Details





Titel:

22 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden



Inhoudstafel:


Art. 1-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1990022161 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 7 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
  1° wet : de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  2° Minister : de Minister die de tegemoetkomingen aan personen met een handicap onder zijn bevoegdheid heeft of zijn afgevaardigde;
  3° tegemoetkoming : de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;
  4° burgemeester : de burgemeester of de door de burgemeester gemachtigde ambtenaar van het gemeentebestuur;
  5° hoofdverblijfplaats : de hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
  6° kind ten laste : de persoon jonger dan 25 jaar die zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de persoon met een handicap die een tegemoetkoming aanvraagt en voor wie deze persoon met een handicap of een ander lid van het huishouden dat geen bloed- of aanverwant is in de eerste, tweede of derde graad, kinderbijslag of een onderhoudsgeld ontvangt dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in een overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming, of de persoon van minder dan 25 jaar die zijn hoofdverblijfplaats niet heeft bij de persoon met een handicap die een tegemoetkoming aanvraagt maar voor wie deze persoon met een handicap kinderbijslag ontvangt of een onderhoudsgeld betaalt dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in een overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming. ".

Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 januari 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 2. Wordt geacht zijn werkelijke verblijfplaats, bedoeld in artikel 4 van de wet, in België te hebben, de gerechtigde die er zijn hoofdverblijfplaats heeft en die er bestendig en daadwerkelijk verblijft.
  Met bestendig en daadwerkelijk verblijf in België wordt gelijkgesteld :
  1° het verblijf in het buitenland gedurende maximaal 90 al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar;
  2° het verblijf in het buitenland ten gevolge van de opname ter verpleging in een ziekenhuis of een andere instelling voor zorgverstrekking;
  3° het verblijf in het buitenland om beroepsredenen;
  4° het verblijf bij een bloed- of aanverwant die verplicht is, of waarvan de echtgenoot of de persoon met wie de bloed- of aanverwant wettelijk samenwoont, verplicht is, tijdelijk in het buitenland te vertoeven om er een zending uit te voeren of functies uit te oefenen in dienst van de Belgische Staat;
  5° het verblijf in het buitenland gedurende meer dan 90 al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar, voor zover uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf wettigen en op voorwaarde dat de Minister hiertoe zijn toelating heeft verleend.
  De persoon met een handicap die het Koninkrijk verlaat, is verplicht de Minister daarvan ten minste één maand voor zijn vertrek in te lichten, met vermelding van de vermoedelijke duur van het verblijf in het buitenland en, in de gevallen bedoeld in 2° tot en met 5°, de redenen daarvan. ".

Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 januari 2001, wordt opgeheven.

Art.4. Artikel 4 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 17 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 4. § 1. Naargelang de persoon met een handicap behoort tot de categorie A, B of C worden, in toepassing van artikel 7, § 1, derde lid van de wet, volgende delen van het inkomen niet in aanmerking genomen : respectievelijk 8.893,80 EUR, 8.893,80 EUR en 11.113,56 EUR per jaar. Deze bedragen worden aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen vervat in § 3.
  Behoren tot :
  1° de categorie A : de personen met een handicap die niet behoren tot de categorie B, noch tot de categorie C;
  2° categorie B : de personen met een handicap;
  - die geen huishouden vormen met een andere persoon;
  - die zelf niet behoren tot categorie C en die een huishouden vormen met een andere persoon die geen bloed- of aanverwant is in de eerste, tweede of derde graad en die evenmin behoort tot categorie C;
  3° categorie C : de personen met een handicap;
  - die één of meerdere kinderen ten laste hebben;
  - die een huishouden vormen met één of meerdere personen die geen inkomen hebben.
  Er kan per huishouden slechts één persoon zijn die de vrijstelling geniet die overeenstemt met de categorie C. Indien twee of meer personen met een handicap in een huishouden tot categorie C behoren, zal elk van hen een vrijstelling genieten gelijk aan de helft van de vrijstelling die overeenstemt met categorie C. ".
  § 2. Voor het onderzoek naar het recht op de tegemoetkoming, worden de in § 1, eerste lid, beoogde bedragen aangepast aan de spilindex die van toepassing is op :
  1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag om tegemoetkoming, in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag genomen wordt;
  2° de uitwerkingsdatum van de nieuwe beslissing in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 1° tot en met 4°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  3° de maand volgend op het feit dat aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening, in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel zijn deze bedragen gekoppeld aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der werknemers, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld. ".

