Details



Externe links:

Justel




Titel:

13 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.



Inhoudstafel:


Art. 1-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971072008 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, wordt vervangen door het volgende opschrift :
  " Koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten ".

Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 2. Dit besluit stelt een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering in ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten. ".

Art.3. Tussen artikel 2 en Hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt een titel I ingevoegd, luidend als volgt :
  " Titel I. - Uitkeringsverzekering "

Art.4. Artikel 3, 4° van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 4° de meewerkende echtgenoten beoogd in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967. ".

Art.5. Artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De in artikel 93 bedoelde tijdvakken van moederschapsrust die vallen in de loop van een tijdvak van primaire niet-vergoedbare arbeidsongeschiktheid schorsen het laatstgenoemde tijdvak. ".

Art.6. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juli 2001 en 10 juli 2002, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De in artikel 93 bedoelde tijdvakken van moederschapsrust die vallen in de loop van een tijdvak van vergoedbare primaire arbeidsongeschiktheid schorsen het laatstgenoemde tijdvak. ".

Art.7. Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juli 2001 en 10 juli 2002, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De in artikel 93 bedoelde tijdvakken van moederschapsrust die vallen in de loop van een tijdvak van invaliditeit schorsen het laatstgenoemde tijdvak. ".

Art.8. In artikel 13, eerste lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990, worden de woorden " De primaire ongeschiktheiduitkeringen, de invaliditeitsuitkeringen en de moederschapsuitkering " vervangen door de woorden " De primaire ongeschiktheiduitkeringen en de invaliditeitsuitkeringen ".

Art.9. In de Nederlandse tekst van artikel 14ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 1991, worden de woorden " de artikelen 14 en 14bis " vervangen door de woorden " artikel 14 ".

Art.10. In de Nederlandse tekst van artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 1991, worden de woorden " of artikel 14bis " geschrapt.

Art.11. In de Nederlandse tekst van artikel 17, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990, worden de woorden " of 14bis ".

