Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-06-2004 en tekstbijwerking tot 02-10-2008)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Infrastructuurbeheerder.
Afdeling 1. - Oprichting.
Art. 2-4
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;.
Art. 5
HOOFDSTUK III. - Fonds voor spoorweginfrastructuur.
Afdeling 1. - Organieke bepalingen.
Art. 6-13
Afdeling 2. - Overdracht van de spoorweginfrastructuur en van schulden.
Art. 14-15
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, algemene en diverse bepalingen.
Art. 16-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1926072350  1991021064  2002021488 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit zet sommige bepalingen om van de richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd door richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001, en van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.

HOOFDSTUK II. - Infrastructuurbeheerder.
Afdeling 1. - Oprichting.
Art.2. § 1. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (hierna de " N.M.B.S. " genoemd) richt alleen een naamloze vennootschap van publiek recht op, " Infrabel " genoemd, die de beheerder zal zijn van de spoorweginfrastructuur, zoals gedefinieerd in artikel 3 van voornoemde richtlijn 91/440/EEG, voor het volledige Belgische net (deze vennootschap wordt hierna " Infrabel " genoemd).
  § 2. Voorafgaand aan de oprichting van Infrabel, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de eerste statuten vast van Infrabel en bepaalt Hij de voorlopige regels die gelden als eerste beheerscontract met toepassing van artikel 453, § 4, van de programmawet van 22 december 2003. De N.M.B.S. richt Infrabel op binnen dertig dagen na de datum van bekendmaking van de laatste van deze koninklijke besluiten en uiterlijk op 1 januari 2005.
  § 3. Titel II van Boek VIII van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing op de oprichting van Infrabel, met uitzondering van de artikelen 440, 454, 4°, en 456, 4°.

Art.3. § 1. De N.M.B.S. brengt in Infrabel de volgende activa en passiva in :
  1° het recht tot uitbating van het Belgische spoorwegnet voor doeleinden van het beheer van de spoorweginfrastructuur, voor een duur van negenennegentig jaar;
  2° andere activa dan deze bedoeld in artikel 14, § 1, 1°, die nodig of dienstig zijn voor de uitbating van de infrastructuurbeheerder, waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;
  3° de schulden en andere passiva waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, met inachtneming van artikel 18, § 2.
  § 2. De inbreng bedoeld in § 1 wordt vergoed door aandelen in het kapitaal van Infrabel waarvan maximum 50 procent min één aandeel worden toegekend aan de Staat bij wege van een vermindering van het kapitaal van de N.M.B.S.
  § 3. De inbreng bedoeld in § 1 brengt van rechtswege de overdracht aan Infrabel mee van de activa en passiva die er deel van uitmaken. De inbreng heeft uitwerking op 1 januari 2005. Hij is tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de inbreng bevestigt.
  Zo leningen of andere financiële schulden die deel uitmaken van de inbreng bedoeld in § 1, niet kunnen worden overgedragen aan Infrabel met bevrijding van de N.M.B.S. van haar verbintenissen, realiseert de N.M.B.S. de overdracht van deze leningen of schulden door een andere techniek met evenwaardig resultaat.
  Infrabel treedt in de rechten en verplichtingen van de N.M.B.S. die voortvloeien uit lopende onteigeningsprocedures op de datum van inwerkingtreding van de inbreng bedoeld in § 1 met betrekking tot goederen opgenomen in het koninklijk besluit bedoeld in § 1, 2°.
  § 4. (Uiterlijk op 30 november 2004) stelt de Koning de lijsten vast bedoeld in § 1, 2° en 3°. <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  Deze lijsten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar eenieder er kosteloos kennis van kan nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van kan bekomen mits betaling van de griffierechten.
  (Indien de activa bedoeld in § 1, 2°, zakelijke rechten op onroerende goederen omvatten, worden deze beschreven in een bijzondere afdeling van de lijst van activa. Deze lijst geldt als akte tot overdracht of vestiging van die rechten.
