Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 JANUARI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de ambtenaren van de Diensten van de Regering belast met de uitoefening van de bevoegdheden van adviseur of directeur bij de hulpverlening aan de jeugd en van adjunct-adviseur of adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd ter uitvoering van Titel V van het decreet van 4 maart 1991 betreffende de hulpverlening aan de jeugd (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-01-1999 en tekstbijwerking tot 17-03-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2bis, 3-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991029707 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003112650  2007200848  2019013100 



Artikels:

Artikel 1. De bevoegdheden van adviseur bij de hulpverlening aan de jeugd of van directeur bij de hulpverlening aan de jeugd in de zin van de artikelen 31 en 33 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd worden uitgeoefend door de ambtenaren die titularis zijn van de graad van directeur (categorie : deskundig).
  De bevoegdheden van adjunct-adviseur bij de hulpverlening aan de jeugd of van adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd in de zin van artikel 34 van bovenvermeld decreet worden uitgeoefend door de ambtenaren die titularis zijn van de graad van attaché of eerstaanwezend attaché (categorie : deskundig).

Art.2.In afwijking van [1 artikel 17]1 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, kan de graad van directeur toegekend worden aan de geslaagden bij een vergelijkend wervingsexamen ingericht opdat de bij artikel 1, lid 1 bedoelde bevoegdheden uitgeoefend zouden worden.
  De graad van attaché kan toegekend worden aan de geslaagden bij een vergelijkend wervingsexamen ingericht opdat de bij artikel 1, lid 2 bedoelde bevoegdheden uitgeoefend zouden worden.
  Onverminderd de andere reglementaire vereisten, kunnen enkel deelnemen aan de bij de §§ 1 en 2 bedoelde wervingsexamens de houders van één van de hierna vermelde diploma's van het universitair onderwijs of hoger onderwijs van het lange type [1 of elk ander diploma waarvan de gelijkwaardigheid met één van deze erkend wordt door de dienst voor de gelijkwaardigheid van de diploma's van de Franse Gemeenschap]1 :
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de opvoedkundige of pedagogische wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de psychologie of de psychologische wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de wetenschappen inzake gezin en sexualiteit;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de toegepaste psychologie;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de psychologische en pedagogische wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de psychopedagogische wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 vormingsbeleid;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 beroepsoriëntering en -selectie;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de sociale wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de politische en sociale wetenschappen (groep sociale wetenschappen);
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de sociologie;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 sociale communicatie;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 informatie en communicatie;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de sociale arbeidswetenschappen en in de arbeidswetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de sociale wetenschappen toegepast op de ontwikkelingslanden;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de economische en sociale wetenschappen (oriëntering sociale wetenschappen);
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de rechten;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 in de criminologie of criminologische wetenschappen;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 economisch en sociaal beleid;
  - diploma van [1 licentiaat / Master]1 toegepaste communicatie;
  [1 - Licentiaat / Master Engineering en Sociale Acties;
   - Licentiaat : Master Anthropologie.]1
  Voor de werving tot de bij artikel 1, lid 1 bedoelde graad van directeur dienen de kandidaten het bewijs te leveren van een nuttige ervaring van [1 negen]1 jaar in verband met het toe te kennen ambt.
  Voor de werving tot de bij artikel 1, lid 2 bedoelde graad van attaché dienen de kandidaten het bewijs te leveren van een nuttige ervaring van [1 vijf]1 jaar in verband met het toe te kennen ambt.
  ----------
  (1)<BFG 2017-02-15/08, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 27-03-2017>

