26 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 1999 betreffende de ambtenaren van de Diensten van de Regering belast met de uitoefening van de bevoegdheden van adviseur of directeur bij de hulpverlening aan de jeugd en van adjunct-adviseur of adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd ter uitvoering van Titel V van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd (VERTALING).
Art. 1-4
Artikel 1. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 1999 betreffende de ambtenaren van de Diensten van de Regering belast met de uitoefening van de bevoegdheden van adviseur of directeur bij de hulpverlening aan de jeugd en van adjunct-adviseur of adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd ter uitvoering van Titel V van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 2bis. De nodige ervaring bedoeld in de leden vier en vijf van artikel 2 bestaat uit de activiteiten die in de volgende sectoren uitgeoefend worden :
1° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 7 december 1987 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de personen en diensten belast met begeleidingsmaatregelen voor de jeugdbescherming :
- Residentiële dienst;
- Dienst voor plaatsing in gezinnen;
- Centrum voor opvoedkundige voorlichting;
- Dienst voor opvoedkundige of filantropische prestaties;
- Dienst voor vervangende voogdij;
2° de diensten die geconventioneerd zijn in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 december 1989 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder toelagen kunnen worden verleend aan instellingen die aan de jeugdbescherming medewerken : de actiediensten in open milieu of de diensten voor hulpverlening in open milieu;
3° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juni 1990 tot bepaling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van de toelagen voor de oprichting van centra voor dringende opvang binnen de residentiële diensten : de diensten voor dringende opvang.
Voor de sectoren bedoeld in 1° tot en met 3°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest opgesteld door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
4° de groep open of gesloten overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap of de overheidsinstellingen die voordien de bevoegdheden ervan uitoefenden.
Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Kasteelbraken;
Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Fraipont;
Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Jumet;
Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Saint-Servais;
Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Woutersbrakel.
5° het hoofdbestuur van de Algemene directie voor Hulpverlening aan de Jeugd of het hoofdbestuur van het bestuur dat voordien de bevoegdheden ervan uitoefende;
6° het ambt van inspecteur belast met het inspecteren van de plaatsingen en inrichtingen (Ministerie van Justitie) of het ambt van inspecteur binnen de Algemene directie voor Hulpverlening aan de Jeugd of het bestuur dat voordien de bevoegdheden ervan uitoefende;
7° het ambt van adviseur voor hulpverlening aan de jeugd en adjunct-adviseur voor hulpverlening aan de jeugd op de diensten voor Hulpverlening aan de Jeugd of de directeur van hulpverlening aan de jeugd en de adjunct-directeur voor hulpverlening aan de jeugd in de diensten voor gerechtelijke bescherming;
8° de maatschappelijke diensten bij de comités voor bescherming van de jeugd of de dienst voor hulpverlening aan de jeugd, met inbegrip van de aanvullende uitoefening van het ambt van vrijwillige afgevaardigde tijdens een maximale duur van twee jaar;
9° de maatschappelijke diensten bij de jeugdrechtbanken of de diensten voor gerechtelijke bescherming, met inbegrip van de aanvullende uitoefening van het ambt van vrijwillige afgevaardigde tijdens een maximale duur van twee jaar;
10° het overheidscentrum voor informatie, vorming en vervolmaking van de sector van de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming of het centrum dat voordien de bevoegdheden ervan uitoefende.
Voor de sectoren bedoeld in 4° tot en met 10°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van de Algemene directie voor het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of, in voorkomend geval, door de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van het bevoegde bestuur in de zin van artikel 1, 13°, van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.
11° de instellingen die erkend zijn in het kader van het fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten die kinderen van de sector van de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming opvangen;
12° de gezinsvervangende tehuizen en dag- en nachtverblijven die door de O.N.E. erkend zijn en kinderen opvangen uit de sector van de hulpverlening aan de jeugd en van de jeugdbescherming;
13° de diensten die erkend zijn in het kader van het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
14° de multidisciplinaire ploegen, gespecialiseerd in de opsporing en de behandeling van de kinderen die het slachtoffer zijn van mishandelingen, ontberingen of ernstige nalatigheid, erkend door de O.N.E. in het kader van het decreet van 29 april 1985 betreffende de bescherming van mishandelde kinderen;
15° de psycho-medisch-sociale centra;
Voor de sectoren bedoeld in 11° tot en met 15°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de verantwoordelijke van de diensten en de multidisciplinaire ploegen binnen welke de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend.
