Details





Titel:

17 JULI 2003. - Decreet betreffende een bijdrage in de kosten voor het gebruik van openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen en/of van de fiets door de personeelsleden (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-2003 en tekstbijwerking tot 13-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Recht op een bijdrage.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer via de spoorweg.
Art. 3, 3bis
HOOFDSTUK IV. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg.
Art. 4, 4bis
HOOFDSTUK V. - Gecombineerd openbaar gemeenschappelijk vervoer.
Art. 5, 5bis, 6
HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk.
Art. 7
HOOFDSTUK VII. - Nadere regels voor de bijdrage toegekend aan de personeelsleden.
Art. 8-10
HOOFDSTUK VIII. - Terugbetaling van de bijdrage door de Regeringsdiensten.
Art. 11
HOOFDSTUK VIIIbis. [1 In geval van een derdebetaler-overeenkomst [2 met de NMBS, de MIVB, de maatschappij TEC of De Lijn]2]1
Art. 11bis, 11ter, 11quater, 11quinquies
HOOFDSTUK IX. - De mutualisering van de last van vervoerkosten.
Art. 12-13
HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van (16) december 1994 betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de statutaire leden van het wetenschappelijk, administratief, technisch en werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde universitaire instellingen. <DFG 2003-12-17/50, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 14-22
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art. 23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995029012 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003201673  2003201674  2017011516  2018032221 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1.§ 1. Dit decreet is van toepassing op :
  1° de personeelsleden en de hoofden van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, (de zelfstandige internaten van deze inrichtingen,) de Hogere kunstscholen en het " Institut supérieur d'architecture " georganiseerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  2° de gesubsidieerde personeelsleden en de inrichtende machten van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
  3° de leden van het (...) personeel en de directeurs van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  4° de leden van het gesubsidieerd (...) personeel en de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  5° de leden van het administratief personeel, de leden van het beheerspersoneel, het vak- en dienstpersoneel en de hoofden van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
  (6° de personeelsleden en op de bestuurders van de zelfstandige internaten en de opvangtehuizen georganiseerd door de Franse Gemeenschap;) <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (7° [1 ...]1
  (8° de personeelsleden en de directeurs van de recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap;) <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (9° personeelsleden en op de directeur van het Centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming van het onderwijs van de Franse Gemeenschap;) <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (10° personeelsleden en op de directeur van het technisch en pedagogisch centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap;) <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (11° personeelsleden en op de directeurs van de technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en Gembloux.) <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  [2 12° leden van het multidisciplinair team, zoals bepaald in artikel 1.3.1-1, 33/2А, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, van de territoriale clusters georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.]2
  § 2. De gesubsidieerde contractuelen (, de hulpverleningen voor de arbeidspromotie en de ambtenaren aangeworven in het kader van het professionele overgangsprogramma) worden beschouwd als personeelsleden voor de toepassing van § 1. <DFG 2003-12-17/50, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  Voor de toepassing van dit decreet moet onder hoofd van een inrichting verstaan worden :
  - In de Hogescholen van de Franse Gemeenschap, de raad van bestuur;
  - In de hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur, de directeur;
  (- In de zelfstandige internaten en de opvangtehuizen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, de bestuurder;
  - In de recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, in het Centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, in het Technisch en pedagogisch centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en in de Technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en Gembloux, de directeur.)
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 44, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2023-07-20/47, art. 46, 014; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

