5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-2004 en tekstbijwerking tot 15-07-2024)
DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 2
DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN.
Art. 3-7
DEEL III. [1 De benoeming]1
Art. 8, 8/1, 8/2, 8/3, 8/4, 8/5
DEEL IV. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF.
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 9-13, 13/1
TITEL II. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen.
Art. 14-18
TITEL III. [1 - Moederschapsrust, vader- of meemoederschapsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
HOOFDSTUK I. [1 - Moederschapsrust en vader- of meemoederschapsverlof.]1
Art. 19-22
HOOFDSTUK II. - Opvangverlof.
Art. 23-24
HOOFDSTUK III. [1 - Pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
Art. 24/1
TITEL IV. - Ziekteverlof.
Art. 25-26
Titel V. [1 - Loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof.]1
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 27-28
HOOFDSTUK II. - [1 Palliatief verlof]1
Art. 29
HOOFDSTUK III. - [1 Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid]1
Art. 30
HOOFDSTUK IV. - [1 Ouderschapsverlof]1
Art. 31-32
HOOFDSTUK V. - [1 Onderbrekingsuitkeringen]1
Art. 33-37
TITEL V/1. [1 - Geboorteverlof.]1
Art. 37/1
TITEL VI. - Omstandigheidsverlof.
Art. 38
TITEL VII. [1 - Vervanging bij langdurige afwezigheid of waarneming van het ambt.]1
Art. 38/1
DEEL V. - VRIJWILLIG ONTSLAG EN OPRUSTSTELLING VAN DE GOUVERNEUR.
Art. 39-41, 41/1
DEEL VI. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL I. - Bezoldigingsregeling.
HOOFDSTUK I. - Het salaris.
Art. 42
HOOFDSTUK II. - Uitbetaling van het salaris.
Art. 43-44
HOOFDSTUK I. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties.
Art. 45
TITEL II. - TOELAGEN.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 46-48
HOOFDSTUK II. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Art. 49-51
TITEL III. - VERGOEDINGEN.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 52-56
HOOFDSTUK II. - Vergoeding voor begrafeniskosten.
Art. 57-59
HOOFDSTUK III. - Representatievergoeding.
Art. 60
HOOFDSTUK 4. - Residentievergoeding.
Art. 61
HOOFDSTUK 5. [1 - Rechtsbijstand]1
Art. 61/1, 61/2, 61/3
DEEL VII. - OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 62-66
BIJLAGE.
Art. N
2004036748 2011205215 2013035171 2014203632 2016036430 2019014726 2019040621
DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
1° de provinciegouverneurs, verder genoemd de gouverneur;
2° de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, verder genoemd de adjunct van de gouverneur.
Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op de gouverneur ook van toepassing op de adjunct van de gouverneur.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.2.[1 In dit besluit wordt verstaan onder:
1° de minister van Binnenlandse Aangelegenheden: het lid van de Vlaamse Regering dat bevoegd is voor de Binnenlandse Aangelegenheden;
2° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.]1
----------
(1)<BVR 2019-06-28/54, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN.
Art.3. § 1. De gouverneur oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering.
Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse regering.
Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van de Vlaamse regering.
§ 2. In de omgang met de Vlaamse regering, collega's of ondergeschikten en in de contacten met het publiek respecteert de gouverneur de persoonlijke waardigheid.
Art.4. § 1. De gouverneur heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.
Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op :
- de veiligheid van de Belgische Staat;
- de bescherming van de openbare orde;
- de financiële belangen van de overheid;
- het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;
- het medisch geheim;
- het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;
- het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.
Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken.
Deze paragraaf geldt ook voor de gouverneur die zijn ambt heeft neergelegd.
§ 2. De gouverneur die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de Vlaamse regering hiervan onmiddellijk op de hoogte.
In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van deze onregelmatigheden op de hoogte.
Art.5. De gouverneur behandelt de gebruikers van zijn dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
Art.6. Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.
Art.7.De gouverneur heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen [1 overeenkomstig de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)]1.
Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken zoals bepaald in bijlage 1.
Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk dossier.
----------
(1)<BVR 2019-01-25/40, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
DEEL III. [1 De benoeming]1
----------
(1)
Art.8.
