29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-07-2003 en tekstbijwerking tot 10-12-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
Art. 2 WAALS GEWEST
Art. 2 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - Opleidingsgetuigschrift.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Opleiding.
Art. 5-6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Erkenning en verplichtingen van de instellingen die het onderricht verstrekken.
Art. 8
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 8 Vlaams Gewest
Art. 9
Art. 9 WAALS GEWEST
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 11
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden gesteld aan de personen die het onderricht verstrekken.
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 13 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VI. - Examens.
Art. 14-15
Art. 15 WAALS GEWEST
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16
Art. 16 WAALS GEWEST
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 17-18
HOOFDSTUK VII. - Afgifte van de opleidingsgetuigschriften.
Art. 19
Art. 19 WAALS GEWEST
Art. 19 Vlaams Gewest
Art. 20
Art. 20 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK VIII. - Verlenging van het opleidingsgetuigschrift.
Art. 21-22
HOOFDSTUK IX. - Controlebepalingen.
Art. 23
Art. 23 WAALS GEWEST
Art. 23 Vlaams Gewest
Art. 24
HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen.
Art. 25
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art. 26-28
BIJLAGEN.
Art. N1-N6
2003014190 2007014282 2010014108 2011206366 2012014539 2014014019 2015036638 2018011620 2020030610 2020041313 2020042128 2020043198 2020043565 2020203173 2021200063 2021205177 2024011252
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 Dit besluit zet gedeeltelijk de Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg om in Belgisch recht, gewijzigd bij Richtlijn 2010/61/EU van de Commissie van 2 september 2010 [2 en Richtlijn 2012/45/EU van de Commissie van 3 december 2012]2 .]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " ADR " : het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960 [1 , zoals gewijzigd]1 ;
2° " klassen " : de klassen van gevaarlijke goederen opgesomd in paragraaf 2.1.1.1 van bijlage A bij het ADR;
3° " gevaarlijke goederen " : de goederen die als gevaarlijke goederen gedefinieerd worden in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR, met uitzondering van die welke behoren tot de klasse 7;
4° " MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig " : de MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig gedefinieerd in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR;
5° [1 "Bevoegde overheid" : - de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, wanneer het gaat om de gevaarlijke goederen van klasse 1; - de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort, wanneer het gaat om de gevaarlijke goederen van de andere klassen;]1
6° [1 "Gemachtigde van de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort" : de directeur-generaal van het directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;]1
7° " gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort " : het hoofd van de dienst der springstoffen van de federale overheidsdienst die het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1 onder zijn bevoegdheid heeft.
8° [1 "UN-nummer" : het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de gevaarlijke goederen overeenkomstig de "Model Regulations", opgenomen als bijlage bij de "Recommendations on the Transport of Dangerous Goods", gepubliceerd door de Verenigde Naties, in zijn meest recente uitgave.]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.2_WAALS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° " ADR " : het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960 [1 , zoals gewijzigd]1 ; 2° " klassen " : de klassen van gevaarlijke goederen opgesomd in paragraaf 2.1.1.1 van bijlage A bij het ADR; 3° " gevaarlijke goederen " : de goederen die als gevaarlijke goederen gedefinieerd worden in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR, met uitzondering van die welke behoren tot de klasse 7; 4° " MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig " : de MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig gedefinieerd in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR; 5° [1 [2 bevoegde overheid: de minister bevoegd voor het mobiliteits- en goederenvervoerbeleid]2]1; 6° [1 [2 gemachtigde van de bevoegde overheid: de directeur-generaal van De Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of een ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau A die daartoe is aangewezen door de gemachtigde van de bevoegde overheid, overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 23 mei 2019 betreffende de overdrachten van bevoegdheden in de Waalse Overheidsdienst ]2]1; 7° [2 ...]2; 8° [1 "UN-nummer" : het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de gevaarlijke goederen overeenkomstig de "Model Regulations", opgenomen als bijlage bij de "Recommendations on the Transport of Dangerous Goods", gepubliceerd door de Verenigde Naties, in zijn meest recente uitgave.]1 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BWG 2024-03-28/70, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° " ADR " : het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960 [1 , zoals gewijzigd]1 ; 2° " klassen " : de klassen van gevaarlijke goederen opgesomd in paragraaf 2.1.1.1 van bijlage A bij het ADR; 3° " gevaarlijke goederen " : de goederen die als gevaarlijke goederen gedefinieerd worden in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR, met uitzondering van die welke behoren tot de klasse 7; 4° " MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig " : de MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig gedefinieerd in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR; 5° [2 minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer;]2 6° [2 Departement: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]2 7° [2 gemachtigde: het hoofd van het Departement;]2 8° [1 "UN-nummer" : het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de gevaarlijke goederen overeenkomstig de "Model Regulations", opgenomen als bijlage bij de "Recommendations on the Transport of Dangerous Goods", gepubliceerd door de Verenigde Naties, in zijn meest recente uitgave.]1 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
HOOFDSTUK II. - Opleidingsgetuigschrift.
Art.3.§ 1. De bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren
- in vaste of afneembare tanks met een [1 capaciteit]1 van meer dan 1 000 liter,
- in batterijvoertuigen met een totale [1 capaciteit]1 van meer dan 1 000 liter,
- in tankcontainers, mobiele tanks of MEGC's met een individuele [1 capaciteit]1 van meer dan 3 000 liter,
moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie II, behalve wanneer een vrijstelling van paragraaf 1.1.3 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.
§ 2. [1 De bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen van klasse 1 over de weg vervoeren moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie III, behalve wanneer een vrijstelling van afdeling 1.1.3 of van hoofdstukken 3.4 of 3.5 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.]1
§ 3. (De bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren en die niet beoogd worden in paragraaf 1 en 2, moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie I, behalve wanneer een vrijstelling van afdeling 1.1.3 [1 of van hoofdstukken 3.4 of 3.5]1 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.) <KB 2007-08-03/58, art. 2, § 1, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
§ 4. [1 Indien de in §§ 1 en 3 beoogde bestuurders evenwel enkel vervoer van gevaarlijke goederen van de UN-nummers 1202, 1203, 1223, 3256 en/of 3082 verrichten, volstaat het dat ze houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie IV. Voor deze categorie van opleidingsgetuigschrift is het toepassingsgebied voor de UN-nummers 3256 en 3082 beperkt tot zware en residuele stookolie.]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.4.De opleidingsgetuigschriften worden opgesteld conform het model in bijlage I en hebben een geldigheid van vijf jaar.
Een opleidingsgetuigschrift van categorie I is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 anders dan in tanks.
Een opleidingsgetuigschrift van categorie II is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 in tanks.
Een opleidingsgetuigschrift van categorie III is geldig voor de klasse 1.
[1 [3 Een opleidingsgetuigschrift van categorie IV is geldig voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de UN-nummers 1202, 1203, 1223, 3256 en/of 3082 in tanks en anders dan in tanks. Voor deze categorie van opleidingsgetuigschrift is het toepassingsgebied voor de UN-nummers 3256 en 3082 beperkt tot zware en residuele stookolie.]3 ]1
Eenzelfde opleidingsgetuigschrift kan verschillende categorieën combineren.