  Met uitzondering van de goederen behorend tot het openbaar spoorwegdomein wordt de bijzondere afdeling van de lijst overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de betrokken onroerende goederen zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving loopt vanaf 1 januari 2005.) <W 2006-07-20/39, art. 356, 004; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
  Titel III van Boek XI van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de inbreng bedoeld in § 1.
  § 5. De inbreng bedoeld in § 1 is vrijgesteld van elke belasting. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop deze vrijstelling geschiedt.
  Artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing op de inbreng bedoeld in § 1. (...). <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>

Art.4. In afwijking van artikel 1, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt Infrabel vanaf haar oprichting ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van dezelfde wet. Zij is onderworpen aan titel I van deze wet, met uitzondering van de bepalingen van titel I, hoofdstukken XI en XII, van dezelfde wet en andere afwijkingen vastgesteld bij dit besluit.

Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;.
Art.5. In voornoemde wet van 21 maart 1991 wordt een Titel VIII ingevoegd, die luidt als volgt :
  " Titel VIII - Infrabel
  HOOFDSTUK I. - Doel en opdrachten van openbare dienst
  Art. 197. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  1° " spoorweginfrastructuur " : alle elementen bepaald in bijlage I, deel A, van verordening (EEG) nr. 2598/70 van de Europese Commissie van 18 december 1970 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's, bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juli 1970, met uitzondering van het laatste streepje dat in de zin van deze titel als volgt luidt : " Dienstgebouwen voor de infrastructuur ";
  2° " spoorwegonderneming " : iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming die houder is van een spoorwegvergunning afgeleverd overeenkomstig de toepasselijke communautaire wetgeving, waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verlenen van diensten van vervoer per spoor van goederen en/of reizigers, voor zover deze onderneming voor de tractie zorgt, en met dien verstande dat deze term eveneens betrekking heeft op de ondernemingen die uitsluitend tractie leveren;
  3° " N.M.B.S. " : de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
  4° " Nationale Paritaire Commissie " : de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
  Art. 198. Infrabel is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.
  Art. 199. § 1. Infrabel heeft tot doel, met betrekking tot het volledige Belgische net :
  1° (het verwerven, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur); <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  2° het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van deze infrastructuur;
  3° het verschaffen aan de spoorwegondernemingen van de diensten bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, ter uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
  4° de toewijzing van de beschikbare spoorweginfrastructuurcapaciteit, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;
  5° de tarifering, de facturering en de inning van heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur en voor de diensten bedoeld in 3°, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;
  6° de certificering van het personeel van de spoorwegondernemingen en van het rollend materieel ten aanzien van de door de Koning bepaalde technische normen en regels betreffende de veiligheid en het gebruik van de infrastructuur;
  7° bijkomstig, de commerciële activiteiten die verenigbaar zijn met de taken bedoeld in 1° tot 6°, met uitsluiting van het verschaffen van spoorvervoerdiensten.
  § 2. De taken bedoeld in § 1, 1° tot 6°, zijn opdrachten van openbare dienst van Infrabel.
  Art. 200. § 1. De raad van bestuur van Infrabel stelt het in artikel 26 bedoeld ondernemingsplan op voor de duur van het beheerscontract en past het jaarlijks aan. Dit plan geeft de doeleinden en de strategie van de onderneming aan rekening houdend met de mobiliteitsdoeleinden bepaald door de Ministerraad.
  § 2. Verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan zijn :
  1° de infrastructurele behoeften weergegeven in een meerjarig investeringsplan;
  2° de vooruitzichten inzake de behoefte aan personeel;
  3° de evolutie van de exploitatierekeningen weergegeven in een financieel plan;
  4° de methode voor de berekening van de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
  5° de middelen voor de financiering van de geplande investeringen.
  § 3. Het meerjarig investeringsplan bedoeld in § 2, 1°, omvat de planning over meerdere jaren van de investeringen met betrekking tot de aanschaffing, de inrichting, het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur.