Art.5. Artikel 5 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 februari 1999, wordt opgeheven.

Art.6. Artikel 6 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 juni 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 6. § 1. De tegemoetkoming wordt toegekend in functie van het resultaat van een onderzoek naar het inkomen.
  Onverminderd de toepassing van § 2, worden alle inkomsten, ongeacht hun aard of oorsprong, waarover de persoon met een handicap en eventueel de personen met wie hij een huishouden vormt, beschikken, in aanmerking genomen.
  Er wordt evenwel geen rekening gehouden met het inkomen van de leden van het huishouden van de persoon met een handicap die zijn bloed- of aanverwant zijn in de eerste, tweede of derde graad.
  § 2. Voor de berekening van het inkomen, wordt er geen rekening gehouden met :
  1° de gezinsbijslagen;
  2° de uitkeringen die verband houden met openbare of private bijstand;
  3° de onderhoudsgelden tussen ascendenten en descendenten;
  4° de frontstrepen- en gevangenschapsrenten alsmede de renten verbonden aan een nationale orde op grond van een oorlogsfeit;
  5° de tegemoetkomingen aan personen met een handicap toegekend aan de personen met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt;
  6° het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld dat betaald wordt ten laste van de pensioenregeling voor de werknemers, de bijzondere bijslag die betaald wordt ten laste van de pensioenregeling der zelfstandigen evenals het vakantiegeld ten laste van de pensioenregeling van de openbare sector;
  7° de vergoedingen die in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen toegekend worden aan de personen met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt;
  8° het deel van het pensioen dat overeenstemt met het bedrag van het aan de echtgenoot of ex-echtgenoot betaalde onderhoudsgeld door de van tafel en bed gescheiden, de feitelijk of uit de echt gescheiden persoon met een handicap die een pensioen geniet, indien de verplichting tot het betalen van het onderhoudsgeld bij gerechtelijke beslissing werd vastgesteld;
  9° de vergoedingen die door de Duitse overheid bij wijze van schadeloosstelling worden betaald voor de gevangenhouding tijdens de tweede wereldoorlog.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel zijn de in aanmerking te nemen uitkeringen degene waarop de persoon met een handicap recht heeft op de datum van uitwerking van de aanvraag tot tegemoetkoming of op de eerste dag van de maand die volgt op de ambtshalve herziening.
  Met het oog op het aftrekken van deze uitkeringen van het bedrag van de tegemoetkoming, worden de bedragen van de uitkeringen bedoeld in dit artikel berekend op jaarbasis. ".

Art.7. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de eerste paragraaf wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Wanneer de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt een beroepsactiviteit als werknemer uitoefenen, wordt bij de berekening van het inkomen rekening gehouden met het belastbaar loon van het tweede jaar voorafgaand aan :
  1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag om tegemoetkoming, in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag genomen wordt;
  2° de uitwerkingsdatum van de nieuwe beslissing in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 1° tot en met 4°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  3° de maand volgend op het feit dat aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening, in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap.
  2° in de derde paragraaf worden de woorden " zijn echtgenoot of de persoon met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt ";
  3° in de vierde paragraaf worden de woorden " de persoon met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt ";
  4° de vijfde paragraaf wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 5. Wanneer het beroepsinkomen van het tweede jaar voorafgaand aan dat waarin de beslissing uitwerking heeft, voortkomt uit een activiteit uitgeoefend voordat de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt gepensioneerd waren, daar waar op de ingangsdatum deze persoon een pensioen geniet en tevens een toegelaten beroepsactiviteit uitoefent, is het bedrag van het beroepsinkomen waarmee rekening moet gehouden worden dit laatste bedrag, omgerekend op jaarbasis. ".