Elk opleidingsgetuigschrift afgeleverd door de bevoegde overheid van een Verdragspartij van het ADR of door een door die overheid erkende instelling, [2 conform de subsectie 8.2.2.8]2 van bijlage B bij het ADR, wordt tijdens zijn gehele geldigheidsduur aanvaard.
----------
(1)<KB 2012-02-17/02, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-03-2012>
(2)<KB 2012-12-10/05, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<KB 2013-12-21/53, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
HOOFDSTUK III. - Opleiding.
Art.5. Om het opleidingsgetuigschrift te behalen, moet de kandidaat een initiële opleiding krijgen en slagen voor het overeenstemmend examen.
De voornaamste doelstellingen van de opleiding zijn de aandacht van de bestuurders te vestigen op de risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en hun de nodige grondbeginselen bij te brengen om de kansen op een incident te minimaliseren en om - indien zich toch een incident mocht voordoen - hen toe te laten de voor zichzelf, voor de bevolking en voor het milieu vereiste veiligheidsmaatregelen te nemen en de gevolgen van het incident te beperken.
De individuele praktische oefeningen moeten ingepast worden in de theoretische opleiding en tenminste eerste hulp, brandbestrijding en de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten.
Art.6. § 1. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie I bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een basiscursus, die de in bijlage II aangegeven stof omvat.
§ 2. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie II bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit :
- de in § 1 beoogde basiscursus, en
- de specialisatiecursus voor tankvervoer die de in bijlage III aangegeven stof omvat.
§ 3. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie III bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit :
- de in § 1 beoogde basiscursus, en
- de specialisatiecursus die de in bijlage IV aangegeven stof omvat.
(§ 4. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie IV bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een specialisatiecursus die de in bijlage V aangegeven stof omvat.
De minimale duur van het theoretisch gedeelte van deze specialisatiecursus is 16 leseenheden. De leseenheden duren 45 minuten en elke cursusdag mag niet meer dan acht leseenheden omvatten.) <KB 2007-08-03/58, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
§ 5. (oud § 4) <KB 2007-08-03/58, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De bevoegde overheid of haar gemachtigde bepaalt de nadere regelen met betrekking tot de praktische organisatie van de opleiding per omzendbrief.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. § 1. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie I bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een basiscursus, die de in bijlage II aangegeven stof omvat. § 2. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie II bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : - de in § 1 beoogde basiscursus, en - de specialisatiecursus voor tankvervoer die de in bijlage III aangegeven stof omvat. § 3. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie III bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : - de in § 1 beoogde basiscursus, en - de specialisatiecursus die de in bijlage IV aangegeven stof omvat. (§ 4. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie IV bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een specialisatiecursus die de in bijlage V aangegeven stof omvat. De minimale duur van het theoretisch gedeelte van deze specialisatiecursus is 16 leseenheden. De leseenheden duren 45 minuten en elke cursusdag mag niet meer dan acht leseenheden omvatten.) <KB 2007-08-03/58, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 5. (oud § 4) <KB 2007-08-03/58, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De [1 minister]1 of [1 zijn]1 gemachtigde bepaalt de nadere regelen met betrekking tot de praktische organisatie van de opleiding per omzendbrief.
----------
(1)<BVR 2015-12-04/23, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.7. Op initiatief van de in artikel 15 bedoelde examencommissie wordt voor elke in artikel 6 beoogde cursus een leerboek opgesteld en door haar goedgekeurd. Het wordt gebruikt door de in artikel 8 bedoelde instellingen, die een exemplaar ter beschikking stellen aan elke kandidaat die bij hen de desbetreffende cursus volgt.
De cursussen kunnen gegeven worden met behulp van elke andere didactische methode, de informatie- en communicatietechnologie inbegrepen.
HOOFDSTUK IV. - Erkenning en verplichtingen van de instellingen die het onderricht verstrekken.
Art.8.De bevoegde overheid erkent de instellingen die de in artikel 6 gedefinieerde basiscursus en/of één (of meerdere specialisatiecursussen) [2 en/of de in artikel 22 gedefinieerde bijscholingsopleidingen]2 verstrekken en schorst of trekt in voorkomend geval de erkenning weer in.<KB 2007-08-03/58, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
De bevoegde overheid maakt de erkenning, de schorsing en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad.
[1 De vergoeding voor de aflevering van de erkenning van een instelling die het onderricht verstrekt wordt vastgesteld op 1.000 euro. Dit bedrag wordt betaald bij de aanvraag tot erkenning.
Voor de jaren volgend op de aflevering van de erkenning, is een jaarlijkse vergoeding van 250 euro verschuldigd, te betalen voor 1 juni.
Bij wijziging aan de gegevens van de erkenning is een vergoeding van 125 euro verschuldigd, te betalen binnen de 30 dagen.
De vergoedingen worden geïnd door de administratie van de bevoegde overheid.
Ten laatste op 31 maart van elk jaar, worden de bedragen van deze vergoedingen aangepast aan de evolutie van de consumptieprijsindex volgens volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met de index van de maand januari en gedeeld door de index van de startmaand. De index van de startmaand is de index van de maand volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat deze basisvergoedingen heeft vastgelegd. Het bedrag wordt naar boven, op de hele euro, afgerond.