  Vóór de goedkeuring van het meerjarig investeringsplan maakt de raad van bestuur van Infrabel een ontwerp van dit plan per aangetekend schrijven over aan de spoorwegondernemingen die gebruik maken van de spoorweginfrastructuur van het Belgische net. Zij kunnen hun opmerkingen aan Infrabel meedelen binnen een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de datum van verzending van het ontwerp.
  § 4. Het ondernemingsplan en de jaarlijkse aanpassingen daaraan worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven, evenals aan de minister die bevoegd is voor de regulering van het spoorvervoer. In afwijking van artikel 26, tweede lid, worden de elementen bedoeld in § 2 als noodzakelijk deel voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel en voor haar meerjarig investeringsplan, goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, na raadpleging van de N.M.B.S.
  § 5. Het ondernemingsplan is een voorafgaande voorwaarde voor het afsluiten van het beheerscontract. In geval van vernieuwing van het beheerscontract wordt het plan uiterlijk twaalf maanden vóór de vervaldag van het lopende beheerscontract opgesteld. (Artikel 3, § 2, 9°, is niet van toepassing.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  HOOFDSTUK II. - Financiële en fiscale bepalingen
  Art. 201. Infrabel bepaalt de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor de diensten die zij verleent in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, en de bepalingen van het beheerscontract.
  Art. 202. § 1. Het beheerscontract dat tussen de Staat en Infrabel moet worden afgesloten, bepaalt de berekening en de betalingsvoorwaarden van alle Staatstoelagen voor de verwezenlijking van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel, teneinde :
  1° minstens een evenwicht te waarborgen onder normale omstandigheden van bedrijfsvoering en over een redelijk tijdsverloop, tussen, enerzijds, de ontvangsten voortvloeiend uit de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de overschotten uit commerciële activiteiten en de Staatstoelagen en, anderzijds, de infrastructuuruitgaven;
  2° de gepaste financiële stimuli te voorzien om zowel de kosten voor het verstrekken van de spoorweginfrastructuur als de heffingen voor het gebruik van deze infrastructuur te verminderen, om het gebruik van de infrastructuur te maximaliseren en om de investeringen te realiseren die nodig zijn om de performantie, de kwaliteit van de dienstverlening en de veiligheid van de infrastructuur op een hoog niveau te handhaven.
  Art. 203. De Koning kan, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de Staatswaarborg toekennen aan de verbintenissen van Infrabel ingevolge leningen die door haar zijn uitgegeven of aangegaan in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, of ingevolge overeenkomsten tot dekking van de wisselkoers- en interestrisico's betreffende dergelijke leningen.
  Art. 204. In artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een 12° toegevoegd, luidende :
  " 12° de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel ".
  Infrabel is vrijgesteld van alle belastingen, heffingen en rechten ten voordele van de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
  Art. 205. Ongeacht het deel van het maatschappelijk kapitaal dat zij vertegenwoordigen, geven de aandelen van Infrabel gehouden door de Staat recht op 80 procent van de stemmen plus één stem.
  HOOFDSTUK III. - Beheer
  Art. 206. De artikelen 18 tot 23 zijn niet van toepassing op Infrabel.
  Art. 207. § 1. De raad van bestuur is samengesteld uit maximum tien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. (Het aantal bestuurders wordt bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  Ten minste één derde van de bestuurders moet van het andere geslacht zijn dan dat van de andere bestuurders.
  § 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning een aantal bestuurders in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan de aandelen in het bezit van de Staat. De overige bestuurders worden daarna benoemd door de andere aandeelhouders.
  De bestuurders worden gekozen op grond van de complementariteit van hun competentie inzake financiële analyse, boekhoudkundig beheer, juridische aspecten, kennis van de vervoersector, deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsbeheer en sociale relaties.
  De bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar (...). De door de Koning benoemde bestuurders kunnen slechts door de Koning worden ontslagen, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  § 3. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig § 2.
  § 4. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders. De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.
  Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
  De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse de boeken, brieven, notulen en in het algemeen alle documenten en geschriften van Infrabel inkijken. Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat. (Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  § 5. Bij de uitoefening van hun mandaat en in acht genomen belangen van de vennootschap, zijn de leden van de organen van Infrabel gehouden tot discretie.
  Art. 208. § 1. Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dit bestuur aangaat, alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
  De leden van het directiecomité vormen een college. Zij kunnen de taken onder elkaar verdelen. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die hem door deze wet zijn opgedragen als college, kan het directiecomité sommige van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan de subdelegatie ervan toestaan. Hij brengt de raad van bestuur in kennis van de bevoegdheidsdelegaties krachtens dit lid.
  § 2. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur bepaalt het aantal overige leden van het directiecomité en benoemt deze leden op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies van het benoemings- en bezoldigingscomité.
  De andere leden van het directiecomité dan de gedelegeerd bestuurder worden ontslagen door de raad van bestuur.
  Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen Infrabel. Met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder mogen zij niet de hoedanigheid van bestuurder van Infrabel hebben.
  § 3. De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad.
  (§ 4. Infrabel wordt geldig vertegenwoordigd jegens derden en in rechte door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur, die gezamenlijk optreden. "
  Alle akten van bestuur of akten die de vennootschap verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van deze § 4.
  De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze van de algemeen directeur.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  Art. 209. § 1. De rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de gedelegeerd bestuurder en van de andere leden van het directiecomité, enerzijds, en van Infrabel, anderzijds, worden geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt Infrabel vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. Overeenkomstig artikel 211, § 2, tweede lid, wint de raad van bestuur de voorstellen van het benoemings- en bezoldigingscomité in met betrekking tot de bezoldiging en de voordelen toe te kennen aan de gedelegeerd bestuurder en aan de andere leden van het directiecomité.
  De gedelegeerd bestuurder of het lid van het directiecomité die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Infrabel. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging.
  Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Infrabel. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging.
  § 2. De algemene vergadering stelt de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur vast op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité. De vergadering houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, in acht genomen onder andere hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités en de doelstellingen van de onderneming.
  § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van Infrabel. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel bevatten, mogen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
  Art. 210. § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een auditcomité op.
  Het auditcomité bestaat uit vier bestuurders, anderen dan de gedelegeerd bestuurder, die door de raad van bestuur worden benoemd. Dit comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
  Het auditcomité mag de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op zijn vergaderingen, die er zetelt met raadgevende stem. De Regeringscommissarissen nemen eveneens met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van dit comité.
  § 2. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan door onderzoek van de financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële verslagen inzake risicobeheer.
  Ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarop de raad van bestuur de jaarrekeningen vaststelt, legt de raad deze rekeningen ter advies voor aan het auditcomité.
  Art. 211. § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op.
  Het benoemings- en bezoldigingscomité bestaat uit vier bestuurders, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur, die het comité voorzit, en de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de overige leden van dit comité. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
  § 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 208, § 2, eerste lid, een advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.
  De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité en aan de hogere kaderleden. De raad volgt deze aangelegenheden continu op.
  Art. 212. § 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens de wet of de statuten van Infrabel, is het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of de functie van :
  1° lid van het Europees Parlement;
  2° lid van de Wetgevende Kamers;
  3° Minister of Staatssecretaris;
  4° lid van de Raad of van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
  5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.
  Bovendien mogen geen andere bestuurders dan de gedelegeerd bestuurder personeelsleden zijn van Infrabel in de zin van artikel 214, § 1.
  De leden van het directiecomité mogen geen burgemeester, schepen of voorzitter zijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
  § 2. Het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité is onverenigbaar met het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité van een spoorwegonderneming.
  Bovendien moet de meerderheid van de leden van de raad van bestuur onafhankelijk zijn van elke spoorwegonderneming volgens de criteria bepaald in artikel 524, § 4, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen.
  De meerderheid van de leden van het directiecomité mogen geen enkel belang van vermogensrechtelijke aard hebben in een spoorwegonderneming, noch voor dergelijke onderneming enige functie uitoefenen of dienst verlenen, rechtstreeks of onrechtstreeks, kosteloos of tegen betaling.