HOOFDSTUK II. - Recht op een bijdrage.
Art.2.Teneinde de in artikel 1 bedoelde personeelsleden toe te laten zich elke dag van hun woonplaats naar hun werkplaats te begeven en omgekeerd, wordt hun een bijdrage toegekend in de kosten voor het gebruik van openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen en/of van de fiets.
  De bijdrage is ten laste van :
  - de inrichtende macht van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, onderwijs voor sociale promotie, (de internaten,) de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap als het gaat over een gesubsidieerd personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs; <DFG 2003-12-17/50, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  - de inrichting voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, (de internaten die onder deze inrichtingen ressorteren, de zelfstandige internaten, de opvangtehuizen,) de Hogere kunstscholen en het " Institut supérieur d'architecture " georganiseerd door de Franse Gemeenschap als het gaat over een personeelslid van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  - het psycho-medisch-sociaal centrum als het gaat over een lid van het (...) personeel van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  - de inrichtende macht als het gaat over een lid van het gesubsidieerd (...) personeel van de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; <DFG 2003-12-17/50, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (- de centra bedoeld in artikel 1, 8°, 9°, 10° en 11°, als het gaat om een personeelslid van deze laatste.) <DFG 2003-12-17/50, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  [2 - van het territoriale cluster voor het personeel van de territoriale clusters georganiseerd door de Franse Gemeenschap;]2
  [2 - van de inrichtende macht als zij deel uitmaakt van het gesubsidieerde personeel van de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde territoriale clusters.]2
  [1 Het personeelslid is ertoe gehouden de goedkoopste formule van vervoerbewijs van de openbare vervoermaatschappij(en) van zijn keuze te kiezen in functie van het aantal te presteren dagen overeenstemmend met zijn werklast en van de afstand tussen zijn verblijfplaats en zijn werkplaats.]1
  ----------
  (1)<DFG 2017-06-08/15, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (2)<DFG 2023-07-20/47, art. 47, 014; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

HOOFDSTUK III. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer via de spoorweg.
Art.3.[1 Onverminderd de toepassing van andere wets- en verordeningsbepalingen betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de leden van zijn personeel, voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij van de Belgische Spoorwegen, wordt de bijdrage in de prijs van de treinkaart, die gelijkgesteld is met het sociaal abonnement, gelijk aan 100 % van het bedrag voor een treinkaart tweede klasse.]1
  [2 De bijdrage is ook gelijk aan 100 % van de prijs van de treinbiljetten tweede klasse of elk ander goedkoopst vervoerbewijs tweede klasse.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-11-29/13, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 3bis.
  <Opgeheven bij DFG 2012-11-29/13, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

HOOFDSTUK IV. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg.
Art.4.[1 Voor het stads- en voorstadsvervoer ingericht door de gewestelijke maatschappijen voor openbaar vervoer, is de bijdrage in de kosten van het abonnement, dat in verhouding is met de afgelegde afstand of, bij gebrek aan mogelijkheid om bepaald te mogen worden in functie van de afstand in kilometer of in zones, dat aan een vaststaand tarief beantwoordt, de treinkaart, bepaald op 100 % van dit bedrag.]1
  [2 De bijdrage is ook gelijk aan 100 % van de prijs van bus-, metro- of tramtickets of elk ander goedkoopst openbaar vervoerbewijs.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-11-29/13, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 4bis.
  <Opgeheven bij DFG 2012-11-29/13, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

HOOFDSTUK V. - Gecombineerd openbaar gemeenschappelijk vervoer.
Art.5.[1 Wanneer het personeelslid verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen combineert en slechts een vervoerbewijs uitgereikt wordt voor de volledige afgelegde afstand, is de bijdrage gelijk aan 100 % van de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met een sociaal abonnement.]1
  [2 De bijdrage is ook gelijk aan 100 % van de prijs van de bus-, metro- of tramtickets of elk ander goedkoopst openbaar vervoerbewijs.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-11-29/13, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 5bis.
  <Opgeheven bij DFG 2012-11-29/13, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

