Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

24 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het kijk- en luistergeld (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-05-2003 en tekstbijwerking tot 08-02-2010)



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1987014159  1987014160 



Uitvoeringsbesluit(en):

2005027161  2009202705  2009203026  2010200476 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° wet van 13 juli 1987 : de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;
  2° decreet van 6 mei 1999 : het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de [1 Waalse]1 gewestelijke belastingen;
  3° dienst : [2 het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst]2.
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-27/18, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<BWG 2010-01-21/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.2. § 1. De uitnodiging tot het betalen van de kijk- en luistergeldbedragen bevat volgende gegevens :
  1° de adresgegevens van de dienst;
  2° het verschuldigd bedrag;
  3° het bankrekeningnummer waarop het bedrag betaald dient te worden;
  4° de uiterste betaaldatum;
  5° het belastbare tijdperk waarvoor het bedrag verschuldigd is;
  6° de aard van het gehouden toestel (autoradiotoestel of televisietoestel).
  Indien eenzelfde belastingplichtige meerdere aan kijk- en luistergeld onderworpen toestellen houdt, is het versturen van één enkele uitnodiging tot betalen voor alle toestellen die hij houdt, mogelijk. Voor elk aan de belasting onderworpen toestel wordt het verschuldigde kijk- en luistergeldbedrag in de uitnodiging tot betalen afzonderlijk vermeld.
  § 2. De bijlage bedoeld in artikel 20 van de wet van 13 juli 1987 is een geschreven document dat door de dienst is opgesteld en dat als bewijs dient voor de inschrijving van het aan de belasting onderworpen toestel waarop het betrekking heeft.

Art.3. De maandelijkse en de jaarlijkse klantenlijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 worden als volgt overgemaakt :
  1° mededeling via CD-ROM of DVD-ROM;
  2° mededeling via elektronische post met bijgevoegd bestand;
  3° terbeschikkingstelling van de lijsten op de computerserver van de operator.
  De lijsten dienen per gemeente, per postcode, per straat en per huisnummer in stijgende volgorde te worden opgesteld. Op de maandelijkse lijsten dienen eveneens de opzeggingen te worden vermeld, opgesteld op dezelfde wijze.

Art.4.De gemachtigde van de Regering die bevoegd is voor de kwijtschelding van de administratieve geldboetes en de gebeurlijke nalatigheidsintresten krachtens artikel 24, § 2, van de wet van 13 juli 1987 is [2 de inspecteur-generaal van het Departement specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent,]2 of [1 de ambtenaar van niveau 1]1 dat door hem gemachtigd is.
  De kohieren bedoeld in artikel 26, § 1, van de wet van 13 juli 1987 worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door [2 de inspecteur-generaal van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent,]2 of [1 de ambtenaar van niveau 1]1 dat door hem gemachtigd is.
  [2 De ambtenaar die ermee belast is de bezwaarschriften te ontvangen en erover te beslissen krachtens artikel 28, § 1, leden 2 en 5, van de wet van 13 juli 1987, waarvan er ook sprake is in artikel 28, § 3, van deze wet betreffende de behandeling van bezwaar, is de directeur geschillen van de specifieke fiscaliteit van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent, of de door hem afgevaardigde ambtenaar van niveau 1, ofwel, in geval van afwezigheid van laatstgenoemden, de ambtenaar aangewezen door de inspecteur-generaal van het Departement specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent.]2
  [2 De ambtenaar die ermee belast is de aanvragen tot ontheffing te ontvangen en de ontheffing van de bijtaksen toe te kennen krachtens artikel 28, § 2, van de wet van 13 juli 1987, waarvan er ook sprake is in artikel 28, § 3, van deze wet betreffende de behandeling van de aanvragen tot ontheffing, is de directeur van de geschillen van de specifieke fiscaliteit van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent, of de door hem afgevaardigde ambtenaar van niveau 1, ofwel, in geval van afwezigheid van laatstgenoemden, de ambtenaar aangewezen door de inspecteur-generaal van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent.]2
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-27/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2009>
  (2)<BWG 2010-01-21/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.5.Het bestuur in de zin van artikel 11 van het decreet van 6 mei 1999 is de dienst die eveneens aangewezen is om de taken uit te voeren bedoeld in artikel 12 van het decreet van 6 mei 1999.
  De ontvanger bedoeld in de artikelen 35, 37, 39, 43, 45 tot en met 50, 52, 60 en 61 van het decreet van 6 mei 1999 is [1 de ambtenaar van niveau 1]1 die aangewezen is door [2 de inspecteur-generaal van het Departement Invordering van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent]2.
  De ambtenaar bedoeld in artikel 55 van het decreet van 6 mei 1999 die bevoegd is om uitstel te verlenen voor de inning in de mate en tegen de voorwaarden die hij bepaalt, is de ontvanger.
  Behalve indien een bepaling van dit besluit ervan afwijkt, voert de dienst bedoeld in artikel 1, 3°, de opdrachten uit die bij de wet van 13 juli 1987 aan de door de Regering aangewezen dienst wordt afgevaardigd.
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-27/01, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2009>
  (2)<BWG 2010-01-21/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.6. Het kijk- en luistergeld en de administratieve geldboeten worden gekweten op de financiële rekening met nr. 096-0000200-27 voor de toestellen gehouden in het Franse taalgebied en op de financiële rekening met nr. 096-2400043-90 voor de toestellen gehouden in het Duitse taalgebied.