  De door de Koning benoemde leden van de raad van bestuur moeten anderen zijn dan de door de Koning benoemde bestuurders bij de N.M.B.S.
  § 3. Wanneer één van de leden van de raad van bestuur of van het directiecomité de bepalingen van §§ 1 en 2, eerste lid, overtreedt, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat bij Infrabel te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
  Art. 213. § 1. Infrabel is onderworpen aan het toezicht van de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven en van de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer. Dit toezicht wordt uitgeoefend door tussenkomst van twee Regeringscommissarissen die worden benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de betrokken minister.
  Voornoemde ministers kunnen elk een plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris eventueel verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.
  De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissarissen en hun bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van Infrabel.
  § 2. De Regeringscommissarissen zien toe op de naleving van de wet, van de statuten en van het beheerscontract. Zij zien er op toe dat het beleid van Infrabel, inzonderheid het beleid met toepassing van artikel 13, de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
  Elke Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister onder wie hij ressorteert. De Regeringscommissarissen brengen verslag uit aan de minister van begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur of het directiecomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat.
  § 3. De Regeringscommissarissen worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité en hebben er een raadgevende stem. Zij kunnen te allen tijde individueel ter plaatse kennis nemen van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van Infrabel. Zij kunnen ieder individueel van de bestuurders, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel en van de leden van haar directiecomité alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die zij nodig achten voor de uitoefening van hun mandaat.
  Infrabel stelt de Regeringscommissarissen de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van hun mandaat.
  § 4. Iedere Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier werkdagen beroep aan bij de minister onder wij hij ressorteert, tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité die hij strijdig acht met de wet, de statuten of het beheerscontract of waarvan hij oordeelt dat zij nadeel kan berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel. Iedere Regeringscommissaris kan, binnen dezelfde termijn, beroep aantekenen tegen elke beslissing tot verhoging van de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. Het beroep is opschortend.
  De termijn bedoeld in het eerste lid gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de betrokken Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft genomen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de betrokken Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing.
  De minister bij wie beroep werd aangetekend, kan de betrokken beslissing vernietigen binnen een termijn van acht vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn. De minister betekent de vernietiging aan het betrokken bestuursorgaan. Indien geen van de bevoegde ministers de vernietiging heeft uitgesproken binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid.
  In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat, vraagt de minister bij wie beroep werd aangetekend, het akkoord van de minister van begroting. Indien deze beide ministers niet tot een akkoord komen binnen de in het derde lid bedoelde termijn van acht vrije dagen, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure.
  § 5. Elk jaar brengt de raad van bestuur bij voornoemde ministers verslag uit over de uitvoering door Infrabel van haar taken van openbare dienst.
  Elk jaar brengen deze ministers bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van deze titel.
  HOOFDSTUK IV. - Personeel
  Art. 214. § 1. Infrabel beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door de N.M.B.S. Het statuut van het personeel van de N.M.B.S., met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op dit personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het gezag van Infrabel.
  De voorwaarden en nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld in een overeenkomst die zal worden gesloten tussen de N.M.B.S. en Infrabel. Deze overeenkomst evenals alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie die beslist met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.
  § 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1.
  Art. 215. In afwijking van artikel 30, § 1, worden de bevoegdheden die door Titel I, hoofdstuk VIII worden toegekend aan de paritaire commissie van de betrokken onderneming, uitgeoefend door de Nationale Paritaire Commissie. "

HOOFDSTUK III. - Fonds voor spoorweginfrastructuur.
Afdeling 1. - Organieke bepalingen.
Art.6. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.7. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.8. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.9. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.10.
  <Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.11. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.12. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.13. (Opgeheven) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Afdeling 2. - Overdracht van de spoorweginfrastructuur en van schulden.