Art.12. De artikelen 91 en 92 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.13. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een titel II, luidend als volgt :
  " Titel II. - Moederschapsverzekering.
  HOOFDSTUK I. - Instellingen.
  Art. 91. De moederschapsverzekering wordt geleid en beheerd door de instellingen en organen die bevoegd zijn inzake de uitkeringsverzekering.
  In zoverre hiervan niet wordt afgeweken door de bepalingen van deze titel, hebben die instellingen en organen ten aanzien van de moederschapsverzekering dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de uitkeringsverzekering.
  HOOFDSTUK II. - Toepassingssfeer.
  Art. 92. Zijn gerechtigd op de moederschapsuitkering, zoals deze is bepaald in deze titel en onder de hierin gestelde voorwaarden, de vrouwelijke gerechtigden bedoeld in artikel 3.
  HOOFDSTUK III. - Tijdvakken van moederschapsrust.
  Art. 93. Het tijdvak van moederschapsrust is een ononderbroken tijdvak van zes weken of zeven weken wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien, tijdens hetwelk de gerechtigde noch haar normale beroepsactiviteit noch enige andere beroepsactiviteit mag uitoefenen.
  De voorbevallingsrust neemt een aanvang ten vroegste vanaf de derde week en ten laatste vanaf de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Indien de bevalling plaatsvindt na de datum die door de geneesheer is voorzien, wordt de voorbevallingsrust verlengd tot aan de werkelijke bevallingsdatum. Indien de bevalling plaatsvindt vóór de bovenvermelde datum, moet de gerechtigde de nabevallingsrust voortzetten om te komen tot een volledige periode van zes weken of zeven weken wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien.
  De nabevallingsrust neemt een aanvang vanaf de dag van de bevalling en strekt zich uit over een tijdvak dat overeenstemt met het saldo van de periode van zes weken of zeven weken wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt, waarvan het tijdvak van voorbevallingsrust in mindering wordt gebracht.
  HOOFDSTUK IV. - Moederschapsuitkering.
  Afdeling I. - Bedrag van de moederschapsuitkering.
  Art. 94. Het bedrag van de moederschapsuitkering dat wordt toegekend voor het tijdvak van zes weken van moederschapsrust, bedoeld in artikel 93, bedraagt 1813,10 EUR. Het bedrag van de uitkering toegekend voor de bijkomende week rust wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt, bedraagt 302,18 EUR.
  Het bedrag van de moederschapsuitkering is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100). Het bedrag van de moederschapsuitkering toegekend aan de gerechtigde is het bedrag zoals het is aangepast op de eerste dag van het tijdvak van moederschapsrust.
  Afdeling II. - Te vervullen formaliteiten met het oog op het verkrijgen van de moederschapsuitkering.
  Art. 95. De gerechtigde die aanspraak wenst te maken op de moederschapsuitkering bedoeld in artikel 94, moet een aanvraag hiertoe indienen, en verzenden per post aan haar verzekeringsinstelling, waarbij de poststempel bewijskracht heeft, of haar deze aanvraag tegen ontvangstbewijs afgeven.
  De aanvraag moet de datum vermelden vanaf wanneer de gerechtigde haar moederschapsrust wenst aan te vangen, ten vroegste vanaf de derde week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van een medisch getuigschrift dat vermeldt dat de bevalling normaal zal plaatsvinden op het einde van de aangevraagde rustperiode. De gerechtigde moet nadien een uittreksel uit de geboorteakte bezorgen of een medisch getuigschrift dat de bevalling bevestigt.
  De gerechtigde dient, binnen de twee dagen, haar verzekeringsinstelling in kennis te stellen van de hervatting van een beroepsactiviteit.
  Afdeling III. - De betaling van de moederschapsuitkering.
  Art. 96. De moederschapsuitkering wordt betaald door de verzekeringsinstelling ten laatste binnen de maand na het einde van het tijdvak van moederschapsrust bedoeld in artikel 93.
  Afdeling IV. - Gevallen van weigering of vermindering van de moederschapsuitkering.
  Art. 97. In de loop van het tijdvak van moederschapsrust bedoeld in artikel 93, kan de gerechtigde geen aanspraak maken op primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen noch op invaliditeitsuitkeringen, toegekend krachtens dit besluit.
  De moederschapsuitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkeringen waarop de gerechtigde aanspraak kan maken krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de periode bedoeld in artikel 93.
  HOOFDSTUK V. - Toekenningsvoorwaarden Bijzondere bepaling voor de moederschapsverzekering
  Art. 98. Voor het verkrijgen van het recht op uitkeringen waarin is voorzien in deze titel, moeten de in artikel 92 bedoelde gerechtigden voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 14 tot 18.
  HOOFDSTUK VI. - Algemene bepaling.
  Art. 99. In zoverre er niet van wordt afgeweken door deze titel, zijn de bepalingen van titel I die betrekking hebben op de uitkeringsverzekering, ook van toepassing voor de moederschapsverzekering.
  Voor de toepassing van de bepalingen inzake financiering, wordt de moederschapsuitkering gelijkgesteld met een primaire ongeschiktheidsuitkering; als die uitkering wordt verleend aan een gerechtigde als bedoeld in artikel 10, wordt ze echter gelijkgesteld met een invaliditeitsuitkering. "

Art.14. In hetzelfde besluit worden de volgende bepalingen opgeheven :
  1° artikel 6, 4°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  2° artikel 12, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  3° artikel 12bis , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  4° artikel 13, derde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;
  5° artikel 14bis , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990 en vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1994;
  6° artikel 21, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  7° artikel 28, vierde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  8° artikel 29, § 5, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  9° artikel 34bis , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990;
  10° hoofdstuk Vbis dat artikel 62bis bevat, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 1990.

Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003. De bepalingen van artikel 13 zijn van toepassing op de bevallingen die ten vroegste plaatsvinden vanaf 1 januari 2003.

Art. 16. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister belast met de Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 13 januari 2003.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken,
  F. VANDENBROUCKE
  De Minister belast met de Middenstand,
  R. DAEMS.