Art.6.[1 In alle andere gevallen als deze bedoeld bij artikel 5, is de bijdrage voor de gehele afgelegde afstand gelijk aan de som van de bedragen van de bijdrage zoals bepaald bij de artikelen 3, 4 en 5.]1
  ----------
  (1)<DFG 2012-11-29/13, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk.
Art.7.§ 1. Het in artikel 1 bedoeld personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich naar zijn werkplaats te begeven, heeft, [3 wanneer de afstand af te leggen tussen zijn woonplaats en de werkplaats minstens één kilometer bedraagt, recht op een vergoeding waarvan het bedrag, per kilometer afgelegd, naar boven afgerond, gelijk is aan het bedrag dat elk jaar voor het gebruik van de fiets vrijgesteld van belasting kan worden door de belastingdienst, met uitzondering van de volgende personeelscategorieën voor wie de tegemoetkoming gelijk is aan 0,15 euro per kilometer afgelegd met de fiets, naar boven afgerond :
   1° personeelsleden en hoofden van instellingen van hogescholen, internaten die afhankelijk zijn van deze instellingen, hogere kunstscholen en het Hoger Instituut voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
   2° gesubsidieerde personeelsleden en inrichtende machten van de onderwijsinstellingen van hogescholen, hogere kunstscholen en de hogere instituten voor architectuur gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
   3° leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel en hoofden van instellingen van hogescholen, hogere kunstscholen en hogere instituten voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap;]3.
  Een rolstoel, [1 een elektrische fiets, een autoped met of zonder elektrische trapondersteuning,]1 of elk ander licht of niet-gemotoriseerd vervoermiddel wordt gelijkgesteld met een fiets.
  Dezelfde bijdrage wordt toegekend aan het personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich van zijn woonplaats naar een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel of van de halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel naar zijn werkplaats te begeven, voor zover het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer dient om zich naar de werkplaats te begeven en de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats en de halte van het gemeenschappelijk vervoermiddel minstens één kilometer bedraagt.
  § 2. Het gebruik van de fiets kan het gebruik van een gemotoriseerd privé-voertuig voorafgaan of volgen, voor zover het vervoermiddel geen eigendom is van het personeelslid en het tegelijkertijd gebruikt wordt voor het vervoer van meerdere personen die niet onder hetzelfde dak wonen. De regels van § 1 zijn eveneens van toepassing in dat geval.
  § 3. De bijdrage ontvangen voor het gebruik van de fiets kan geenszins gecumuleerd worden met de bijdrage in de kosten voor het gemeenschappelijk vervoer voor dezelfde weg en dezelfde periode.
  § 4. De toekenning van de bijdrage wordt voorbehouden voor het personeelslid dat het gebruik van de fiets aantoont voor de afstanden bedoeld in paragraaf 1, gedurende minstens tien werkdagen per maand.
  [2 In afwijking van lid 1 is het minimum van tien werkdagen niet van toepassing op:
  1° de personeelsleden en hoofden van de instellingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs en onderwijs voor sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap, alsook van de internaten die van deze instellingen afhangen;
  2° de gesubsidieerde personeelsleden en inrichtende machten van kleuter-, lager, basis-, secundair, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan en voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
  3° personeelsleden en directeurs van PMS-centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
  4° het gesubsidieerde personeel en de inrichtende machten van de PMS-centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
  5° de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel en de hoofden van de instellingen voor kleuteronderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs, secundair onderwijs en onderwijs voor sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
  6° personeelsleden en bestuurders van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onafhankelijke internaten en opvangjeugdtehuizen;
  7° de personeelsleden en directeurs van de recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap;
  8° personeelsleden en de directeur van het "Centre d'autoformation et de formation continuée de l'enseignement de la Communauté française";
  9° personeelsleden en de directeur van het "Centre technique et pédagogique de l'enseignement de la Communauté française";
  10° personeelsleden en directeurs van de "Centres techniques de la Communauté française de Strée et de Gembloux";
  11° de leden van het multidisciplinair team, zoals bepaald in artikel 1.3.1-1, 33/2°, van Het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, van de territoriale clusters georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.]2