Art.14. § 1. De N.M.B.S. draagt aan het Fonds zonder vergoeding over :
  1° een geheel van activa met betrekking tot het beheer en de financiering van de spoorweginfrastructuur, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, (bestaande uit eigendomsrechten of andere zakelijke of persoonlijke rechten op het geheel of een deel van deze infrastructuur) en andere activa met uitzondering van de roerende activa en het rollend materieel bedoeld in artikel 454, § 2, tweede lid, van de programmawet van 22 december 2003, voor een totale waarde gelijk aan het totale bedrag van de schulden en andere passiva bedoeld in 2° en, in voorkomend geval, met de verplichting voor het Fonds om zakelijke of persoonlijke gebruiksrechten op activa, aangeduid in het koninklijk besluit bedoeld in § 2, eerste lid, te verlenen aan Infrabel, de N.M.B.S. of haar dochtervennootschap transport; <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  2° de schulden en andere passiva, voor een totaal bedrag van maximum EUR 7.400 miljoen (zevenduizend vierhonderd miljoen euro).
  § 2. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, na overleg met de raad van bestuur van de N.M.B.S., de lijst op van de activa, schulden en andere passiva bedoeld in § 1, 1° en 2°.
  Deze lijsten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar eenieder er kosteloos kennis van kan nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van kan bekomen mits betaling van de griffierechten.
  (De zakelijke rechten op onroerende goederen bedoeld in § 1, 1°, worden beschreven in een afzonderlijke afdeling van de lijst van activa. Deze lijst geldt als akte tot overdracht of vestiging van die rechten. De afzonderlijke afdeling van de lijst wordt overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de betrokken onroerende goederen zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving loopt vanaf 1 januari 2005.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  § 3. De overdrachten bedoeld in § 1 gebeuren van rechtswege en hebben uitwerking op 1 januari 2005. Zij zijn tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat deze overdrachten bevestigt.
  (Zo leningen of andere schulden niet kunnen worden overgedragen aan het Fonds met bevrijding van de N.M.B.S. van haar verbintenissen, wordt de overdracht van de betreffende verbintenissen en lasten aan het Fonds tot stand gebracht door een andere techniek met evenwaardig resultaat.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>
  Het Fonds treedt in de rechten en verplichtingen van de N.M.B.S. die voortvloeien uit lopende onteigeningsprocedures op de datum van inwerkingtreding van de overdrachten bedoeld in § 1 met betrekking tot de goederen opgenomen in het koninklijk besluit bedoeld in § 2, eerste lid.
  § 4. De overdrachten bedoeld in § 1 zijn vrijgesteld van elke belasting. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop deze vrijstelling geschiedt.
  Artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing op de overdracht bedoeld in § 1, 1°. Deze overdracht wordt geacht geen levering van goederen of een dienst uit te maken in de zin van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het Fonds wordt geacht de persoon van de overdragen voort te zetten.
  § 5. (...) <KB 2006-11-10/78, art. 6, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.15. § 1er. Ter uitvoering van artikel 455, § 1, van de programmawet van 22 december 2003 en uiterlijk op 1 september 2004, zal de naamloze vennootschap van publiek recht Federale Participatiemaatschappij :
  1° voldoen aan haar verplichtingen tot terugbetaling tegenover de Staat ingevolge de verminderingen van haar kapitaal met toepassing van artikel 8, § 1, van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project, door overdracht aan de Staat van alle aandelen van categorie A die zij bezit in de naamloze vennootschap van publiek recht HST-Fin (hierna " HST-Fin " genoemd);
  2° haar kapitaal verminderen ten bedrage van EUR 145.802.358,73 (honderd vijfenveertig miljoen achthonderd en twee duizend driehonderd achtenvijftig euro, drieënzeventig cent) door terugbetaling aan de Staat door overdracht van alle aandelen van categorie C die zij bezit in HST-Fin.
  HST-Fin mag geen enkel ander dividend of interimdividend uitkeren dan het jaarlijks preferent dividend van 5,68% (pro rata temporis) aan aandelen van categorie C overeenkomstig artikel 32, tweede en derde lid, van haar statuten.