<Opgeheven bij BVR 2020-01-31/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
Art.8/1.[1 Voor de toegang tot een ambt van gouverneur gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden:
1° Belg zijn;
2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt van gouverneur;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° [2 ...]2
5° [3 ...]3]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-16/16, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2014>
(2)<BVR 2019-06-28/54, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
(3)<BVR 2020-01-31/03, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
Art.8/2.
<Opgeheven bij BVR 2020-01-31/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
Art.8/3.
<Opgeheven bij BVR 2020-01-31/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
Art.8/4.
<Opgeheven bij BVR 2020-01-31/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
Art.8/5.
<Opgeheven bij BVR 2020-01-31/03, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 20-02-2020>
DEEL IV. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF.
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art.9. De gouverneur bevindt zich in één van de volgende administratieve toestanden :
1° dienstactiviteit;
2° non-activiteit.
Art.10. De gouverneur in dienstactiviteit heeft recht op salaris, tenzij anders bepaald.
Art.11. De gouverneur wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst.
Art.12. Voor de toepassing van dit deel betekent :
- "werkdag" : de dag waarop de gouverneur verplicht is te werken ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is;
- "vakantiedag" : de vrije dag waarop de gouverneur aan geen enkele dienstverplichting is onderworpen;
- "verlof" : het recht van de gouverneur om voor een welbepaalde reden de actieve dienst te onderbreken;
Art.13. De gouverneur mag niet afwezig zijn zonder verlof of vakantie.
De gouverneur die zonder verlof of vakantie afwezig is, is in non-activiteit tenzij bij overmacht.
Art.13/1. [1 De gouverneur heeft geen recht op toelagen of inhaalrust voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
TITEL II. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen.
Art.14. § 1. De gouverneur heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.
§ 2. De gouverneur neemt de vakantiedagen naar eigen keuze en houdt hierbij rekening met de behoeften van de dienst.
§ 3. De gouverneur neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het kalenderjaar.
Art.15.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.
Wanneer een gouverneur in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.
Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar.
[1 In afwijking van het derde lid wordt het jaarlijks vakantieverlof van de gouverneur niet evenredig verminderd in geval van pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/54, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.16. De gouverneur deelt zijn verlof vooraf mee aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.
Art.17.§ 1. De gouverneur heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december.
§ 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de gouverneur vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.
Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kan nemen.
[1 § 3. De gouverneur die voor Kerstmis zijn ambt neerlegt ingevolge pensionering, krijgt vervangende vakantiedagen, gelijk aan het aantal feestdagen dat samenvalt met een zaterdag of zondag tijdens het gedeelte van het jaar dat voorafgaat aan zijn pensionering.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
Art.18.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van de gouverneur [1 en de eventueel daarop aansluitende herstelperiode]1.
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
TITEL III. [1 - Moederschapsrust, vader- of meemoederschapsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Moederschapsrust en vader- of meemoederschapsverlof.]1
----------
(1)
Art.19.De gouverneur heeft recht op [1 de moederschapsrust]1 bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
[2 ...]2
[2 ...]2
[2 ...]2
[2 ...]2
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 5, 1°, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
(2)<BVR 2011-09-09/18, art. 5,2°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Art.20.[1 De periode van bezoldiging van de moederschapsrust mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij :
1° de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum;
2° de verlenging van de moederschapsrust met één week, ingevolge zes of acht weken ononderbroken arbeidsongeschiktheid voor de werkelijke bevallingsdatum, tot gevolg heeft dat de periode van 15 of 19 weken wordt overschreden.
Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de bezoldiging doorbetaald tijdens de duur van die verlenging en maximaal gedurende 24 weken.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2004, met uitzondering van art. 20, 2°, die in werking treedt op 01-09-2006, voor bevallingen vanaf 01-09-2006>
Art.21.
<Opgeheven bij BVR 2011-09-09/18, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Art.22.[1 § 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader of meemoeder van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof. De duur daarvan mag het deel van de moederschapsrust dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden.
§ 2. Als de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader of meemoeder van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof. Dat verlof begint op zijn vroegst vanaf de achtste dag na de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de moeder langer dan zeven kalenderdagen opgenomen wordt in het ziekenhuis en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.
Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt. Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof stopt uiterlijk als de periode verstreken is die overeenstemt met het deel van de moederschapsrust dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen.
§ 3. Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
HOOFDSTUK II. - Opvangverlof.
Art.23.De gouverneur krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof wanneer zijn gezin [2 een minderjarig kind]2 in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
[2 Het opvangverlof bedraagt zes weken. De zes weken opvangverlof worden als volgt opgetrokken:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
Indien beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.]2
[2 De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind een handicap heeft.]2
[2 De maximumduur van het opvangverlof wordt met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.]2
Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
[2 In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, voor zover deze voorafgaande periode vier weken niet overschrijdt en ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.]2
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2004>
(2)<BVR 2019-06-28/54, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.24. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
HOOFDSTUK III. [1 - Pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
----------
(1)
Art.24/1. [1 Een gouverneur heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.
In geval van langdurige pleegzorg heeft de gouverneur die in het kader van een langdurige pleegzorg een kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.
Het pleegouderverlof van zes weken wordt als volgt opgetrokken:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf uiterlijk 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf uiterlijk 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf uiterlijk 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf uiterlijk 1 januari 2027.
Indien beide ouders werden aangesteld als pleegouder dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het in het gezin opgenomen kind een handicap heeft.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken verlengd indien op hetzelfde moment meerdere pleegkinderen langdurig in het gezin worden opgenomen.
Langdurige pleegzorg is pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden aan de gouverneur op overeenkomstige wijze toegekend als aan een ambtenaar van de diensten van de Vlaamse overheid.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 40, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
TITEL IV. - Ziekteverlof.
Art.25. § 1. De gouverneur die afwezig is wegens ziekte, heeft ziekteverlof.
§ 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art.26.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van :
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval op weg naar en van het werk;
3° een beroepsziekte.
[1 4° een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde;]1
[2 5° de dagen afwezigheid wegens ziekte die zich voordoen binnen zes weken voor de werkelijke bevallingsdatum. Bij geboorte van een meerling wordt die periode verlengd tot acht weken.]2
§ 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de gouverneur zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.
Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag van het salaris.
§ 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op weg naar en van het werk.
Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.
[3 Als de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder dan dertig kalenderdagen duurt en als de gouverneur een medisch attest van genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid indient, deelt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden met een aangetekende brief de beslissing tot genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee aan de gouverneur.]3
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 10, 1°, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
(2)<BVR 2011-09-09/18, art. 10, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
(3)<BVR 2016-09-09/08, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
Titel V. [1 - Loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.27.[1 De gouverneur met verlof voor [2 loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof bevindt]2 zich in dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris.
Ziekteverlof of moederschapsrust maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.
De nadere regelen voor de opname van de deeltijdse [2 loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof worden]2 bepaald in overleg met de minister van Binnenlandse Aangelegenheden en de gouverneur.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
(2)<BVR 2019-06-28/54, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
Art.28. [1 De gouverneur kan voor een kind geen ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen als hij voor hetzelfde kind al in een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten bij dezelfde of een andere werkgever, of als hij die vorm van loopbaanonderbreking al bij een andere werkgever heeft genomen.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
HOOFDSTUK II. - [1 Palliatief verlof]1
----------
(1)
Art.29.[1 De gouverneur heeft recht op voltijdse [2 , halftijdse of 1/5]2 loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken. De duur van de voltijdse [2 , halftijdse of 1/5]2 loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken bedraagt één maand, [3 tweemaal]3 verlengbaar met één maand. Bij verlenging met een maand kan de gouverneur de opnamevorm wijzigen.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
(2)<BVR 2019-06-28/54, art. 43,1°,2°, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<BVR 2019-06-28/54, art. 43,3°, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
HOOFDSTUK III. - [1 Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid]1
----------
(1)
Art.30.[1 § 1. De gouverneur heeft recht op voltijdse [3 , halftijdse of 1/5]3 loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
De maximumduur per patiënt bedraagt voor de voltijdse loopbaanonderbreking 12 maanden en voor de halftijdse [3 of 1/5]3 loopbaanonderbreking 24 maanden.