Art.8. In artikel 8 worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Voor de berekening van het inkomen, wordt een bedrag gelijk aan 90 pct. van de pensioenen toegekend aan de persoon met een handicap of aan de personen met wie hij een huishouden vormt, in aanmerking genomen. ".
  2° in paragraaf 3 worden de woorden " - wegens het genot van een rente in het kader van de wetgeving betreffende het pensioen der zelfstandigen. " geschrapt.

Art.9. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 9. Voor de berekening van het inkomen wordt van het globaal kadastraal inkomen van de bebouwde onroerende goederen, die de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt, in volle eigendom of in vruchtgebruik bezitten, een bedrag van 1 500,00 EUR afgetrokken.
  Dit bedrag wordt verhoogd met 250,00 EUR voor elk kind ten laste. ".

Art.10. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 10. Indien de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt, slechts de volle eigendom of het vruchtgebruik bezitten van onbebouwde onroerende goederen, wordt voor de berekening van het inkomen, rekening gehouden met het bedrag van de kadastrale inkomens van deze goederen, verminderd met 60,00 EUR. ".

Art.11. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 14. Wanneer de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt, de hoedanigheid van eigenaar of van vruchtgebruiker in onverdeeldheid hebben, wordt vooraleer de artikelen 9 tot 13 worden toegepast, het kadastraal inkomen vermenigvuldigd met de breuk die de belangrijkheid uitdrukt van de rechten, in volle eigendom of in vruchtgebruik, van de persoon met een handicap of van de personen met wie hij een huishouden vormt. ".

Art.12. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 15. Wanneer het onroerend goed met een hypotheek bezwaard is, mag het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de inkomsten, verminderd worden met het jaarlijks bedrag der hypothecaire intresten, op voorwaarde :
  1° dat de schuld door de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt voor eigen behoeften werd aangegaan en de aan het ontleende kapitaal gegeven bestemming wordt bewezen;
  2° dat het bewijs wordt geleverd dat de hypothecaire intresten eisbaar waren en werkelijk werden betaald voor het jaar dat datgene van de ingangsdatum van de beslissing voorafgaat.
  Het bedrag van de vermindering mag evenwel niet hoger zijn dan de helft van het in aanmerking te nemen bedrag.
  Wanneer het onroerend goed werd verworven tegen betaling van een lijfrente, wordt het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de inkomsten, verminderd met het bedrag van de lijfrente die door de persoon met een handicap of door de personen met wie hij een huishouden vormt, werkelijk wordt betaald. Het tweede lid is van toepassing op deze vermindering. ".

Art.13. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 17. Er wordt een inkomen in rekening gebracht dat forfaitair vastgesteld wordt door op de verkoopwaarde van de goederen op het tijdstip van de afstand de bij artikel 16 beoogde berekeningsmodaliteiten toe te passen, wanneer de persoon met een handicap of de personen met wie hij een huishouden vormt, roerende of onroerende goederen om niet of onder bezwarende titel hebben afgestaan in de loop van de tien jaren vóór :
  1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag om tegemoetkoming, in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag genomen wordt;
  2° de uitwerkingsdatum van de nieuwe beslissing in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 1° tot en met 4°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  3° de maand volgend op het feit dat aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening, in de gevallen bedoeld in artikel 23, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap. ".

Art.14. In de artikelen 18, 19 en 20 van hetzelfde besluit worden de woorden " zijn echtgenoot of de persoon met wie hij een huishouden vormt " vervangen door de woorden " de personen met wie hij een huishouden vormt ".