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/45, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2023-07-20/48, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2023-12-20/14, art. 36, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK VII. - Nadere regels voor de bijdrage toegekend aan de personeelsleden.
Art.8.§ 1. De bijdrage in de kosten van gemeenschappelijk vervoer wordt betaald tegen afgifte van het vervoerbewijs verleend door de maatschappijen die het openbaar gemeenschappelijk vervoer organiseren en wordt ondergeschikt aan het overleggen van een verklaring ondertekend door het personeelslid [1 die vermeldt dat dit vervoermiddel gewoonlijk gebruikt wordt over deze afstand en dat deze formule van vervoermiddel de goedkoopste is.]1.
  Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen (, internaten of opvangtehuizen) [3 , territoriale clusters]3 of verschillende centra zou uitoefenen en hij zijn vervoerbewijs(zen) zou kunnen gebruiken om zich naar de onderwijsinrichtingen (, internaten, opvangtehuizen) [3 , territoriale clusters]3 of centra waar hij werkt, te begeven, overhandigt hij zijn vervoerbewijs(zen), naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij het meeste aantal uren werkt. <DFG 2003-12-17/50, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  Voor een gelijk aantaal uren overhandigt het personeelslid zijn vervoerbewijs(zen), naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij de meeste anciënniteit heeft.
  Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen (, internaten, opvangtehuizen) [3 , territoriale clusters]3 of verschillende centra zou uitoefenen en hij niet hetzelfde (dezelfde) vervoerbewijs(zen) zou kunnen gebruiken, overhandigt hij aan elk inrichtingshoofd, elke inrichtende macht of directeur van een betrokken centrum het (de) specifiek(e) vervoerbewijs(zen) om zich naar de onderwijsinrichting(en) (, internaten, opvangtehuizen) of het/de betrokken centrum(a) te begeven. <DFG 2003-12-17/50, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  Elke wijziging moet meegedeeld worden binnen de maand van de datum ervan.
  De documenten bedoeld in lid 1 moeten ofwel op het einde van de maand, ofwel op het einde van de geldigheid van het vervoerbewijs overhandigd worden.
  § 2. De bijdrage in het gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk wordt betaald tegen overhandiging op het einde van elke maand van het formulier vastgesteld volgens het model bepaald door de Regering.
  Op dat formulier vermeldt het personeelslid het totaal aantal afgelegde kilometers, naar boven afgerond, alsmede het bedrag van de vergoeding waarop hij dunkt recht te hebben.
  De eerste indiening van dat formulier wordt vergezeld met een beschrijving van de gebruikte weg alsmede met het aantal kilometers heen en terug. De keuze van die weg is aangepast aan de specificiteiten die eigen zijn aan de verplaatsingen met de fiets, in bijzonderheid die waarvoor de fietser moet oppassen in het verkeer.
  Elke wijziging van de weg die achteraf plaatsheeft, moet gepaard gaan met een nieuwe beschrijving en een gepaste motivatie.
  § 3. Als de documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 niet binnen de maand volgend op ofwel het einde van de maand bedoeld in paragraaf 1, lid 6 en in paragraaf 2, lid 1, hetzij het verstrijken van de termijn van geldigheid van het vervoerbewijs bedoeld in paragraaf 1, lid 6, verliest het personeelslid zijn recht op de terugbetaling bedoeld in artikel 2 van dit decreet.
  De termijn bedoeld in het voornoemd lid wordt opgeschort in juli en augustus.
  [2 In afwijking van de derde paragraaf, eerste lid, wordt voor het schooljaar 2022-2023 de termijn voor de indiening van de in de tweede paragraaf bedoelde documenten verlengd tot 30 september 2023 voor de aanvragen met betrekking tot het gebruik van de fiets voor minder dan 10 werkdagen per maand voor de verplaatsingen bedoeld in artikel 7, § 1, ingediend door de personeelsleden bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid.
  Op verzoek van de klassenraad wordt de voorzitter gehoord door de beroepscommissie.]2
  ----------
  (1)<DFG 2017-06-08/15, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (2)<DFG 2023-07-20/48, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2023-07-20/47, art. 48, 014; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.9. De bijdrage, naargelang het geval, in de kosten voor gemeenschappelijk vervoer betaald door het personeelslid en/of voor het gebruik van de fiets wordt betaald binnen de 2 maanden van de datum waarop de documenten overhandigd worden overeenkomstig artikel 8, § 1 en § 2.
  Bij het gebruik van de fiets wordt de bijdrage uitbetaald na het formulier bedoeld in artikel 8, § 2, te hebben nagekeken.