Het bedrag van de vergoedingen wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze worden van kracht de eerste dag van de maand die volgt op hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.8_WAALS_GEWEST. De bevoegde overheid erkent de instellingen die de in artikel 6 gedefinieerde basiscursus en/of één (of meerdere specialisatiecursussen) [2 en/of de in artikel 22 gedefinieerde bijscholingsopleidingen]2 verstrekken en schorst of trekt in voorkomend geval de erkenning weer in.<KB 2007-08-03/58, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De bevoegde overheid maakt de erkenning, de schorsing en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad. [1 De vergoeding voor de aflevering van de erkenning van een instelling die het onderricht verstrekt wordt vastgesteld op 1.000 euro. Dit bedrag wordt betaald bij de aanvraag tot erkenning. Voor de jaren volgend op de aflevering van de erkenning, is een jaarlijkse vergoeding van 250 euro verschuldigd, te betalen voor 1 juni. Bij wijziging aan de gegevens van de erkenning is een vergoeding van 125 euro verschuldigd, te betalen binnen de 30 dagen. [3 De retributies worden geïnd door de gemachtigde van de bevoegde overheid]3. Ten laatste op 31 maart van elk jaar, worden de bedragen van deze vergoedingen aangepast aan de evolutie van de consumptieprijsindex volgens volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met de index van de maand januari en gedeeld door de index van de startmaand. De index van de startmaand is de index van de maand volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat deze basisvergoedingen heeft vastgelegd. Het bedrag wordt naar boven, op de hele euro, afgerond. Het bedrag van de vergoedingen wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze worden van kracht de eerste dag van de maand die volgt op hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BWG 2024-03-28/70, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 8_VLAAMS_GEWEST. De [3 minister]3 erkent de instellingen die de in artikel 6 gedefinieerde basiscursus en/of één (of meerdere specialisatiecursussen) [2 en/of de in artikel 22 gedefinieerde bijscholingsopleidingen]2 verstrekken en schorst of trekt in voorkomend geval de erkenning weer in.<KB 2007-08-03/58, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De [3 minister]3 maakt de erkenning, de schorsing en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad. [1 De vergoeding voor de aflevering van de erkenning van een instelling die het onderricht verstrekt wordt vastgesteld op 1.000 euro. Dit bedrag wordt betaald bij de aanvraag tot erkenning. Voor de jaren volgend op de aflevering van de erkenning, is een jaarlijkse vergoeding van 250 euro verschuldigd, te betalen voor 1 juni. Bij wijziging aan de gegevens van de erkenning is een vergoeding van 125 euro verschuldigd, te betalen binnen de 30 dagen. De vergoedingen worden geïnd door de administratie van de [3 minister]3. Ten laatste op 31 maart van elk jaar, worden de bedragen van deze vergoedingen aangepast aan de evolutie van de consumptieprijsindex volgens volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met de index van de maand januari en gedeeld door de index van de startmaand. De index van de startmaand is de index van de maand volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat deze basisvergoedingen heeft vastgelegd. Het bedrag wordt naar boven, op de hele euro, afgerond. Het bedrag van de vergoedingen wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze worden van kracht de eerste dag van de maand die volgt op hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BVR 2015-12-04/23, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.9.Om erkend te kunnen worden voor het verstrekken van de in artikelen 5 en 21 bedoelde opleiding moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden :
1° het statuut bezitten van :
- scholingscentrum opgericht door de openbare macht of door de instellingen die er van afhangen, of
- onderwijsinstelling opgericht of erkend door de Gemeenschappen, of
- private instelling opgericht als vereniging zonder winstgevend doel, of
- officiële beroepsvereniging;
2° (de cursussen) waarvoor de erkenning wordt gevraagd, enkel op het Belgisch grondgebied verstrekken; <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
3° (beschikken over een gepaste infrastructuur, inzonderheid lokalen en gronden, alsook het lesmateriaal dat nodig is om de cursussen waarvoor de erkenning wordt gevraagd te verstrekken aan groepen van ten minste 10 personen); <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
4° niet meer dan 30 kandidaten per cyclus aanvaarden;
5° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers wordt gevraagd zodanig berekenen dat het slechts de kosten [1 en vergoedingen]1 dekt veroorzaakt door de opleiding, en op eenvoudig verzoek van de in artikel 2 genoemde gemachtigde alle gegevens overleggen die tot de bepaling van dit bedrag hebben geleid;
6° ten minste één maand vooraf de in artikel 2 genoemde gemachtigde in lichten omtrent de datum, de plaats en de taal van (iedere cursus) [1 evenals, zo vlug mogelijk, elke wijziging die zich voordoet]1. <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.9_WAALS_GEWEST. Om erkend te kunnen worden voor het verstrekken van de in artikelen 5 en 21 bedoelde opleiding moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden : 1° het statuut bezitten van : - scholingscentrum opgericht door de openbare macht of door de instellingen die er van afhangen, of - onderwijsinstelling opgericht of erkend door de Gemeenschappen, of - private instelling opgericht als vereniging zonder winstgevend doel, of - officiële beroepsvereniging; 2° (de cursussen) waarvoor de erkenning wordt gevraagd, enkel op het Belgisch grondgebied verstrekken; <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> 3° (beschikken over een gepaste infrastructuur, inzonderheid lokalen en gronden, alsook het lesmateriaal dat nodig is om de cursussen waarvoor de erkenning wordt gevraagd te verstrekken aan groepen van ten minste 10 personen); <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> 4° niet meer dan 30 kandidaten per cyclus aanvaarden; 5° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers wordt gevraagd zodanig berekenen dat het slechts de kosten [1 en vergoedingen]1 dekt veroorzaakt door de opleiding, en [2 op eenvoudig verzoek van de gemachtigde van de bevoegde overheid]2 alle gegevens overleggen die tot de bepaling van dit bedrag hebben geleid; 6° ten minste één maand vooraf de in artikel 2 genoemde gemachtigde in lichten omtrent de datum, de plaats en de taal van (iedere cursus) [1 evenals, zo vlug mogelijk, elke wijziging die zich voordoet]1. <KB 2007-08-03/58, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BWG 2024-03-28/70, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art.10.§ 1. De aanvraag tot erkenning van instellingen die de cursussen verstrekken wordt ingediend [1 per aangetekende zending]1, volgens het geval, ofwel bij de [2 gemachtigde van de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort]2 ofwel bij de gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort.
§ 2. Deze aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten :
1° de benaming, het statuut en het adres van de instelling;
2° een lijst van de cursussen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en een gedetailleerd leerplan dat de onderwezen onderwerpen preciseert en het tijdschema en de geplande lesmethodes aangeeft;
3° de lijst van de personen die de voornoemde cursussen zullen geven, met opgaaf, voor elk van hen, van de volgende gegevens :
- naam, voornamen, volledig adres en nummer van de identiteitskaart of van het paspoort;
- de kwalificaties van de lesgevers en de domeinen waarin ze werkzaam zijn;
- [2 ...]2
4° de taal of talen waarin de cursussen verstrekt zullen worden;
5° een beschrijving van de infrastructuur en van het lesmateriaal dat ter beschikking staat, met opgave van het adres van de lokalen, de ligging van de gronden, alsook de aard en de hoeveelheid van het gebruikte lesmateriaal;
6° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers zal gevraagd worden;
7° [1 het bewijs van betaling van de vergoeding zoals bepaald in artikel 8.]1
[1 § 2bis. Indien aan alle voorwaarden van dit besluit voldaan is, wordt de erkenning aan de aanvrager verstuurd binnen de 3 maanden volgend op de indiening van de volledige aanvraag, zoals bepaald in § 2.]1
§ 3. De instelling brengt de in § 1 bedoelde gemachtigde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging van de in § 2 omschreven gegevens.