Art.15. In hetzelfde besluit wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 22bis . Wanneer een uitkering, bedoeld in artikel 7, § 2, van de wet, wordt uitbetaald onder de vorm van een kapitalen of afkoopwaarden, wordt hun tegenwaarde in periodieke uitkering in aanmerking genomen ten belope van de lijfrente die verkregen wordt uit de omzetting tegen het procent dat in de onderstaande tabel is vermeld tegenover de volle leeftijd van de verkrijger op de datum van het feit dat heeft aanleiding gegeven tot de uitbetaling :


Volle leeftijd van de verkrijger op de datum van het feit
  dat aanleiding heeft gegeven tot de uitbetaling
Procent voor de omzetting van kapitalen of
  afkoopwaarden in een lijfrente
--
04,7535
14,7622
24,7713
34,7809
44,7909
54,8014
64,8125
74,8241
84,8362
94,8490
104,8623
114,8764
124,8911
134,9066
144,9229
154,9399
164,9578
174,9766
184,9964
195,0171
205,0389
215,0618
225,0858
235,1111
245,1377
255,1656
265,1949
275,2258
285,2582
295,2923
305,3282
315,3660
325,4057
335,4476
345,4916
355,5380
365,5868
375,6383
385,6925
395,7497
405,8099
415,8735
425,9405
436,0112
446,0859
456,1647
466,2480
476,3359
486,4289
496,5272
506,6311
516,7411
526,8575
536,9808
547,1114
557,2497
567,3965
577,5521
587,7172
597,8925
608,0787
618,2766
628,4869
638,7106
648,9487
659,2021
669,4721
679,7598
6810,0665
6910,3936
7010,7427
7111,1154
7211,5134
7311,9387
7412,3933
7512,8795
7613,3994
7713,9558
7814,5513
7915,1887
8015,8712
8116,6020
8217,3845
8318,2225
8419,1198
8520,0804
8621,1085
8722,2084
8823,3845
8924,6414
9025,9836
9127,4157
9228,9419
9330,5665
9432,2933
9534,1259
9636,0670
9738,1187
9840,2823
9942,5577
10044,9438
10147,4381
10250,0367
10352,7355
10455,5321
10558,4333
10661,4794
10764,8168
10868,9976
10976,2770
110100

  De verrekening gebeurt vanaf de ingangsdatum van het recht op de tegemoetkoming.
  In de gevallen waarin het vonnis of de minnelijke schikking het gedeelte van het kapitaal dat voor de vergoeding van de vermindering van de zelfredzaamheid is bestemd niet nader bepaalt, geschiedt de omzetting in lijfrente op 30 pct. van het kapitaal dat als vergoeding aan de aanvrager wordt toegekend voor de vermindering van de zelfredzaamheid. ".

Art.16. Artikel 23 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 30 maart 1993 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 23. Indien in een huishouden meerdere personen recht hebben op een tegemoetkoming, met uitzondering van de personen bedoeld in artikel 6, § 1, derde lid, wordt voor elk van de gerechtigden rekening gehouden met de totaliteit van het inkomen van het huishouden, berekend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, gedeeld door het aantal personen van wie het inkomen in aanmerking genomen werd voor de berekening van de tegemoetkoming. ".

Art.17. De artikelen 24 en 47 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 30 maart 1993, worden opgeheven.

Art.18. In de Nederlandse tekst van artikel 52 van hetzelfde besluit wordt het woord " geneesheren " vervangen door het woord " artsen ".

Art.19. De personen met een handicap die, op 1 juli 2003, een in artikel 1 van de wet bedoelde tegemoetkoming ontvangen, blijven ze verder ontvangen totdat een nieuwe beslissing daarover wordt genomen naar aanleiding van een herziening op hun verzoek of op initiatief van de dienst.

Art.20. De in artikel 4, § 1, 2° van dit besluit bedoelde categorie wordt ambtshalve toegepast voor de personen die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een tegemoetkoming genieten berekend op basis van de categorie " samenwonende gerechtigde " bedoeld in artikel 4 zoals het bestond voordat het werd gewijzigd bij dit besluit, omdat ze sedert ten minste drie maanden dag en nacht verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis of in een psychiatrische dienst, en voor de personen wier recht op deze tegemoetkoming nog niet werd vastgelegd door middel van een administratieve of gerechtelijke beslissing, voor zover ze de vereiste voorwaarden vervullen.

Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2003.

Art. 22. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.