomstgebieden en uitgangsmateriaal van landen buiten de EG.   Het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) heeft bovendien voor het Vlaams grondgebied de herkomstgebieden en de toegelaten eenheden voor de boom- en struiksoorten waarvoor de facultatieve toepassing van dit reglement kan aangevraagd worden bepaald.   Het IBW heeft voor alle soorten op het Vlaams grondgebied een register aangelegd en publiceert geregeld de lijst van het uitgangsmateriaal en van de toegelaten eenheden.   Het publiceert eveneens de lijst van de toegelaten eenheden die in de andere gewesten en in de andere lidstaten gelegen zijn voor de boom- en struiksoorten waarvoor de facultatieve toepassing van dit reglement kan aangevraagd worden.   HOOFDSTUK 3. - Certificering, registratie en controle van teeltmateriaal 3.1 Zaadeenheden   3.1.1 Oogst   Wanneer zaadeenheden zullen worden geoogst van erkend uitgangsmateriaal brengt de oogster de Dienst minstens 3 werkdagen op voorhand op de hoogte van de datum waarop hij zal oogsten.   Na het oogsten wordt door de Dienst voor de goedgekeurde zaadeenheid een basiscertificaat opgemaakt en worden de verpakkingen door haar verzegeld en geïdentificeerd.   3.1.2 Bereiding   Wanneer zaadeenheden zullen worden bereid, brengt de bereider de Dienst minstens 3 werkdagen op voorhand op de hoogte van de datum waarop hij het materiaal zal bereiden.   Voor controle bij het bereiden mogen alleen de zaadeenheden onderworpen worden die goedgekeurd werden bij en na het oogsten.   Zaadeenheden dienen voor tenminste 99 % soortzuiver te zijn. Indien er menging mogelijk is tussen nauw verwante soorten en de soortzuiverheid minder dan 99 % bedraagt dient dit te worden vermeld.   Na de bereiding wordt voor de zaadeenheden een nieuw basiscertificaat door de Dienst opgemaakt.   3.1.3 Menging   Menging is onder bepaalde voorwaarden toegestaan en dient minstens 3 werkdagen op voorhand aangevraagd te worden bij de Dienst.   Menging van zaadeenheden is toegestaan op voorwaarde dat het is afgeleid van toegelaten eenheden uit éénzelfde herkomstgebied en behoort tot hetzij de categorie « van bekende origine », hetzij de categorie « geselecteerd ».   Menging tussen beide categorieën is niet toegestaan.   In geval van menging van zaadeenheden van de categorie « van bekende origine » dat verkregen werd uit zowel zaadbronnen als uit bestanden binnen éénzelfde herkomstgebied dient het type te worden aangeduid als « zaadbron ».   Voor gemengde zaadeenheden die verkregen werden uit zowel niet-autochtoon of niet-inheems uitgangsmateriaal als uit uitgangsmateriaal van onbekende oorsprong dient de oorsprong te worden aangeduid als « onbekend ».   Wanneer menging heeft plaatsgevonden zoals hierboven beschreven mag de individuele code van het herkomstgebied worden gebruikt in plaats van de vermelding in het register.   Partijen die zijn afgeleid van éénzelfde toegestane éénheid en waarvan enkel het rijpingsjaar verschillend is mogen gemengd worden op voorwaarde dat voor ieder rijpingsjaar het relatieve aandeel van het materiaal voor dat jaar wordt aangegeven.   Na de menging wordt voor de zaadeenheden een nieuw basiscertificaat door de Dienst opgemaakt.   Het relatief aandeel van materialen van verschillende rijpingsjaren wordt aangegeven ter hoogte van de vermelding in het register of van de individuele code van het herkomstgebied.   Partijen die samengebracht werden en die niet verschillen op basis van voormelde punten of geen verschillende technische behandeling hebben ondergaan zijn niet onderworpen aan een nieuw basiscertificaat.   3.1.4 In de handel brengen van zaadeenheden   Algemeen   Zaadeenheden mogen uitsluitend in gesloten verpakking in de handel worden gebracht. Het sluitingsmechanisme moet zodanig zijn dat het bij het openen van de verpakking onbruikbaar wordt.   Iedere levering van zaadeenheden dient voorzien te zijn door de leverancier van een document van de leverancier.   Het in de handel brengen van zaad van het lopende seizoen, zonder dat het onderzoek betreffende het kiemen is voltooid, is toegestaan tot en met de eerste koper.   De gegevens betreffende het document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   In ontvangst nemen/aankopen   Zaadeenheden die uit de handel betrokken worden dienen vergezeld te zijn van een document van de leverancier.   