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.10_WAALS_GEWEST. § 1. De aanvraag tot erkenning van instellingen die de cursussen verstrekken wordt ingediend [1 per aangetekende zending]1 [3 bij de gemachtigde van de bevoegde overheid]3. § 2. Deze aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten : 1° de benaming, het statuut en het adres van de instelling; 2° een lijst van de cursussen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en een gedetailleerd leerplan dat de onderwezen onderwerpen preciseert en het tijdschema en de geplande lesmethodes aangeeft; 3° de lijst van de personen die de voornoemde cursussen zullen geven, met opgaaf, voor elk van hen, van de volgende gegevens : - naam, voornamen, volledig adres en nummer van de identiteitskaart of van het paspoort; - de kwalificaties van de lesgevers en de domeinen waarin ze werkzaam zijn; - [2 ...]2 4° de taal of talen waarin de cursussen verstrekt zullen worden; 5° een beschrijving van de infrastructuur en van het lesmateriaal dat ter beschikking staat, met opgave van het adres van de lokalen, de ligging van de gronden, alsook de aard en de hoeveelheid van het gebruikte lesmateriaal; 6° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers zal gevraagd worden; 7° [1 het bewijs van betaling van de vergoeding zoals bepaald in artikel 8.]1 [1 § 2bis. Indien aan alle voorwaarden van dit besluit voldaan is, wordt de erkenning aan de aanvrager verstuurd binnen de 3 maanden volgend op de indiening van de volledige aanvraag, zoals bepaald in § 2.]1 § 3. De instelling brengt de in § 1 bedoelde gemachtigde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging van de in § 2 omschreven gegevens. ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BWG 2024-03-28/70, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 10_VLAAMS_GEWEST. § 1. [3 De aanvraag tot erkenning van instellingen die de cursussen verstrekken, wordt ingediend met een aangetekende zending bij de gemachtigde.]3 § 2. Deze aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten : 1° de benaming, het statuut en het adres van de instelling; 2° een lijst van de cursussen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en een gedetailleerd leerplan dat de onderwezen onderwerpen preciseert en het tijdschema en de geplande lesmethodes aangeeft; 3° de lijst van de personen die de voornoemde cursussen zullen geven, met opgaaf, voor elk van hen, van de volgende gegevens : - naam, voornamen, volledig adres en nummer van de identiteitskaart of van het paspoort; - de kwalificaties van de lesgevers en de domeinen waarin ze werkzaam zijn; - [2 ...]2 4° de taal of talen waarin de cursussen verstrekt zullen worden; 5° een beschrijving van de infrastructuur en van het lesmateriaal dat ter beschikking staat, met opgave van het adres van de lokalen, de ligging van de gronden, alsook de aard en de hoeveelheid van het gebruikte lesmateriaal; 6° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers zal gevraagd worden; 7° [1 het bewijs van betaling van de vergoeding zoals bepaald in artikel 8.]1 [1 § 2bis. Indien aan alle voorwaarden van dit besluit voldaan is, wordt de erkenning aan de aanvrager verstuurd binnen de 3 maanden volgend op de indiening van de volledige aanvraag, zoals bepaald in § 2.]1 § 3. De instelling brengt de in § 1 bedoelde gemachtigde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging van de in § 2 omschreven gegevens. ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BVR 2015-12-04/23, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.11.[1 § 1. De erkenning van de instelling die :
- ofwel niet meer voldoet aan de in artikel 9 voorziene vereisten,
- ofwel de verplichtingen van het huidige besluit of van de ministeriële besluiten genomen volgens het huidige besluit of van de haar verstrekte instructies niet correct naleeft,
kan ingetrokken worden of voor een termijn van minstens twee maanden en hoogstens zes maanden geschorst worden.
Gedurende de schorsingsperiode mag geen enkele opleiding beginnen.
§ 2. De bevoegde overheid laat de instelling, per aangetekend schrijven, haar intentie van schorsing van de erkenning weten, voor de duur die zij vermeldt.
Binnen de 30 dagen laat de instelling per aangetekend schrijven de eventuele motieven weten volgens dewelke zij van mening is dat de erkenning niet moet geschorst worden of vraagt zij om gehoord te worden door de bevoegde overheid. De termijn van 30 dagen wordt conform artikel 53bis van het gerechtelijk wetboek berekend.
Bij het ontbreken van deze kennisgeving door de instelling, wordt de schorsing van haar erkenning bevolen en gaat deze van rechtswege in bij het verstrijken van de voornoemde termijn.
Binnen de 30 dagen volgend op de ontvangst van de argumenten van rechtvaardiging of het horen van de instelling, maakt de bevoegde overheid, per aangetekend schrijven, haar akkoord met de rechtvaardiging van de instelling kenbaar of bevestigt zij de schorsingsmaatregel. Het ontbreken van een kennisgeving binnen bovenvermelde termijn houdt een aanvaarding van de verweerargumenten van de instelling in.
§ 3. Indien er ondanks een voorafgaande schorsing wordt vastgesteld dat de in de eerste paragraaf genoemde voorwaarden nog altijd niet nageleefd worden, kan de erkenning van de instelling ambtshalve ingetrokken worden. De verantwoordelijke van de instelling krijgt voorafgaandelijk de mogelijkheid om gehoord te worden. De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling betekend.
§ 4. De bevoegde overheid kan de erkenning in geval van hoogdringendheid onmiddellijk intrekken, voor dezelfde redenen als bedoeld in paragraaf 1, indien zij deze hoogdringendheid motiveert en voorafgaandelijk de verantwoordelijke van de instelling de mogelijkheid krijgt om gehoord te worden.
De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling kenbaar gemaakt of via een gerechtsdeurwaarder betekend.]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De erkenning van de instelling die : - ofwel niet meer voldoet aan de in artikel 9 voorziene vereisten, - ofwel de verplichtingen van het huidige besluit of van de ministeriële besluiten genomen volgens het huidige besluit of van de haar verstrekte instructies niet correct naleeft, kan ingetrokken worden of voor een termijn van minstens twee maanden en hoogstens zes maanden geschorst worden. Gedurende de schorsingsperiode mag geen enkele opleiding beginnen. § 2. [2 De minister brengt de instelling, met een aangetekende brief, op de hoogte van zijn intentie van schorsing van de erkenning voor de duur die hij vermeldt.]2 Binnen de 30 dagen laat de instelling per aangetekend schrijven de eventuele motieven weten volgens dewelke zij van mening is dat de erkenning niet moet geschorst worden of vraagt zij om gehoord te worden door de [2 minister]2. De termijn van 30 dagen wordt conform artikel 53bis van het gerechtelijk wetboek berekend. Bij het ontbreken van deze kennisgeving door de instelling, wordt de schorsing van haar erkenning bevolen en gaat deze van rechtswege in bij het verstrijken van de voornoemde termijn. [2 Binnen dertig dagen die volgen op de ontvangst van de argumenten van rechtvaardiging of het horen van de instelling, maakt de minister, met een aangetekende brief, zijn akkoord met de rechtvaardiging van de instelling kenbaar of bevestigt hij de schorsingsmaatregel. Het ontbreken van een kennisgeving binnen de voormelde termijn houdt een aanvaarding van de verweerargumenten van de instelling in.]2 § 3. Indien er ondanks een voorafgaande schorsing wordt vastgesteld dat de in de eerste paragraaf genoemde voorwaarden nog altijd niet nageleefd worden, kan de erkenning van de instelling ambtshalve ingetrokken worden. De verantwoordelijke van de instelling krijgt voorafgaandelijk de mogelijkheid om gehoord te worden. De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling betekend. § 4. De [2 minister]2 kan de erkenning in geval van hoogdringendheid onmiddellijk intrekken, voor dezelfde redenen als bedoeld in paragraaf 1, indien zij deze hoogdringendheid motiveert en voorafgaandelijk de verantwoordelijke van de instelling de mogelijkheid krijgt om gehoord te worden. De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling kenbaar gemaakt of via een gerechtsdeurwaarder betekend.]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.12.De instellingen bedoeld in artikel 8, houden een jaarregister waarin per volgnummer worden vermeld : de identiteit van de ingeschreven kandidaten, de inschrijvingsdatum, de datum van de gegeven lessen met vermelding, zonder enig wit vlak of leemte, van de aanwezigheid of afwezigheid van de kandidaten. Een kolom moet worden bestemd voor eventuele opmerkingen.