Art. 2bis.<Ingevoegd bij BFG 2003-11-26/33, art. 1; Inwerkingtreding : 23-04-2004> De nodige ervaring bedoeld in de leden vier en vijf van artikel 2 bestaat uit de activiteiten die in de volgende sectoren uitgeoefend worden :
  1° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 7 december 1987 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de personen en diensten belast met begeleidingsmaatregelen voor de jeugdbescherming :
  - Residentiële dienst;
  - Dienst voor plaatsing in gezinnen;
  - Centrum voor opvoedkundige voorlichting;
  - Dienst voor opvoedkundige of filantropische prestaties;
  - Dienst voor vervangende voogdij;
  2° de diensten die geconventioneerd zijn in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 december 1989 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder toelagen kunnen worden verleend aan instellingen die aan de jeugdbescherming medewerken : de actiediensten in open milieu of de diensten voor hulpverlening in open milieu;
  3° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juni 1990 tot bepaling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van de toelagen voor de oprichting van centra voor dringende opvang binnen de residentiële diensten : de diensten voor dringende opvang.
  Voor de sectoren bedoeld in 1° tot en met 3°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest opgesteld door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
  4° de groep open of gesloten overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap of de overheidsinstellingen die voordien de bevoegdheden ervan uitoefenden.
  Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Kasteelbraken;
  Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Fraipont;
  Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Jumet;
  Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Saint-Servais;
  Overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van Woutersbrakel;
  [1 - Overheidsinstelling voor Jeugdbescherming te Sint- Hubert (Institution publique de protection de la jeunesse de Saint-Hubert, voormalig Centre fermé de Saint-Hubert);]1
  [1 4bis° de ambten van pedagogische verantwoordelijke en opvoeder bij het Gesloten Federale Centrum Everberg;]1
  5° het hoofdbestuur van de [1 Algemeen Bestuur (voormalig Algemene Directie)]1 voor Hulpverlening aan de Jeugd of het hoofdbestuur van het bestuur dat voordien de bevoegdheden ervan uitoefende;
  [1 5bis° het ambt van facilitator zoals bedoeld bij de artikelen 18 en 19 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie;]1
  6° het ambt van inspecteur belast met het inspecteren van de plaatsingen en inrichtingen (Ministerie van Justitie) of het ambt van inspecteur binnen de Algemene directie voor Hulpverlening aan de Jeugd of het bestuur dat voordien de bevoegdheden ervan uitoefende;
  7° het ambt van adviseur voor hulpverlening aan de jeugd en adjunct-adviseur voor hulpverlening aan de jeugd op de diensten voor Hulpverlening aan de Jeugd of de directeur van hulpverlening aan de jeugd en de adjunct-directeur voor hulpverlening aan de jeugd in de diensten voor gerechtelijke bescherming;
  8° de maatschappelijke diensten bij de comités voor bescherming van de jeugd of de dienst voor hulpverlening aan de jeugd, met inbegrip van de aanvullende uitoefening van het ambt van vrijwillige afgevaardigde tijdens een maximale duur van twee jaar;
  9° de maatschappelijke diensten bij de jeugdrechtbanken of de diensten voor gerechtelijke bescherming, met inbegrip van de aanvullende uitoefening van het ambt van vrijwillige afgevaardigde tijdens een maximale duur van twee jaar;
  10° [1 het ambt van opvoedend tussenkomende persoon in een Afdeling voor Intensieve Begeleiding, Mobilisatie en Toezicht (Section d'Accompagnement, de Mobilisation Intensifs et d'Observation (SAMIO);]1
  [1 10bis° het ambt van opvoeder inzake postinstitutionele begeleiding (Accompagnement post institutionnel (API));
   10ter° het ambt van ambtenaar van de Cel voor informatie, oriëntatie en coördinatie (Cellule d'information, d'orientation et de coordination (CIOC)).
   Wat betreft de sectoren bedoeld bij de punten 4° tot en met 10ter° inbegrepen, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de leidend ambtenaar-generaal van de Algemene Directie Ambtenarenzaken en Human Resource van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of, desgevallend, door de leidend ambtenaar-generaal van het bestuur bevoegd in de zin van artikel 1, 13°, van het decreet van 4 maar 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;]1
  11° de instellingen [1 voor kinderen]1 die erkend zijn in het kader van het fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten [1 het Agence pour une Vie de Qualité (AViq) of de Service Personne Handicapée Autonomie Recherchée (PHARE)]1 die kinderen van de sector van de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming opvangen;
  12° de gezinsvervangende tehuizen en dag- en nachtverblijven die door de O.N.E. erkend zijn en kinderen opvangen uit de sector van de hulpverlening aan de jeugd en van de jeugdbescherming;
  13° de diensten die erkend zijn in het kader van het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
  14° de multidisciplinaire ploegen, gespecialiseerd in de opsporing en de behandeling van de kinderen die het slachtoffer zijn van mishandelingen, ontberingen of ernstige nalatigheid, erkend door de O.N.E. in het kader van het decreet van 29 april 1985 betreffende de bescherming van mishandelde kinderen;
  15° de psycho-medisch-sociale [1 en de diensten voor gezondheidspromotie op school (Promotion de la Santé à l'Ecole (PSE))]1 centra;
  Voor de sectoren bedoeld in 11° tot en met 15°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de verantwoordelijke van de diensten en de multidisciplinaire ploegen binnen welke de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend.
  16° het universitair of niet-universitair onderwijs dat zich richt tot de toekomstige criminologen, maatschappelijke assistenten, A1 opvoeders of psychopedagogen, voor zover de gegeven cursussen gespecialiseerde vakken betreffen die een direct verband hebben met het uit te reiken diploma.
  Voor de sector bedoeld in 16°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de inrichtende macht van de betrokken universiteit of inrichting.
  17° de jeugdrechtbank : jeugdrechters of leden van het jeugdparket.
  Voor de sector bedoeld in 17°, wordt de nuttige ervaring voor de jeugdrechters bewezen door een kopie van hun besluit tot benoeming (...) en voor de leden van het jeugdparket, door een attest van de Procureur des Konings; <BFG 2007-01-19/45, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 13-04-2007>
  18° de balie, wanneer de kandidaat het bewijs kan leveren van regelmatige en constante handelingen bij de jeugdrechtbank in de sector van de jeugdbescherming.
  Voor de sector bedoeld in 18°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest van de stafhouder.
  19° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 april 1995 betreffende de erkenning van de diensten voor Hulpverlening in open milieu "Aide en milieu ouvert - AMO" en de toekenning van toelagen aan deze diensten.
  Voor de sector bedoeld in 19°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld wordt door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
  20° [1 de adoptie-instellingen erkend in het kader van het decreet van 31 maart 2004 inzake adoptie;]1
  21° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1995 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning van private instellingen voor de vorming en de vervolmaking van het personeel van de erkende diensten en de toekenning van toelagen aan deze instellingen;
  22° de dagcentra die erkend zijn krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de dagcentra;
  23° de dagcentra voor hulpverlening aan mishandelde kinderen, erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor hulpverlening aan mishandelde kinderen;
  24° de centra voor eerste opvang erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor eerste opvang;
  25° de centra voor dringende opvang erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor dringende opvang;
  26° de gespecialiseerde opvangcentra erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra;
  27° de centra voor observatie en oriëntering erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor observatie en oriëntering;
  28° de centra voor opvoedkundige voorlichting erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor opvoedkundige voorlichting;
  29° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten die een bijzonder opvoedingsproject ten uitvoer brengen;
  30° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor vervangende voogdij;
  31° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor plaatsing in gezinnen;
  32° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu;
  33° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp;
  34° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening en educatief optreden;
  35° de diensten erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvoedkundige of filantropische prestaties;
  36° de instellingen erkend in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen;
  37° de " S.O.S.-Enfants "-ploegen en de " Ecoute-Enfants "-diensten die erkend zijn door de Regering bij toepassing van de artikelen 13 en 14 van het decreet van 16 maart 1998 inzake hulpverlening aan mishandelde kinderen [1 met inbegrip van het ambt van dienstverantwoordelijke belast met het beheer van de SOS- Kinderen ploegen binnen de Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE)]1.
  Voor de sectoren bedoeld in 20° tot en met 37°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat opgesteld is door de inrichtende macht van de dienst waar de kandidaat zijn activiteiten heeft uitgeoefend;
  38° de diensten die onder leiding staan van de algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de rechten van het kind bij toepassing van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juli 1991 tot instelling van een algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de rechten van het kind en voor hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd.
  Voor de sector bedoeld in 38° wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van de Algemene directie voor het Personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
  39° de dienst voor bemiddeling zoals bepaald bij de artikelen 34 tot 39 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
  Voor de sector bedoeld in 39°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest dat ondertekend wordt door de Voorzitter van de Commissie voor Positieve discriminatie.
  Voor de activiteiten die halftijds uitgevoerd worden, wordt de nuttige ervaring verminderd in verhouding daartoe;
  [1 40° de diensten georganiseerd en gesubsidieerd door een gemeentelijke of provinciale overheid belast met het opnemen en/of de begeleiding van jongeren die toevertrouwd worden door de adviseur of de directeur voor hulverlening aan de jeugd, of de jeugdrechter.
   Wat betreft het ambt bedoeld bij het punt 40°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de verantwoordelijke van de dienst personeel van de werkgever of van de gemeentelijke of provinciale overheid die voor de organisatie of de subsidiëring instaat;
   41° het ambt van attaché of adviseur bij de Minister bevoegd voor de Hulpverlening aan de Jeugd.
   Wat betreft het ambt bedoeld bij het punt 41°, wordt de nuttige ervaring bewezen door een attest ondertekend door de directeur van het Secretariaat voor Hulp tot het Interne Beheer en Toezicht op de kabinetten (Secrétariat pour l'Aide à la gestion et au Controle internes des cabinets (SEPAC).]1
  ----------
  (1)<BFG 2017-02-15/08, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 27-03-2017>