Art.10.§ 1. [1 De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de Hogere kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap valt ten laste van de globale dotatie die elk van ze krijgen overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
   De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de gesubsidieerde Hogere Kunstscholen valt ten laste van de werkingssubsidie die elk van ze krijgen overeenkomstig artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.]1
  De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de Hogescholen is ten laste van het saldo van de globale jaarlijkse toelage die ze elk verkrijgen overeenkomstig artikel 29 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
  (Het bedrag van de tussenkomsten voor de personeelsleden van de recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, het Centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, het Technisch en pedagogisch centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en de Technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en Gembloux is ten laste van de algemene dotatie die ze elk krijgen overeenkomstig artikel 3, § 1 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.) <DFG 2003-12-17/50, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  § 2. De artikelen 11 en 12 van dit decreet zijn niet van toepassing op [1 ...]1 Hogere kunstscholen (, Hogescholen, recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, het Centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, het Technisch en pedagogisch centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en de Technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en Gembloux). <DFG 2003-12-17/50, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  ----------
  (1)<DFG 2012-11-29/13, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

HOOFDSTUK VIII. - Terugbetaling van de bijdrage door de Regeringsdiensten.
Art.11.Naargelang het geval, laten de inrichtende machten, het hoofd van de inrichtingen, de directeurs van de (psycho-medisch-sociale) centra bedoeld in artikel 2 van dit decreet een verklaring van schuldvordering bekomen samen met het bewijs van de bijdrage in de kosten voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer volgens het model vastgesteld door de Regering. <DFG 2003-12-17/50, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  Binnen de 3 maanden na de ontvangst van de verklaring van schuldvordering bedoeld in lid 1, betalen de Regeringsdiensten hun de in artikel 2 bedoeld bijdrage.
  Op straffe van verlies van het recht op terugbetaling, moet de verklaring van schuldvordering bedoeld in lid 1 ingediend worden ten laatste [1 binnen de twee maanden volgend op]1 de bijdrage bedoeld in artikel 2.
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

HOOFDSTUK VIIIbis. [1 In geval van een derdebetaler-overeenkomst [2 met de NMBS, de MIVB, de maatschappij TEC of De Lijn]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 11bis.[1 In afwijking van de artikelen 8 tot 11, wanneer de inrichtende macht met de NMBS een overeenkomst afgesloten heeft met betrekking tot het uitreiken van treinkaarten 2de klasse, verminderd met de werkgeverstegemoetkoming ten bate van zijn personeelsleden [2 of met de maatschappijen MIVB, TEC of De Lijn een overeenkomst gesloten heeft met betrekking tot het uitreiken van abonnementen van bus, metro en/of tram]2 , zijn de regels van dit hoofdstuk van toepassing :]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-02-04/02, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 03-03-2016>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 11ter. [1 De tegemoetkoming in de derdebetaler-overeenkomst geldt zowel voor het openbaar vervoer met de spoorwegen als voor het openbaar vervoer met de spoorwegen gecombineerd met een ander gemeenschappelijk vervoer.
  Ter aanvulling van deze terugbetaling kan het personeelslid ook een terugbetaling bekomen voor het gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk, overeenkomstig artikel 7.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-02-04/02, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 03-03-2016>