Art.7. De vrijstellingsaanvragen bedoeld in artikel 19 van de wet van 13 juli 1987 moeten schriftelijk worden ingediend bij de dienst.
  De ingeroepen vrijstellingsgrond dient te worden vastgesteld :
  1° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen, waarbij verklaard wordt dat de toestellen werkelijk opgesteld zijn met het oog op een openbare dienstverlening;
  2° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door het hoofd van de onderwijsinrichting, waarbij verklaard wordt dat de toestellen uitsluitend voor het onderwijs worden gebruikt;
  3° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest dat door een geneesheer-specialist is afgeleverd, waarbij het bestaan van dat gebrek bevestigd wordt;
  4° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 4°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een openbaar bestuur dat de invaliditeit heeft erkend;
  5° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 5°, van de wet van 13 juli 1987 :
  aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een instelling die de invaliditeit of de ongeschiktheid heeft erkend;
  6° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 6°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest waarbij bevestigd wordt dat bedoelde personen aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde. De verzoeker kan door de dienst verplicht worden om zich te onderwerpen aan een bijkomend onderzoek bij een instelling die bij machte is om het gebrek vast te stellen;
  7° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 7°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht heeft erkend op het integratie-inkomen;
  8° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 8°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarbij vastgesteld wordt dat het inkomen van bedoelde persoon lager is dan of gelijk is aan het integratie-inkomen;
  9° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 9°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht op het gewaarborgd inkomen voor ouderen of op de inkomenswaarborg voor ouderen heeft erkend;
  10° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 10°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de terbeschikkingstelling van de toestellen om niet gebeurt;
  11° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 11°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de vereniging of de inrichting actief is inzake jeugdbescherming, kinderopvang, hulp aan in moeilijkheden verkerende gezinnen en begeleiding, opleiding en inschakeling van gehandicapte personen.
  Het verlenen van de vrijstelling bedoeld in het tweede lid, 5°, 7°, 8° en 9° wordt niet ondergeschikt gemaakt aan het voorleggen van het vereiste attest indien de dienst door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid erover wordt ingelicht dat een belastingplichtige de vrijstellingsvoorwaarden vervult.

Art.8. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 3 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;
  2° het ministerieel besluit van 4 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.

Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10. De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Namen, 24 april 2003.
  De Minister-President,
  J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
  De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken,
  M. DAERDEN.