Deze gegevens kunnen ook opgeslagen worden op dragers voor geïnformatiseerde dataverwerking.
Deze gegevens worden gedurende ten minste zes jaar bewaard.
[1 Het register wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde overheid, die deze op eerste aanvraag kan inkijken op het adres vermeld in de aanvraag voor erkenning.]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 12_VLAAMS_GEWEST. De instellingen bedoeld in artikel 8, houden een jaarregister waarin per volgnummer worden vermeld : de identiteit van de ingeschreven kandidaten, de inschrijvingsdatum, de datum van de gegeven lessen met vermelding, zonder enig wit vlak of leemte, van de aanwezigheid of afwezigheid van de kandidaten. Een kolom moet worden bestemd voor eventuele opmerkingen. Deze gegevens kunnen ook opgeslagen worden op dragers voor geïnformatiseerde dataverwerking. Deze gegevens worden gedurende ten minste zes jaar bewaard. [1 Het register wordt ter beschikking gesteld van de [2 minister]2, die deze op eerste aanvraag kan inkijken op het adres vermeld in de aanvraag voor erkenning.]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
HOOFDSTUK V. - Voorwaarden gesteld aan de personen die het onderricht verstrekken.
Art.13.§ 1. De personen die het praktisch onderricht verstrekken betreffende de eerste hulp en de maatregelen die moeten getroffen worden bij incident of ongeval, moeten aan volgende voorwaarden voldoen :
1° volle 21 jaar oud zijn;
2° van goed gedrag en zeden zijn.
§ 2. De personen die het praktisch onderricht verstrekken bedoeld in punt o) (van bijlage II en in punt l van bijlage V moeten bovendien) in het bezit zijn van een geldig Europees brevet van eerste hulp, goedgekeurd in 1993 door de maatschappijen van het Rode Kruis van de landen van de Europese Unie, of van een ander ten minste gelijkwaardig diploma. <KB 2007-08-03/58, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
De gemachtigde van de [2 minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort]2 , bepaalt welke diploma's gelijkwaardig zijn.
[1 § 3. [2 De personen die de opleidingen bedoeld in artikel 6 en/of artikel 22 geven moeten titularis zijn van een geldig opleidingsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 dat minstens het toepassingsgebied afdekt waarin opleiding wordt verstrekt en moeten over de nodige vakkennis beschikken.]2 ]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.13_WAALS_GEWEST. § 1. De personen die het praktisch onderricht verstrekken betreffende de eerste hulp en de maatregelen die moeten getroffen worden bij incident of ongeval, moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° volle 21 jaar oud zijn; 2° van goed gedrag en zeden zijn. § 2. De personen die het praktisch onderricht verstrekken bedoeld in punt o) (van bijlage II en in punt l van bijlage V moeten bovendien) in het bezit zijn van een geldig Europees brevet van eerste hulp, goedgekeurd in 1993 door de maatschappijen van het Rode Kruis van de landen van de Europese Unie, of van een ander ten minste gelijkwaardig diploma. <KB 2007-08-03/58, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> [3 De gemachtigde van de bevoegde overheid]3 bepaalt welke diploma's gelijkwaardig zijn. [1 § 3. [2 De personen die de opleidingen bedoeld in artikel 6 en/of artikel 22 geven moeten titularis zijn van een geldig opleidingsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 dat minstens het toepassingsgebied afdekt waarin opleiding wordt verstrekt en moeten over de nodige vakkennis beschikken.]2 ]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BWG 2024-03-28/70, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 13_VLAAMS_GEWEST. § 1. De personen die het praktisch onderricht verstrekken betreffende de eerste hulp en de maatregelen die moeten getroffen worden bij incident of ongeval, moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° volle 21 jaar oud zijn; 2° van goed gedrag en zeden zijn. § 2. De personen die het praktisch onderricht verstrekken bedoeld in punt o) (van bijlage II en in punt l van bijlage V moeten bovendien) in het bezit zijn van een geldig Europees brevet van eerste hulp, goedgekeurd in 1993 door de maatschappijen van het Rode Kruis van de landen van de Europese Unie, of van een ander ten minste gelijkwaardig diploma. <KB 2007-08-03/58, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> [3 Bij besluit van de Vlaamse Regering wordt bepaald welke diploma's gelijkwaardig zijn.]3 [1 § 3. [2 De personen die de opleidingen bedoeld in artikel 6 en/of artikel 22 geven moeten titularis zijn van een geldig opleidingsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 dat minstens het toepassingsgebied afdekt waarin opleiding wordt verstrekt en moeten over de nodige vakkennis beschikken.]2 ]1 ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-21/53, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(3)<BVR 2015-12-04/23, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
HOOFDSTUK VI. - Examens.
Art.14. Op het examen moet de kandidaat aantonen de kennis, het inzicht en de vaardigheden te bezitten die nodig zijn om het beroep van bestuurder van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren te kunnen uitoefenen,(zoals aangeleerd in de initiële opleiding). <KB 2007-08-03/58, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
Het in artikel 5 beoogd examen gaat over dezelfde leerstof als de overeenstemmende initiële opleiding en bestaat uit één of meerdere testen. Iedere test stemt overeen met een van de in artikel 6 voorgeschreven cursussen. Om te slagen voor het examen moet de kandidaat ten minste 50 % van de punten behalen voor iedere test.
Art.15. § 1. Een examencommissie voor klasse 1 en een examencommissie voor de andere klassen worden aangesteld.
§ 2. (De examencommissies bestaan uit :
1° een voorzitter, aangeduid door de bevoegde overheid,
2° een door de voorzitter aangeduide ondervoorzitter,
3° vijf door de voorzitter aangeduide ambtenaren,
4° een door de voorzitter aangeduide secretaris.
Er is een onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de examencommissies en een bestuursfunctie in de instellingen bedoeld in artikel 16.
De examencommissies beraadslagen op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter.
De beslissingen van de examencommissies worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend) <KB 2007-08-03/58, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
§ 3. De examencommissie voor klasse 1 houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 3, beoogde specialisatiecursus. De examencommissie voor de andere klassen houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 1, beoogde basiscursus en op (de in artikel 6, § 2 en § 4 beoogde specialisatiecursussen). <KB 2007-08-03/58, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
§ 4. De examencommissies stellen de vragen op voor de testen.
Ze stellen de procedures en regels vast met betrekking tot :
- de examenzittingen;
- de inschrijving van de kandidaten voor de testen;
- de keuze van de vragen en de verbetering van de antwoorden;
- het mededelen van de resultaten van de testen.
Ze duiden de verbeteraars aan.