  § 2. Overeenkomstig artikel 455, § 2, van de programmawet van 22 december 2003 gaat de N.M.B.S. uiterlijk op 1 januari 2005 over tot fusie door overneming van HST-Fin.
  De fusie bedoeld in het eerste lid wordt geacht een fusie te zijn zoals bedoeld in artikel 211, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en artikel 117, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten, die beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Artikel 209 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing, zelfs in de mate dat de inbreng niet wordt vergoed met nieuwe aandelen wegens het feit dat de overnemende vennootschap aandelen bezit van de overgenomen vennootschap. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop de fiscale neutraliteit van deze fusie wordt toegepast.
  Deze verrichting wordt verwezenlijkt met toepassing van artikel 11 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, algemene en diverse bepalingen.
Art.16. Niettegenstaande elke strijdige contractuele bepaling, heeft geen enkele van de reorganisaties bedoeld in dit besluit tot gevolg dat de bepalingen van enige overeenkomst gesloten tussen de N.M.B.S. of HST-Fin en één of meer derden vóór de effectieve datum van de overdrachten bedoeld in artikel 14, § 1, worden gewijzigd of dat zulke overeenkomst wordt beëindigd, en geen enkele van deze reorganisaties geeft enige partij het recht om zulke overeenkomst te wijzigen of eenzijdig te beëindigen.
  (Geen enkele van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit heeft tot gevolg dat de waarborgen die door de Staat zijn toegekend voor leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin vóór die verrichtingen, vervallen of worden gewijzigd, in voorkomend geval niettegenstaande de wijziging van schuldenaar in het kader van die reorganisatieverrichtingen.
  De fiscale vrijstellingen die door of krachtens de wet zijn toegekend voor de inkomsten uit leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin, blijven van toepassing binnen dezelfde grenzen en tegen dezelfde voorwaarden, in voorkomend geval niettegenstaande de overdracht van deze leningen in het kader van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>

Art.17. In de wet van 23 juli 1926 houdende de oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 13bis. De samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie wordt vanaf 1 januari 2005 als volgt aangepast :
  1° vier leden worden benoemd door de raad van bestuur van de N.M.B.S.;
  2° drie leden worden benoemd door de raad van bestuur van Infrabel;
  3° drie leden worden benoemd door de raad van bestuur van de dochtervennootschap van de N.M.B.S. die tot doel heeft het vervoer per spoor van reizigers en goederen, of, ingeval deze dochtervennootschap niet vóór 1 januari 2005 is opgericht, door de raad van bestuur van de N.M.B.S. "

Art.18. Aan artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden " Fonds voor Spoorweginfrastructuur " toegevoegd in de categorie B.

Art.19. § 1. In artikel 492 van de programmawet van 24 december 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, eerste lid, en § 2 worden opgeheven;
  2° in § 1, tweede lid, worden de woorden " De overname " vervangen door de woorden " De schuldovername ".
  § 2. De overdrachten van schulden bedoeld in de artikelen 3, § 1, 3°, en 14, § 1, 2°, moeten gelijktijdig gebeuren en in hun geheel genomen beantwoorden aan de voorwaarden gesteld in artikel 492 van de programmawet van 24 december 2002.

Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt op de datum van oprichting van Infrabel overeenkomstig artikel 2.
  (In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 5 in werking op 1 januari 2005 in zoverre het in voornoemde wet van 21 maart 1991 een nieuw artikel 208, § 2, derde lid, eerste zin, een nieuw artikel 209, § 1, tweede en derde lid, en een nieuw artikel 212, § 2, invoegt.) <KB 2004-10-18/32, art. 37, 002 ; Inwerkingtreding : 20-10-2004>

Art. 21. Onze minister bevoegd voor de overheidsbedrijven, Onze minister bevoegd voor financiën en Onze minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel op 14 juni 2004.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven,
  J. VANDE LANOTTE
  De Minister van Financiën,
  D. REYNDERS
  De Minister van Mobiliteit en Sociale Economie,
  B. ANCIAUX.