13 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.
Art. 1-18
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 4° worden de woorden " van het gemeentebestuur " geschrapt;
2° het 6° wordt vervangen als volgt :
" 6° kind ten laste :
- de persoon jonger dan 25 jaar voor wie de persoon met een handicap of de persoon met wie hij een huishouden vormt kinderbijslag ontvangt of een onderhoudsgeld dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming,
- of de persoon jonger dan 25 jaar voor wie de persoon met een handicap onderhoudsgeld betaalt dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in een overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming. "
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende :
" Art. 1bis. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt de persoon geplaatst in een opvanggezin gelijkgesteld met een kind en worden de geplaatste persoon en de opvangouders beschouwd als bloedverwant in de eerste graad. "
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt hersteld in de volgende lezing :
" Art. 3. De zelfredzaamheid wordt gemeten aan de hand van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid, gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en volgens welke rekening wordt gehouden met volgende factoren :
- verplaatsingsmogelijkheden;
- mogelijkheden om zijn voedsel te nuttigen of te bereiden;
- mogelijkheid om voor zijn persoonlijke hygiëne in te staan en zich te kleden;
- mogelijkheid om zijn woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten;
- mogelijkheid om te leven zonder toezicht, bewust te zijn van gevaar en gevaar te kunnen vermijden;
- mogelijkheid tot communicatie en sociaal contact. "
Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende :
" Art. 3bis. Voor ieder van de in artikel 3 vermelde factoren wordt als volgt een aantal punten toegekend naar gelang van de graad van zelfredzaamheid van de persoon met een handicap :
- geen moeilijkheden, geen bijzondere inspanning en geen bijzondere hulpmiddelen : 0 punten;
- beperkte moeilijkheden of beperkte bijkomende inspanning of beperkt beroep op bijzondere hulpmiddelen : 1 punt;
- grote moeilijkheden of een grote bijkomende inspanning of uitgebreid beroep op bijzondere hulpmiddelen : 2 punten;
- onmogelijk zonder hulp van derden, zonder opvang in een aangepaste voorziening of zonder volledig aangepaste omgeving : 3 punten.
De toegekende punten worden samengeteld en naar gelang van dit totaal behoort de persoon met een handicap tot een van de in artikel 6, § 3, van de in de wet vermelde categorieën. "
Art.5. In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, tweede lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
" 2° categorie B : de personen met een handicap die :
- ofwel alleen wonen;
- ofwel sedert ten minste 3 maanden dag en nacht in een verzorgingsinstelling verblijven en voorheen niet tot categorie C behoorden. ";
2° § 1, tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt :
" 3° categorie C : de personen met een handicap die :
- ofwel een huishouden vormen;
- ofwel één of meer kinderen ten laste hebben. ";
3° de laatste zin van het laatste lid van § 1 wordt vervangen als volgt :
" Indien twee personen met een handicap in een huishouden tot de categorie C behoren, dan zal elk van hen een vrijstelling genieten gelijk aan de helft van de vrijstelling die overeenstemt met categorie C. "
4° de § 2 wordt opgeheven.
5° de § 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. Voor de toepassing van dit artikel zijn deze bedragen gekoppeld aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der werknemers, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
De in aanmerking genomen bedragen zijn de geldende bedragen op de datum van uitwerking van de aanvraag of nieuwe aanvraag om tegemoetkoming of op de eerste dag van de maand volgend op de ambtshalve herziening. "
Art.6. In artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid van § 1 worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ";
2° het derde lid van § 1 wordt opgeheven,
3° in § 2, 5° en 7° worden de woorden " de personen met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt ".
Art.7. Artikel 7 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt vervangen als volgt :
" Art. 7. § 1. Wanneer de persoon met een handicap of de persoon met wie hij een huishouden vormt een beroepsactiviteit als werknemer uitoefenen, wordt bij de berekening van het inkomen rekening gehouden met het belastbaar loon van het referentiejaar, zijnde het jaar -2.
Men verstaat onder het " het jaar -2 " het tweede kalenderjaar voorafgaand aan :
1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag of van de nieuwe aanvraag om tegemoetkoming in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag wordt genomen;
2° de kalendermaand volgend op het feit dat aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening bedoeld in artikel 23, § 1 tot § 1ter van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap.
§ 2. Voor een zelfstandige is het in aanmerking te nemen beroepsinkomen het bedrag van het inkomen zoals bepaald in artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen, dat betrekking heeft op het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de administratieve beslissing uitwerking heeft.
§ 3. In geval van begin of hervatting van een beroepsactiviteit als zelfstandige, wordt, zolang § 2 niet kan worden toegepast, en in alle gevallen waarin er niet naar een door de Administratie der Directe Belastingen vastgesteld beroepsinkomen kan worden verwezen, het beroepsinkomen in rekening gebracht dat door de aanvrager of, in voorkomend geval, door de persoon met wie hij een huishouden vormt, is aangegeven; dat inkomen kan nagezien en, in voorkomend geval, verbeterd worden op grond van bij de Administratie der Directe Belastingen bekomen gegevens.
§ 4. Wanneer de aanvrager de beroepsactiviteit als zelfstandige van de overleden persoon met wie hij een huishouden vormde, voortzet, wordt het inkomen, dat deze laatste heeft verworven in de loop van het refertejaar dat voor de vaststelling van het inkomen in aanmerking moet worden genomen, geacht door de aanvrager verworven te zijn.
§ 5. Wanneer het beroepsinkomen van het jaar -2 voortkomt uit een activiteit uitgeoefend voordat de persoon met een handicap of de persoon met wie hij een huishouden vormt gepensioneerd waren, daar waar op de ingangsdatum deze persoon of deze personen een pensioen genieten en tevens een toegelaten beroepsactiviteit uitoefenen, is het bedrag van het beroepsinkomen waarmee rekening moet gehouden worden dit laatste bedrag, omgerekend op jaarbasis.
§ 6. Het inkomen dat voortkomt van een bedrijfsafstand wordt aangerekend in toepassing van de artikelen 17 tot 22. "
Art.8. In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.9. In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.10. In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.11. In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.12. In artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ";
2° in het laatste lid worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.13. In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ";
2° het eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
" 2° de maand volgend op het feit dat aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening, in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1 tot § 1ter van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap. ";
3° het eerste lid, 3°, wordt opgeheven.
Art.14. In de artikelen 18, 19 en 20 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, worden de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt ".
Art.15. Artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt vervangen als volgt :
" Art. 23. Indien de persoon met een handicap en de persoon met wie hij een huishouden vormt, beide recht hebben op een tegemoetkoming, wordt voor elk van beide gerechtigden rekening gehouden met de helft van het gezinsinkomen. "
Art.16. Artikel 48 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt hersteld in de volgende lezing :
" Art 48. Voor de toepassing van artikel 14 van de wet worden de bedragen vermeld in artikel 6, § 3, van deze wet en van artikel 4, § 1, eerste lid, van dit besluit geldend op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag of de nieuwe aanvraag werd ingediend of volgend op de datum van de ambtshalve herziening bedoeld in artikel 23, § 1 van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap, in aanmerking genomen. "
Art.17. Dit besluit treedt in werking met ingang van op 1 juli 2004.
Art. 18. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap zijn belast met de uitvoering van dit besluit.