Art.15_WAALS_GEWEST. § 1. [1 Er wordt een examencommissie opgericht voor alle klassen behalve klas 7.]1 § 2. ([1 de examencommissie bestaat uit]1 : 1° een voorzitter, aangeduid door de bevoegde overheid, 2° een door de voorzitter aangeduide ondervoorzitter, 3° vijf door de voorzitter aangeduide ambtenaren, 4° een door de voorzitter aangeduide secretaris. Er is een onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap [1 van de examencommissie]1 en een bestuursfunctie in de instellingen bedoeld in artikel 16. [1 De examencommissie beraadslaagt]1 op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is. De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter. De beslissingen [1 van de examencommissie]1 worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend) <KB 2007-08-03/58, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 3. [1 De examencommissie houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de cursussen bedoeld in artikel 6;]1 § 4. [1 De examencommissie stelt de vragen op voor de testen. Ze stelt de procedure en -modaliteiten vast met betrekking tot : 1° de examenzittingen; 2° de inschrijving van de kandidaten voor de testen; 3° de keuze van de vragen en de verbetering van de antwoorden; 4° het mededelen van de resultaten van de testen. Ze duidt de verbeteraars aan]1.
----------
(1)<BWG 2024-03-28/70, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 15_VLAAMS_GEWEST. § 1. Een examencommissie voor klasse 1 en een examencommissie voor de andere klassen worden aangesteld. § 2. [1 De examencommissies bestaan uit: 1° een voorzitter, aangewezen door de minister; 2° een ondervoorzitter, aangewezen door het hoofd van het Departement; 3° twee personeelsleden van het Departement, aangewezen door het hoofd van het Departement; 4° een secretaris, aangewezen door het hoofd van het Departement. Er is een onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van die examencommissie en een bestuursfunctie in de instellingen, vermeld in artikel 16. De examencommissies beraadslagen op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is. De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter. De beslissingen van de examencommissies worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend.]1 § 3. De examencommissie voor klasse 1 houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 3, beoogde specialisatiecursus. De examencommissie voor de andere klassen houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 1, beoogde basiscursus en op (de in artikel 6, § 2 en § 4 beoogde specialisatiecursussen). <KB 2007-08-03/58, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 4. De examencommissies stellen de vragen op voor de testen. Ze stellen de procedures en regels vast met betrekking tot : - de examenzittingen; - de inschrijving van de kandidaten voor de testen; - de keuze van de vragen en de verbetering van de antwoorden; - het mededelen van de resultaten van de testen. Ze duiden de verbeteraars aan.
----------
(1)<BVR 2015-12-04/23, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.16.§ 1. [1 De bevoegde overheid mag instellingen erkennen om de examencommissie bij te staan voor de materiële organisatie van de testen en de verdeling van de opleidingsgetuigschriften. De bevoegde overheid of deze instellingen hebben de toelating om bij de kandidaten over te gaan tot de inning van :
- de inschrijvingskosten voor de testen. De inschrijvingskosten dekken de kosten van de organisatie en van de verbetering;
- de kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften door de bevoegde overheid.
Indien geen instelling erkend wordt om de examencommissie bij te staan bij de materiële organisatie van de testen, int de examencommissie zelf de kosten bedoeld in het eerste lid.
De inschrijving voor de testen is slechts ontvankelijk als de inschrijvingskosten, zoals bedoeld in bovenstaand lid, betaald zijn. Deze zijn slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht. De kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften worden terugbetaald aan de kandidaat die niet geslaagd is in het examen.
Ten laatste op 31 maart van elk jaar betalen de erkende instellingen aan de bevoegde overheid de prijs voor de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften die het voorgaande kalenderjaar zijn verdeeld.
De bevoegde overheid maakt de erkenning en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad.]1
§ 2. De bevoegde overheid of de examencommissie bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de examens.
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.16_WAALS_GEWEST. § 1. [1 De bevoegde overheid mag instellingen erkennen om de examencommissie bij te staan voor de materiële organisatie van de testen en de verdeling van de opleidingsgetuigschriften. [2 De gemachtigde van de bevoegde overheid]2 of deze instellingen hebben de toelating om bij de kandidaten over te gaan tot de inning van : - de inschrijvingskosten voor de testen. De inschrijvingskosten dekken de kosten van de organisatie en van de verbetering; - de kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften [2 ...]2. Indien geen instelling erkend wordt om de examencommissie bij te staan bij de materiële organisatie van de testen, int de examencommissie zelf de kosten bedoeld in het eerste lid. De inschrijving voor de testen is slechts ontvankelijk als de inschrijvingskosten, zoals bedoeld in bovenstaand lid, betaald zijn. Deze zijn slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht. De kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften worden terugbetaald aan de kandidaat die niet geslaagd is in het examen. Ten laatste op 31 maart van elk jaar betalen de erkende instellingen aan de bevoegde overheid de prijs voor de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften die het voorgaande kalenderjaar zijn verdeeld. De bevoegde overheid maakt de erkenning en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad.]1 § 2. De bevoegde overheid of de examencommissie bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de examens. ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BWG 2024-03-28/70, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 16_VLAAMS_GEWEST. § 1. [1 De [2 minister]2 mag instellingen erkennen om de examencommissie bij te staan voor de materiële organisatie van de testen en de verdeling van de opleidingsgetuigschriften. De [2 minister]2 of deze instellingen hebben de toelating om bij de kandidaten over te gaan tot de inning van : - de inschrijvingskosten voor de testen. De inschrijvingskosten dekken de kosten van de organisatie en van de verbetering; - de kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften door de bevoegde overheid. Indien geen instelling erkend wordt om de examencommissie bij te staan bij de materiële organisatie van de testen, int de examencommissie zelf de kosten bedoeld in het eerste lid. De inschrijving voor de testen is slechts ontvankelijk als de inschrijvingskosten, zoals bedoeld in bovenstaand lid, betaald zijn. Deze zijn slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht. De kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften worden terugbetaald aan de kandidaat die niet geslaagd is in het examen. Ten laatste op 31 maart van elk jaar betalen de erkende instellingen aan de [2 minister]2 de prijs voor de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften die het voorgaande kalenderjaar zijn verdeeld. De [2 minister]2 maakt de erkenning en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad.]1 § 2. De [2 minister]2 of de examencommissie bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de examens. ----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.17. De erkenningvoorwaarden voor de in artikel 16 bedoelde instelling - hierna " examencentrum " genoemd - zijn de volgende :
1° opgericht zijn door de openbare macht of door de instellingen die er van afhangen, of een onderwijsinstelling zijn, opgericht of erkend door de Gemeenschappen;
2° geen opleidingsactiviteit uitoefenen zoals bedoeld in de artikelen 5 en 21;
3° een ervaring van ten minste 3 jaar bezitten in het organiseren van examens in het algemeen;
4° beantwoorden aan het lastenboek waarin de rechten en de plichten van het examencentrum zijn opgenomen, zoals vastgesteld door de bevoegde examencommissie;
5° over personeel beschikken dat een toereikende kennis bezit op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Art.18. De erkenning van het examencentrum dat :
- ofwel niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van artikel 17,
- ofwel de verplichtingen van onderhavig besluit of van de ministeriele besluiten genomen krachtens dit besluit of van de haar door de examencommissie verstrekte instructies niet correct naleeft,
wordt ambtshalve ingetrokken nadat de verantwoordelijke van het centrum de mogelijkheid werd geboden om zich te verantwoorden.