De gegevens betreffende het document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   Voortverkoop   Indien de zaadeenheden, al of niet gesplitst in kleinere partijen, voortverkocht worden stelt de verkoper een nieuw document van de leverancier op waarbij de referentie naar het oorspronkelijk basiscertificaat behouden blijft.   De gegevens betreffende het oude en het nieuwe document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   3.2 Plantendelen en planten (plantgoed)   3.2.1 Oogst   De oogst van plantendelen (bv. stekken) of planten (bv. natuurlijke zaailingen) en hun eventuele bereiding of menging wordt aan dezelfde procedure onderworpen als deze voor zaadeenheden.   Voor de gevallen dat het voldoen aan voormelde procedures op een duidelijke wijze niet verenigbaar is met specifieke omstandigheden of technieken in de sector van de boomkwekerij zal de Dienst passende instructies opstellen.   Vegetatieve vermeerdering van teeltmateriaal van individueel toegelaten eenheden in de categorieën "geselecteerd", "gekeurd" en "getest" is toegestaan.   De productie van vegetatief vermeerderd teeltmateriaal van de categorie « geselecteerd » kan evenwel enkel uit massaal geproduceerde zaailingen.   Na de vegetatieve vermeerdering wordt voor het teeltmateriaal een nieuw basiscertificaat door de Dienst opgemaakt.   Vegetatief vermeerderd materiaal wordt gescheiden gehouden en als zodanig geïdentificeerd.   3.2.2 Veldkeuring   Deze controle kan één of meerdere malen per jaar plaats vinden.   Kunnen enkel aan de veldkeuring onderworpen worden, de plantendelen en planten die beantwoorden aan de fytosanitaire regelgeving en die afkomstig zijn van teeltmateriaal waarvoor een document met een verwijzing naar het basiscertificaat werd voorgelegd.   De controle door de Dienst omvat drie luiken :   1) een documentencontrole   2) een identiteitscontrole   3) een fysische controle   3.2.2.1 Documentencontrole   Zowel voor plantendelen als voor planten gebeurt deze controle aan de hand van de gegevens van het basiscertificaat of van het document van de leverancier en van gegevens uit het kwekerijboek.   Indien het tweejarige of méérjarige planten betreft die de leverancier zelf kweekt, overhandigt hij op vraag van de Dienst het voorafgaande veldverslag.   3.2.2.2 Identiteitscontrole   Ieder lot dient geïdentificeerd te zijn.   Aan de hand van de gegevens betreffende de hoeveelheden gebruikt zaad of plantendelen en/of van de reeds in de handel gebrachte partijen teeltmateriaal wordt nagegaan of het aantal in het veld aanwezige individuen hiermee overeenstemt.   3.2.2.3 Fysische controle   Algemeen   Zowel voor plantendelen als voor planten mag er geen twijfel bestaan over de zuiverheid en de handelskwaliteit ervan die bepaald wordt door de algemene kenmerken, de passende afmetingen, de goede gezondheidstoestand, de vitaliteit en de fysiologische kwaliteit van het materiaal.   Populus spp.   Voor wat betreft houtstekken of poten van Populus spp. gelden volgende bijzondere minimumeisen voor de uitwendige kwaliteitsnormen :   a) Houtstekken   Houtstekken dienen te voldoen aan volgende kenmerken :   i) het hout mag niet meer dan twee jaar oud zijn;   ii) ze moeten minstens twee goed ontwikkelde knoppen dragen;   iii) ze mogen geen necrosen of sporen van aantasting door schadelijke organismen vertonen;   iv) ze mogen geen tekenen van uitdroging, oververhitting, schimmel of rot vertonen.   Minimumafmetingen voor houtstekken :   i) minimumlengte : 20 cm   ii) minimumdiameter van de top : klasse EG 1 : 8 mm   klasse EG 2 : 10 mm   b) Poten   1) Poten dienen te voldoen aan volgende kenmerken :   i) het hout mag niet meer dan drie jaar oud zijn;   ii) ze moeten minstens vijf goed ontwikkelde knoppen dragen;   iii) ze mogen geen necrosen of sporen van aantasting door schadelijke organismen vertonen;   iv) ze mogen geen tekenen van uitdroging, oververhitting, schimmel of rot vertonen;   v) ze mogen geen andere wonden dan snoeisneden vertonen;   vi) ze mogen niet meer dan een stam hebben;   vii) ze mogen geen buitensporige stamkromming vertonen.   