Art.3. In afwijking van artikel 61 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt de ambtenaar die titularis is van een graad van rang 10 bedoeld bij artikel 1, lid 2, en die over een anciënniteit in de schaal van zijn graad beschikt van vijftien jaar, tot rang 11 bevorderd.

Art.4. De weddeschaal van de bij artikel 1, lid 1 bedoelde ambtenaren wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van punt "5 - Bevorderingschalen - 120/2" in de rubriek "Schalen van niveau 1" opgenomen in de bijlage I van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
  De weddeschaal van de bij artikel 1, lid 2 bedoelde ambtenaren wordt vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van lid 2, van punt "2 Kwalificatieschalen 2" van de rubriek "Schalen van niveau 1" opgenomen in de bijlage I van hetzelfde besluit.

Art.5. Voor de toepassing van artikel 29 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt de anciënniteit verworven door de ambtenaar in de schaal van zijn graad gelijkgesteld met zijn niveau-anciënniteit.

Art.6. Onverminderd de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt de nuttige ervaring om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 in aanmerking genomen voor de berekening van de wedden van de personeelsleden ten belope van maximum zes jaar.

Art.7. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 29 november 1991 houdende sommige statutaire bepalingen toepasselijk op de personeelsleden die de bevoegdheden van adviseur of van directeur bij de hulpverlening aan de jeugd en van adjunct-adviseur of adjunct-directeur bij de hulpverlening aan de jeugd uitoefenen ter uitvoering van Titel V van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 15 dat ophoudt van toepassing te zijn op 2 oktober 2003.

Art.8. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.