Art. 11quater.[1 Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen, internaten of opvangtehuizen [3 , territoriale clusters]3 of verschillende centra zou uitoefenen en hij zijn vervoerbewijs(zen) zou kunnen gebruiken om zich naar de onderwijsinrichtingen, internaten, opvangtehuizen of centra waar hij werkt, te begeven, overhandigt hij zijn vervoerbewijs(zen) van het opladen, naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij het meeste aantal uren werkt.
  Voor een gelijk aantaal uren overhandigt het personeelslid zijn vervoerbewijs(zen) van het opladen, naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij de meeste anciënniteit heeft.
  Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen, internaten, opvangtehuizen [3 , territoriale clusters]3 of verschillende centra zou uitoefenen en hij niet hetzelfde (dezelfde) vervoerbewijs(zen) van het opladen zou kunnen gebruiken, overhandigt hij aan elk inrichtingshoofd, elke inrichtende macht of directeur van een betrokken centrum het (de) specifiek(e) vervoerbewijs(zen) om zich naar de onderwijsinrichting(en), internaten, opvangtehuizen [3 , territoriale clusters]3 of het/de betrokken centrum(a) te begeven.
  Elke wijziging moet meegedeeld worden binnen de maand van de datum ervan.]1
  [2 In afwijking van het vorige lid, voor het schooljaar 2016-2017, moet elke wijziging vóór 15 september 2017 meegedeeld worden wat betreft de derde- betalersovereenkomsten gesloten met andere openbare vervoermaatschappijen dan de NMBS.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-02-04/02, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 03-03-2016>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DFG 2023-07-20/47, art. 49, 014; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 11quinquies.[1 De nadere regels voor de uitbetaling van facturen van de derdebetaler-overeenkomsten [2 ...]2 worden bepaald als volgt :
  1. De inrichtende macht of zijn afgevaardigde informeert, bij het afsluiten van de overeenkomst, de diensten van de Regering over het bestaan van de bovenvermelde overeenkomst ;
  2. De inrichtende macht of zijn afgevaardigde laat een aangifte van schuldvordering toekomen samen met het afschrift van de factuur ontvangen [2 van de openbare vervoermaatschappij]2 die als bewijs geldt voor de tegemoetkoming in de kosten van het openbaar vervoer, volgens het type-model vastgesteld door de Regering.
  [3 Deze verklaring vermeldt dat het personeelslid de goedkoopste formule van vervoermiddel gekozen heeft.]3
  Binnen de drie maanden na de ontvangst van de aangifte van schuldvordering bedoeld in het eerste lid betalen de diensten van de Regering de betaalde tegemoetkomingen aan de inrichtende macht terug.
  Op straffe van verlies van het recht op terugbetaling moet de aangifte van schuldvordering bedoeld in het eerste lid ten laatste binnen de twee maanden ingediend worden volgend op de betaling door de inrichtende macht van de gevraagde bedragen [2 door de openbare vervoermaatschappij]2 op basis van de factuur.]1
  [2 In afwijking van het vorige lid, voor het schooljaar 2016-2017, moet de aangifte van schuldvordering bedoeld in het eerste lid uiterlijk op 30 september 2017 ingediend worden wat betreft de derde-betalersovereenkomsten gesloten met de andere openbare vervoermaatschappijen dan de NMBS.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-02-04/02, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 03-03-2016>
  (2)<DFG 2017-06-08/15, art. 9,1°-3° en 5°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DFG 2017-06-08/15, art. 9,4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