2) Grootteklassen voor poten   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45058)   Planten bestemd voor verkoop aan de eindgebruiker in gebieden met een mediterraan klimaat   Dit plantgoed mag slechts in de handel worden gebracht, indien 95 van iedere partij van deugdelijke handelskwaliteit is. De volgende voorwaarden dienen daartoe vervuld :   a) Plantgoed dient te voldoen aan volgende kenmerken :   1) het mag geen andere beschadigingen dan snoeisneden of beschadigingen ten gevolge van het rooien vertonen;   2) er moeten knoppen aanwezig zijn die kunnen uitgroeien tot hoofdloot;   3) het mag niet meer dan een stam hebben;   4) het wortelstelsel mag niet vervormd zijn;   5) het mag geen tekenen van uitdroging, oververhitting, schimmel, rot of aantasting door andere schadelijke organismen vertonen;   6) de configuratie van de planten moet evenwichtig zijn.   b) Grootte van de planten   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2004, p. 45058)   3.2.3 In de handel brengen van plantendelen en planten   Algemeen   Kunnen enkel in de handel worden gebracht de plantendelen of planten die door de Dienst aangenomen werden bij de veldkeuring.   Bij het in de handel brengen ervan stelt de boomkweker een document van de leverancier op.   Plantendelen of planten, die als bosbouwkundig teeltmateriaal werden gecertificeerd en als zodanig verder werden opgevolgd doch in de handel gebracht worden voor andere doeleinden, dienen geïdentificeerd te worden volgens de bepalingen die voor die andere doeleinden van toepassing zijn.   Indien deze bepalingen ontbreken gaat het materiaal vergezeld van een etiket of een document met de tekst « niet voor bosbouwkundige doeleinden ».   Verkoopbare plantendelen en planten van Populus spp. worden ter identificatie bijkomend op het einde van het groeiseizoen op het veld door de leverancier van een genummerd etiket voorzien. De Dienst zal dit verifiëren.   De nummers van de etiketten dienen op het document van de leverancier te worden aangebracht.   In geval van poten van Populus spp. dient op het etiket het EG-classificatienummer vermeld te zijn overeenkomstig de tabel « Grootteklassen voor poten » (punt 3.2.2.3 Fysische controle).   De boomkweker brengt zelf op zijn exemplaar van het veldverslag aan welke planten en hoeveel planten hij telkens van de percelen haalt en het nummer van het document van de leverancier dat hiervoor opgemaakt werd.   De gegevens betreffende het document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   In ontvangst nemen/aankopen   Plantendelen of planten die uit de handel betrokken worden dienen vergezeld te zijn van een document van de leverancier.   De gegevens betreffende het document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   Voortverkoop   Indien de plantendelen of planten, al of niet gesplist in kleinere partijen, voortverkocht worden stelt de verkoper een nieuw document van de leverancier op waarbij de referentie naar het oorspronkelijk basiscertificaat behouden blijft.   De gegevens betreffende het oude en het nieuwe document van de leverancier dienen geregistreerd te worden bij de Dienst volgens de modaliteiten van punt 1.6.5.   3.2.4 Opvolging naar het volgend teeltjaar   Aan de hand van de geregistreerde gegevens van de voorraadboekhouding en van de verkopen worden de formulieren voor het volgend teeltjaar opgemaakt.   HOOFDSTUK 4. - Invoer van bosbouwkundig teeltmateriaal uit landen buiten de Europese gemeenschap   De invoer van bosbouwkundig teeltmateriaal van bepaalde soorten voor bepaalde categorieën en types uit landen buiten de EG is toegelaten, voor zover de landen en de specificaties van het teeltmateriaal overeenstemmen met de beslissingen van de Instellingen van de EG.   Wanneer teeltmateriaal uit een land buiten de EG wordt ontvangen dient de leverancier het erbij horende herkomstdocument binnen de 5 werkdagen bij de Dienst te laten registreren.   De Dienst zal aan de hand van de gegevens van dit document een basiscertificaat opmaken en afleveren.   HOOFDSTUK 5. - Uitvoer van bosbouwkundig teeltmateriaal naar landen buiten de Europese gemeenschap   Indien teeltmateriaal zal geoogst of geteeld worden dat bestemd is voor landen buiten de Europese Gemeenschap en waarvoor aan een bijzondere regelgeving moet voldaan worden met een tussenkomst van de Dienst, dient de leverancier dit tijdig aan de Dienst te melden.   HOOFDSTUK 6. - Beroep   De leverancier die een vaststelling in het kader van dit reglement betwist, kan hiertegen beroep aantekenen.   De schriftelijke aanvraag daartoe moet op de Dienst toekomen binnen de 3 werkdagen na mededeling van de vaststelling opdat een nieuw onderzoek onder normale omstandigheden zou kunnen uitgevoerd worden.   ----------   (1)