Als de gouverneur uitsluitend en effectief samenwoont met minstens één kind en het verlof opneemt om bijstand te verlenen aan een zwaar ziek kind van hoogstens 16 jaar, bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking evenwel 24 maanden, en van de halftijdse [3 of 1/5]3 loopbaanonderbreking 48 maanden.
§ 2. De gouverneur kan de voltijdse [3 , halftijdse en 1/5]3 loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen in al dan niet opeenvolgende perioden van minimaal één en maximaal drie maanden. De gouverneur kan bij elke nieuwe periode van loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid veranderen van opnamevorm, overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking [3 en vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking]3. Daarbij mag de gouverneur het equivalent van, naargelang van het geval, 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking niet overschrijden.
[2 In afwijking van het eerste lid kan een gouverneur voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de ziekenhuisopname van het kind als gevolg van een zware ziekte, gedurende een week voltijdse loopbaanonderbreking opnemen, eventueel verlengbaar met een week.
In het tweede lid wordt verstaan onder een zware ziekte: elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
De volgende gouverneurs kunnen gebruikmaken van de opnamemogelijkheid, vermeld in het tweede lid:
1° de gouverneur die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
2° de gouverneur die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
Als de gouverneurs, vermeld in het vierde lid, niet kunnen gebruikmaken van de opnamemogelijkheid, vermeld in het tweede lid, kunnen de volgende gouverneurs ervan gebruikmaken:
1° de gouverneur die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
2° een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad, als de gouverneur vermeld in punt 1°, in de onmogelijkheid verkeert om het verlof op te nemen.
De gouverneur die de verlengingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft uitgeput, kan zijn voltijdse medische-bijstandsverlof nog uitbreiden tot een maand door ook voor de tussenliggende periode voltijds medische-bijstandsverlof te nemen.]2
§ 3. Het equivalent van 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking wordt verminderd met de duur van de voltijdse [3 , halftijdse en 1/5]3 loopbaanonderbrekingen die de gouverneur in om het even welke hoedanigheid bij dezelfde of een andere werkgever voor dezelfde patiënt heeft genoten.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
(2)<BVR 2016-09-09/08, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
(3)<BVR 2019-06-28/54, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK IV. - [1 Ouderschapsverlof]1
----------
(1)
Art.31.[1 Elke gouverneur heeft recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, waarvan de duur :
1° in geval van voltijdse loopbaanonderbreking, [2 vier maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van één maand of een veelvoud daarvan;
2° in geval van halftijdse loopbaanonderbreking, [2 acht maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van twee maanden, of een veelvoud daarvan;
3° in geval van loopbaanonderbreking met een vijfde, [2 twintig maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan.
De gouverneur heeft de mogelijkheid om bij ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking te veranderen van opnamevorm. Het reeds opgenomen ouderschapsverlof wordt in dat geval aangerekend overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking en aan vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde.
De mannelijke gouverneur heeft alleen recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking als vaststaat dat het kind van hem afstamt, of als het gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
(2)<BVR 2016-09-09/08, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
Art.32.[1 De gouverneur heeft recht op ouderschapsverlof:
1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de gouverneur zijn verblijfplaats heeft, uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
De leeftijdsgrens van twaalf jaar wordt verhoogd tot 21 jaar als het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in de pijler I van de medisch-sociale schaal als vermeld in de regelgeving over de kinderbijslag.]1
----------
(1)<BVR 2016-09-09/08, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
HOOFDSTUK V. - [1 Onderbrekingsuitkeringen]1
----------
(1)
Art.33. [1 De gouverneur die zijn loopbaan onderbreekt, krijgt onderbrekingsuitkeringen overeenkomstig de federale bepalingen.
Als aan de gouverneur onderbrekingsuitkeringen worden geweigerd als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau, dat bevoegd is voor zijn verblijfplaats, of als hij afziet van die uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit, behalve voor de uitzonderingen die bepaald zijn door de federale overheid.]1
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , heeft uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van het akkoord van de federale overheid met de daarin opgenomen regelingen>
Art.34.
<Opgeheven bij BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
Art.35.