16° het universitair of niet-universitair onderwijs dat zich richt tot de toekomstige criminologen, maatschappelijke assistenten, A1 opvoeders of psychopedagogen, voor zover de gegeven cursussen gespecialiseerde vakken betreffen die een direct verband hebben met het uit te reiken diploma.
Voor de sector bedoeld in 16°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de inrichtende macht van de betrokken universiteit of inrichting.
17° de jeugdrechtbank : jeugdrechters of leden van het jeugdparket.
Voor de sector bedoeld in 17°, wordt de nuttige ervaring voor de jeugdrechters bewezen door een kopie van hun besluit tot benoeming dat eensluidend verklaard is door het gerechtelijk bestuur en voor de leden van het jeugdparket, door een attest van de Procureur des Konings;
18° de balie, wanneer de kandidaat het bewijs kan leveren van regelmatige en constante handelingen bij de jeugdrechtbank in de sector van de jeugdbescherming.
Voor de sector bedoeld in 18°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest van de stafhouder.
19° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 april 1995 betreffende de erkenning van de diensten voor Hulpverlening in open milieu "Aide en milieu ouvert - AMO" en de toekenning van toelagen aan deze diensten.
Voor de sector bedoeld in 19°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
20° de instellingen erkend in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1991 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen;
21° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1995 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning van private instellingen voor de vorming en de vervolmaking van het personeel van de erkende diensten en de toekenning van toelagen aan deze instellingen;
22° de dagcentra die erkend zijn krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de dagcentra;
23° de dagcentra voor hulpverlening aan mishandelde kinderen, erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor hulpverlening aan mishandelde kinderen;
24° de centra voor eerste opvang erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor eerste opvang;
25° de centra voor dringende opvang erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor dringende opvang;
26° de gespecialiseerde opvangcentra erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra;
27° de centra voor observatie en oriëntering erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor observatie en oriëntering;
28° de centra voor opvoedkundige voorlichting erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor opvoedkundige voorlichting;
29° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten die een bijzonder opvoedingsproject ten uitvoer brengen;
30° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor vervangende voogdij;
31° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor plaatsing in gezinnen;
32° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu;
33° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp;
34° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening en educatief optreden;
35° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvoedkundige of filantropische prestaties;
36° de instellingen erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen;
37° de " S.O.S.-Enfants "-ploegen en de " Ecoute-Enfants "-diensten die erkend zijn door de Regering bij toepassing van de artikelen 13 en 14 van het decreet van 16 maart 1998 inzake hulpverlening aan mishandelde kinderen.
Voor de sectoren bedoeld in 20° tot en met 37°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld is door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
38° de diensten die onder leiding staan van de algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de rechten van het kind bij toepassing van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juli 1991 tot instelling van een algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de rechten van het kind en voor hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd.
Voor de sector bedoeld in 38° wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van de Algemene directie voor het Personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
39° de dienst voor bemiddeling zoals bepaald bij de artikelen 34 tot 39 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
Voor de sector bedoeld in 39°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat ondertekend wordt door de Voorzitter van de Commissie voor Positieve discriminatie.
Voor de activiteiten die halftijds uitgevoerd worden, wordt de nuttige ervaring verminderd in verhouding daartoe. "
Art.2. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 december 1991 tot vaststelling van de regels voor de bepaling van de nuttige ervaring of de beroepservaring waarvan sprake in artikel 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 29 november 1991 houdende sommige statutaire bepalingen toepasselijk op de personeelsleden die de bevoegdheden van adviseur of van directeur bij de hulpverlening aan de jeugd en van adjunct-adviseur of adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd uitoefenen ter uitvoering van titel V van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt opgeheven.
Art.3. De Minister van Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 26 november 2003.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap,
De Minister van Ambtenarenzaken,
C. DUPONT.