HOOFDSTUK VII. - Afgifte van de opleidingsgetuigschriften.
Art.19.[1 § 1. De opleidingsgetuigschriften worden afgegeven door de in artikel 15 beoogde examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1.
§ 2. De in artikel 6, § 3, gedefinieerde opleidingsgetuigschriften van categorie III vormen een uitbreiding van geldigheid van de opleidingsgetuigschriften van categorie I gedefinieerd in artikel 6, § 1, en worden door de in de eerste paragraaf bedoelde examencommissie afgegeven op basis van een beslissing van de examencommissie bevoegd voor klasse 1.
§ 3. De minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort of de examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1 bepaalt de overige nadere modaliteiten met betrekking tot de afgifte van de opleidingsgetuigschriften.]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.19_WAALS_GEWEST. [1 § 1. [2 De opleidingsgetuigschriften worden afgegeven door de in artikel 15 beoogde examencommissie]2. § 2. De in artikel 6, § 3, gedefinieerde opleidingsgetuigschriften van categorie III vormen een uitbreiding van geldigheid van de opleidingsgetuigschriften van categorie I gedefinieerd in artikel 6, § 1, en worden door de in de eerste paragraaf bedoelde examencommissie afgegeven op basis van een beslissing van de examencommissie bevoegd voor klasse 1. § 3. [2 De bevoegde overheid]2 of de examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1 bepaalt de overige nadere modaliteiten met betrekking tot de afgifte van de opleidingsgetuigschriften.]1 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BWG 2024-03-28/70, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 19_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De opleidingsgetuigschriften worden afgegeven door de in artikel 15 beoogde examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1. § 2. De in artikel 6, § 3, gedefinieerde opleidingsgetuigschriften van categorie III vormen een uitbreiding van geldigheid van de opleidingsgetuigschriften van categorie I gedefinieerd in artikel 6, § 1, en worden door de in de eerste paragraaf bedoelde examencommissie afgegeven op basis van een beslissing van de examencommissie bevoegd voor klasse 1. § 3. [2 De minister of de examencommissie, bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1, bepaalt de overige nadere modaliteiten met betrekking tot de afgifte van de opleidingsgetuigschriften.]2]1 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.20.§ 1. Als het opleidingsgetuigschrift is verloren gegaan, gestolen, beschadigd, onleesbaar geworden of vernield, kan een duplicaat aangevraagd worden bij de [1 examencommissie voor de andere klassen dan klasse 1]1.
§ 2. Om een duplicaat te verkrijgen :
- doet de houder bij de dichtstbijgelegen politiedienst aangifte van het verlies, van de diefstal of van de vernietiging van zijn getuigschrift en hij voegt bij zijn aanvraag het attest van die aangifte;
- dient het te vervangen getuigschrift bij de aanvraag om een duplicaat gevoegd te worden als dit wordt aangevraagd om een andere reden dan diefstal, verlies of vernietiging.
§ 3. Het opleidingsgetuigschrift dat vervangen werd door een duplicaat verliest zijn geldigheid.
Indien de houder, nadat hem een duplicaat is afgegeven, opnieuw in het bezit komt van het gestolen of verloren opleidingsgetuigschrift, dient hij dit onmiddellijk terug te bezorgen aan de overheid die het heeft afgegeven.
§ 4. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.20_WAALS_GEWEST. § 1. Als het opleidingsgetuigschrift is verloren gegaan, gestolen, beschadigd, onleesbaar geworden of vernield, kan een duplicaat aangevraagd worden bij de [1 examencommissie [2 ...]2]1. § 2. Om een duplicaat te verkrijgen : - doet de houder bij de dichtstbijgelegen politiedienst aangifte van het verlies, van de diefstal of van de vernietiging van zijn getuigschrift en hij voegt bij zijn aanvraag het attest van die aangifte; - dient het te vervangen getuigschrift bij de aanvraag om een duplicaat gevoegd te worden als dit wordt aangevraagd om een andere reden dan diefstal, verlies of vernietiging. § 3. Het opleidingsgetuigschrift dat vervangen werd door een duplicaat verliest zijn geldigheid. Indien de houder, nadat hem een duplicaat is afgegeven, opnieuw in het bezit komt van het gestolen of verloren opleidingsgetuigschrift, dient hij dit onmiddellijk terug te bezorgen aan de overheid die het heeft afgegeven. § 4. [1 ...]1 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BWG 2024-03-28/70, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
HOOFDSTUK VIII. - Verlenging van het opleidingsgetuigschrift.
Art.21.De geldigheid van het opleidingsgetuigschrift wordt telkenmale met vijf jaar verlengd indien de houder in de loop van het jaar dat aan de vervaldag van het getuigschrift voorafgaat een bijscholingsopleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de bijhorende controletest. Enkel de categorieën waarvoor het getuigschrift geldig is komen hiervoor in aanmerking.
De nieuwe geldigheidsperiode vangt aan vanaf de vervaldatum van het getuigschrift.
[1 Indien de houder echter voor de twaalf maanden die aan de vervaldag van zijn getuigschrift voorafgaan een bijscholingsopleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de bijhorende controletest, vangt de nieuwe geldigheidsperiode aan op de dag waarop de houder is geslaagd in de controletest.]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.22. De bijscholingsopleiding heeft tot doel de basisopleiding op te frissen en de kennis van de bestuurders up-to-date te brengen. Ze heeft onder meer betrekking op de nieuwigheden :
- op technisch gebied,
- op juridisch gebied, en
- op het gebied van de te vervoeren stoffen.
De voorschriften die van toepassing zijn op de initiële opleiding zijn bij analogie van toepassing op de bijscholingsopleiding; de voorschriften die van toepassing zijn op het examen zijn bij analogie van toepassing op de controletest.
HOOFDSTUK IX. - Controlebepalingen.
Art.23.De door de [1 minister tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg behoort]1 of door zijn gemachtigde genoemde ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, van de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit en de onderrichtingen van de minister of diens gemachtigde wat betreft de andere klassen dan klasse 1.
De ambtenaren van de dienst der springstoffen van de federale overheidsdienst die het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1 onder zijn bevoegdheid heeft waken over de toepassing van de voorschriften van dit besluit, de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit en de onderrichtingen van de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren of diens gemachtigde voor wat klasse 1 betreft.
De ambtenaren krachtens of door dit artikel gemachtigd, zijn eveneens belast met :
- het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen van de voorwaarden die door de bevoegde overheid werden vastgesteld voor het erkennen van de in artikel 8, beoogde instellingen;
- het vaststellen of de voorwaarden voor de schorsing of het intrekken van de erkenning vervuld zijn.
----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
Art.23_WAALS_GEWEST. [1 De door de bevoegde overheid genoemde ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, van de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit en de onderrichtingen van de bevoegde overheid of diens gemachtigde.