HOOFDSTUK IX. - De mutualisering van de last van vervoerkosten.
Art.12.§ 1. Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de hoofden van de inrichtingen door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet, wordt aangerekend ten laste van het saldo bedoeld in artikel 3, § 3bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
  Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de inrichtende machten door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt aangerekend, in de verhouding bedoeld in § 2, op het deel dat elke inrichtende macht als werkingssubsidie verkrijgt overeenkomstig artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
  Het geheel financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de psycho-medisch-sociale centra door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt, in de verhouding bedoeld in § 2, aangerekend op het deel dat elk psycho-medisch-sociaal centrum als dotatie verkrijgt overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra.
  Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt, in de verhouding bedoeld in § 2, aangerekend op het deel dat elke inrichtende macht verkrijgt als werkingssubsidie overeenkomstig artikel 52 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra.
  [3 Alle financiыle kosten die voortvloeien uit de vergoedingen die door de regeringsdiensten aan de inrichtende machten van de territoriale clusters worden betaald overeenkomstig artikel 11van dit decreet, worden, in de verhouding bedoeld in paragraaf 2, afgetrokken van het deel dat elke inrichtende macht ontvangt als werkingsdotatie of -subsidie overeenkomstig artikel 6.2.5-1, paragraaf 3 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs.]3
  § 2. De verhouding bedoeld in § 1, [3 leden 2 tot en met 5]3, is gelijk aan het deel werkingsdotatie of -subsidie verkregen door de inrichtende macht of het psycho-medisch sociaal centrum tegenover het geheel van de werkingsdotaties of -subsidies verschuldigd aan de onderwijsinrichtingen [aan de internaten] of psycho-medisch-sociale centra [3 of territoriale clusters]3 in hetzelfde niveau en in hetzelfde net met als netten : het gesubsidieerd officieel onderwijs, het confessioneel vrij onderwijs en het niet-confessioneel vrij onderwijs. <DFG 2003-12-17/50, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  § 3. [2 De in § 1 bedoelde aanrekeningen moeten uiterlijk worden verricht op de dotaties of subsidies die verschuldigd zijn voor het tweede schooljaar volgend op het schooljaar dat de vervoerkosten heeft voortgebracht. Als het in paragraaf 4 bepaalde percentage wordt overschreden, worden de financiële lasten voortvloeiend uit de terugbetaling :
   a) aan de inrichtingshoofden bedoeld in § 1, aangerekend, op grond van de beschikbare middelen, op het gemutualiseerde totaal van het in § 1 eerste lid en derde lid bedoelde saldo van het geheel van de overeenkomstig § 2 bepaalde werkingsdotaties;
   b) aan de inrichtende machten bedoeld in § 1, aangerekend, op grond van de beschikbare middelen, op het gemutualiseerde totaal van het in § 1, tweede lid en vierde lid bedoelde saldo van het geheel van de overeenkomstig § 2 bepaalde werkingssubsidies;]2
  [3 c) aan de in paragraaf 1 bedoelde inrichtende machten, worden, afhankelijk van de beschikbare middelen, afgetrokken van het gezamenlijke bedrag van het in paragraaf 1, vijfde lid, bedoelde saldo van alle in paragraaf 2 bedoelde werkingssubsidies of -subsidies.]3
  § 4. De mutualisering is, wat betreft de vervoerkosten bedoeld in de artikelen 3 tot 7, beperkt tot maximaal 1 percent van het saldo bedoeld in § 1, lid 1, of van het geheel van de werkingssubsidies of -dotaties bedoeld in § 2.
  ----------
  (1)<DFG 2010-12-15/13, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<DFG 2013-12-18/18, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<DFG 2023-07-20/47, art. 50, 014; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.13. De Regering zal de evaluatie van de toepassing van artikel 12 drie jaar na de inwerkingtreding van dit decreet uitvoeren.

HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van (16) december 1994 betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de statutaire leden van het wetenschappelijk, administratief, technisch en werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde universitaire instellingen.
Art.14. In artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de statutaire leden van het wetenschappelijk, administratief, technisch en werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde universitaire instellingen worden na de woorden " Een bijdrage in de kosten van de leden van het in art. 1 bedoeld personeel wordt " de volgende woorden toegevoegd : ", onverminderd de toepassing van andere wets- en verordeningsbepalingen betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de leden van zijn personeel, ".

Art.15. In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden " over een traject van 3 km of meer vanaf de vertrekhalte " geschrapt.

Art.16. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.17. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg over een afstand van 3 km of meer vanaf de vertrekhalte, wordt het bedrag van de bijdrage als volgt vastgesteld :
  a) wanneer de prijs enig is, zonder vermelding van de afstand, welke die ook kan zijn en deze niet gecontroleerd kan zijn, wordt de bijdrage vastgesteld op een forfaitaire wijze op 50%van de prijs effectief betaald door het personeelslid, zonder evenwel het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met een sociaal abonnement voor een afstand van 7 km, te overschrijden.
  b) wanneer de vervoerprijs evenredig is met de afstand, is de bijdrage gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met het sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand.
  De bijdrage wordt op dezelfde wijze berekend wanneer, in geval van enige prijs, de afgelegde afstand vermeld is door het vervoerbewijs of gecontroleerd kan worden bij de maatschappij die het vervoer organiseert dat gebruikt wordt door het personeelslid. "

Art.18. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de leden 2 en 3 geschrapt.