<Opgeheven bij BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
Art.36.
<Opgeheven bij BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
Art.37.
<Opgeheven bij BVR 2011-09-09/18, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 02-12-2011>
TITEL V/1. [1 - Geboorteverlof.]1
----------
(1)
Art.37/1. [1 Een gouverneur heeft recht op geboorteverlof naar aanleiding van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de gouverneur vaststaat.
Bij ontstentenis van een persoon die geboorteverlof opneemt op grond van de afstamming van het kind, heeft de gouverneur die gehuwd is of samenwoont met de moeder van het kind, recht op geboorteverlof.
Het recht op moederschapsverlof vermeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 sluit voor eenzelfde ouder het recht op geboorteverlof uit.
Het geboorteverlof bedraagt tien werkdagen. Het wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Het geboorteverlof wordt binnen vier maanden opgenomen. Die periode start op de dag waarop het kind geboren wordt.
Het geboorteverlof wordt in mindering gebracht van het recht op opvangverlof vermeld in artikel 23.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
TITEL VI. - Omstandigheidsverlof.
Art.38.§ 1. De gouverneur heeft recht op omstandigheidsverlof naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld :
1° huwelijk van de gouverneur en het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door de gouverneur : 4 werkdagen;
2° [3 ...]3
3° overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : 4 werkdagen;
4° huwelijk [3 of wettelijke samenwoning]3 van een kind van de gouverneur, van de echtgenoot of van de samenwonende partner : 2 werkdagen;
5° [2 overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner, van om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : twee werkdagen;]2
6° [2 overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner in de tweede graad, van een overgrootouder of een achterkleinkind, die niet onder hetzelfde dak wonen als de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : één werkdag.]2
7° huwelijk [3 of wettelijke samenwoning]3 van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : [3 de dag van de plechtigheid]3.
§ 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
----------
(1)<BVR 2011-09-09/18, art. 12, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2004>
(2)<BVR 2011-09-09/18, art. 12, 2° en 3°, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
(3)<BVR 2019-06-28/54, art. 46, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
TITEL VII. [1 - Vervanging bij langdurige afwezigheid of waarneming van het ambt.]1
----------
(1)
Art. 38/1.[1 Bij langdurige afwezigheid kan de Vlaamse Regering de gouverneur vervangen. De vervanger geniet de prerogatieven en het geldelijk statuut van de gouverneur.]1
[2 Het eerste lid is ook van toepassing in het geval van waarneming van het vacante ambt van gouverneur.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/18, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
(2)<BVR 2019-06-28/54, art. 48, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
DEEL V. - VRIJWILLIG ONTSLAG EN OPRUSTSTELLING VAN DE GOUVERNEUR.
Art.39.De gouverneur kan vrijwillig zijn ontslag indienen.
Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan [1 met een beveiligde zending]1 op de hoogte.
----------
(1)<BVR 2019-06-28/54, art. 49, 006; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
Art.40. Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit aanvaardt.
Art.41.[1 De gouverneur kan zijn ambt niet verliezen vóór het einde van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, behalve in de gevallen die bepaald zijn in de pensioenwetgeving of in dit besluit.
Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan het ambt van gouverneur op de laatste dag van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.]1
----------
(1)<BVR 2024-05-03/47, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 15-07-2024>
Art. 41/1. [1 De pensioengerechtigde gouverneur kan door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te dragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/18, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 24-10-2011>
DEEL VI. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL I. - Bezoldigingsregeling.
HOOFDSTUK I. - Het salaris.
Art.42. Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de gouverneur wordt vastgesteld op 72.400 euro.
HOOFDSTUK II. - Uitbetaling van het salaris.
Art.43. § 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris.
§ 2. Wanneer de gouverneur op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn rechthebbenden, naar gelang van het geval.
§ 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met dien verstande dat het op de rekening van de gouverneur bijgeschreven wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de maand december wordt op de rekening van de gouverneur geboekt uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt overgemaakt via overschrijving.
Art.44. Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands concurrentievermogen.
Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02).
HOOFDSTUK I. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties.
Art.45. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule :
VW | ||
M = | ---- | VW x n % x NM |
PW |