De ambtenaren krachtens of door dit artikel gemachtigd, zijn eveneens belast met :
1° het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen van de voorwaarden die door de bevoegde overheid werden vastgesteld voor het erkennen van de in artikel 8, beoogde instellingen;
2° het vaststellen of de voorwaarden voor de schorsing of het intrekken van de erkenning vervuld zijn. ]1
----------
(1)<BWG 2024-03-28/70, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2024>
Art. 23_VLAAMS_GEWEST. [2 De door de minister of door zijn gemachtigde aangewezen personeelsleden zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, van de ministeriële besluiten, genomen krachtens dit besluit, en van de onderrichtingen van de minister of zijn gemachtigde. De personeelsleden die krachtens of door dit artikel gemachtigd zijn, zijn ook belast met: - 1° het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen van de voorwaarden die door minister zijn vastgesteld voor de erkenning van de instellingen, vermeld in artikel 8; - 2° het vaststellen of de voorwaarden voor de schorsing of de intrekking van de erkenning vervuld zijn.]2 ----------
(1)<KB 2013-12-21/53, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BVR 2015-12-04/23, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.24. § 1. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, eerste lid, worden gestraft met de straffen gesteld in artikel 2, § 1, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg.
§ 2. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, tweede lid, worden gestraft met de straffen gesteld in de artikelen 5 tot 9 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen.
HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen.
Art.25. § 1. De opleidingsgetuigschriften die voor het van kracht worden van dit besluit afgegeven werden blijven tot hun vervaldag geldig.
§ 2. Bij de verlenging van de geldigheid van de getuigschriften of bij hun vervanging door een duplicaat worden, vanaf het in voege treden van dit besluit, de opleidingsgetuigschriften van de :
- categorieën A, B en C aangezien als opleidingsgetuigschriften van categorie II;
- categorie D aangezien als opleidingsgetuigschriften van categorie I en III.
§ 3. Voor de opleidingen in uitvoering op de datum van het in voege treden van dit besluit, gebeuren de examens overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 maart 1993 betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.
§ 4. De erkenningen bedoeld in artikel 8, voor het in voege treden van dit besluit afgeleverd, blijven geldig. De voorwaarden vastgesteld in artikel 9 en in het bijzonder ten 4° zijn er nochtans van toepassing op.
Voor de opleidingscursussen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1, is vanaf 1 januari 2005 een erkenning volgens de bepalingen van dit besluit vereist.
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art.26. Het koninklijk besluit van 26 maart 1993, betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren, wordt opgeheven.
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 met uitzondering van artikelen 15 tot en met 18 die in werking treden op de dag van bekendmaking van dit besluit.
Art.28.[1 De minister bevoegd voor economie, en de minister bevoegd voor Vervoer te Land zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.]1
----------
(1)<KB 2012-12-10/05, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
BIJLAGEN.
Art. N1.<KB 2007-08-03/58, art. 12; Inwerkingtreding : 01-11-2007> Bijlage I. - ADR-opleidingsgetuigschrift voor de bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 18-07-2003, p. 38439).
GEWIJZIGD BIJ :
<KB 2012-12-10/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. N2. Bijlage II.
De basiscursus van de initiële opleiding dient ten minste de volgende onderwerpen te behandelen :
a) algemene voorschriften die op het vervoer van gevaarlijke goederen van toepassing zijn;
b) belangrijkste gevaarstypes;
c) informatie over de bescherming van het milieu door het toezicht op het vervoer van afvalstoffen;
d) gepaste preventie- en veiligheidsmaatregelen voor de verschillende gevaarstypes;
e) gedrag na een ongeval (eerstehulpverlening, verkeersveiligheid, basiskennis betreffende het gebruik van de beschermingsuitrusting, enz.);
f) etikettering en gevaarssignalisatie;
g) wat een bestuurder moet doen en niet mag doen bij het vervoer van gevaarlijke goederen;
h) functie en werking van de technische uitrusting van de voertuigen;
i) samenladingsverboden in éénzelfde voertuig of in éénzelfde laadkist;
j) te nemen voorzorgen tijdens het laden en het lossen van de gevaarlijke goederen;
k) algemene informatie betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;
l) informatie over multimodaal vervoer;
m) de manipulatie en de stouwing van colli;
n) een individuele praktische oefening inzake brandbestrijding;
o) een individuele praktische oefening inzake eerste hulp;
p) individuele praktische oefeningen die ten minste de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten.
De punten f), h) en j) worden beperkt tot hetgeen geldt voor de in artikel 3, § 3, van dit besluit beoogde transporten.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.
Art. N3. Bijlage III.
De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie II dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op de in artikel 3, § 1, van dit besluit beoogde transporten :
a) rijgedrag van de voertuigen, inclusief de bewegingen van de lading;
b) specifieke voorschriften met betrekking tot de voertuigen;
c) algemene theoretische kennis van de verschillende laad- en losinrichtingen van de voertuigen;
d) bijkomende specifieke bepalingen betreffende het gebruik van deze voertuigen (keuringsdocumenten, kenmerken, signalisatie en etikettering, enz.).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.
Art. N4. Bijlage IV.
De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie III dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op in de artikel 3, § 2, van dit besluit beoogde transporten :
a) gevaren eigen aan de ontplofbare en pyrotechnische stoffen en voorwerpen;
b) de onderverdelingen binnen de klasse 1;
c) specifieke voorschriften betreffende het laden, lossen en vervoer van goederen van klasse 1;
d) specifieke voorschriften betreffende de voertuigen EXII en EXIII voor het vervoer van goederen van klasse 1;
e) de nationale reglementeringen die betrekking hebben op het vervoer van goederen van klasse 1.
Art. N5. <ingevoegd bij KB 2007-08-03/58, art. 13; Inwerkingtreding : 01-11-2007> Bijlage 5. De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie IV dient ten minste de volgende onderwerpen te behandelen, beperkt tot hetgeen geldt voor de in artikel 3, § 4 van dit besluit beoogde transporten :
a) algemene voorschriften die op het vervoer van gevaarlijke goederen van toepassing zijn;
b) gevaren verbonden aan vloeibare brandstoffen;
c) gepaste preventie- en veiligheidsmaatregelen voor de gevaren verbonden aan vloeibare brandstoffen;
d) gedrag na een ongeval (eerste-hulpverlening, verkeersveiligheid, basiskennis betreffende het gebruik van de beschermingsuitrusting, enz.);
e) etikettering en gevaarssignalisatie;
f) wat een bestuurder moet doen en niet mag doen bij het vervoer van vloeibare brandstoffen;
g) functie en werking van de technische uitrusting van de voertuigen;
h) te nemen voorzorgen tijdens het laden en het lossen;
i) algemene informatie betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;
j) de manipulatie en de stouwing van colli;
k) een individuele praktische oefening inzake brandbestrijding;
l) een individuele praktische oefening inzake eerste hulp;
m) individuele praktische oefeningen die ten minste de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten;
n) rijgedrag van de tankvoertuigen, inclusief de bewegingen van de lading;
o) specifieke voorschriften met betrekking tot de tankvoertuigen;
p) algemene theoretische kennis van de verschillende laad- en losinrichtingen van de tankvoertuigen;
q) bijkomende specifieke bepalingen betreffende het gebruik van de tankvoertuigen (keuringsdocumenten, kenmerken, signalisatie en etikettering, enz.).
Art. N6.
<Opgeheven bij KB 2013-12-21/53, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2014>