Art.19. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidend als volgt :
  " HOOFDSTUK IVbis. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk
  Art. 7bis. § 1. Het in artikel 1 bedoeld personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich naar zijn werkplaats te begeven, heeft, wanneer de afstand af te leggen tussen zijn woonplaats en de werkplaats minstens één kilometer bedraagt, recht op een bijdrage gelijk aan 0,15 euro per kilometer afgelegd met de fiets, naar boven afgerond.
  Een rolstoel of elk ander licht of niet-gemotoriseerd vervoermiddel wordt gelijkgesteld met een fiets.
  Dezelfde bijdrage wordt toegekend aan het personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich van zijn woonplaats naar een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel of van een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel naar zijn werkplaats te begeven, voorzover het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer dient om zich naar de werkplaats te begeven en de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats en de halte van het gemeenschappelijk vervoer minstens één kilometer bedraagt.
  § 2. Het gebruik van de fiets kan het gebruik van een gemotoriseerd privé-voertuig voorafgaan of volgen, voor zover het vervoermiddel geen eigendom is van het personeelslid en het tegelijkertijd gebruikt wordt voor het vervoer van verschillende personen die niet onder hetzelfde dak wonen. De regels van § 1 zijn eveneens van toepassing in dat geval.
  § 3. De bijdrage ontvangen voor het gebruik van de fiets kan geenszins gecumuleerd worden met de bijdrage in de kosten voor gemeenschappelijk vervoer voor dezelfde weg en dezelfde periode.
  § 4. De toekenning van de bijdrage wordt behouden voor het personeelslid dat het gebruik van de fiets aantoont voor de wegen bedoeld in paragraaf 1, gedurende minstens tien werkdagen per maand. "

Art.20. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen :
  " § 1. De bijdrage in de kosten voor openbaar gemeenschappelijk vervoer wordt betaald tegen afgifte van het vervoerbewijs verleend door de maatschappijen die het openbaar vervoer organiseren en wordt ondergeschikt aan de overlegging van een verklaring ondertekend door het personeelslid die vermeldt dat dit vervoermiddel gewoonlijk gebruikt wordt over deze afstand.
  Elke wijziging moet meegedeeld worden binnen de maand van de datum ervan.
  De documenten bedoeld in lid 1 moeten ofwel op het einde van de maand, ofwel op het einde van de geldigheid van het vervoerbewijs overhandigd worden.
  § 2. De bijdrage in het gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk wordt betaald tegen overhandiging op het einde van elke maand van het formulier vastgesteld volgens het model bepaald door de Regering.
  Op dat formulier vermeldt het personeelslid het totaal aantal afgelegde kilometers, naar boven afgerond, alsmede het bedrag van de vergoeding waarop hij dunkt recht te hebben.
  De eerste indiening van dat formulier wordt vergezeld met een beschrijving van de gebruikte weg alsmede met het aantal kilometers heen en terug. De keuze van die weg wordt aangepast aan de specificiteiten die eigen zijn aan de verplaatsingen met de fiets, in bijzonderheid deze die vereist zijn voor de veiligheid van de fietser in het verkeer.
  Elke wijziging van de weg die achteraf plaatsheeft, moet gepaard gaan met een nieuwe beschrijving en een gepaste motivatie.
  § 3. Als de documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 niet binnen de maand volgend op ofwel het einde van de maand bedoeld in paragraaf 1, lid 6 en in paragraaf 2, lid 1, ofwel het verstrijken van de termijn van geldigheid van het vervoerbewijs bedoeld in paragraaf 1, lid 6, verliest het personeelslid zijn recht op de terugbetaling bedoeld in artikel 2 van dit decreet.
  De termijn bedoeld in het voornoemd lid wordt opgeschort in juli en augustus. "

Art.21. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen :
  " Art. 9. De bijdrage, naargelang het geval, in de kosten voor openbaar gemeenschappelijk vervoer voor de openbare gemeenschappelijke vervoerkosten betaald door het personeelslid en/of voor het gebruik van de fiets wordt betaald binnen de 2 maanden na de datum waarop de documenten overhandigd worden overeenkomstig artikel 8, § 1 en § 2.
  Bij het gebruik van de fiets wordt de bijdrage uitbetaald na het formulier bedoeld in artikel 8, § 2, te hebben nagekeken. "

Art.22. In hetzelfde besluit wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 9bis. De prijs van de bijdragen is ten laste van de jaarlijkse werkingstoelagen die de universitaire instellingen verkrijgen overeenkomstig artikel 25 van de wet van 27 juli 1971. "

HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art. 23. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2003.