17 JANUARI 2003. - Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-01-2003 en tekstbijwerking tot 01-08-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK II. - De Rechtsmiddelen.
Art. 2, 2/1, 3
HOOFDSTUK III. - Geschillenbehandeling.
Art. 4, 4/1
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art. 5
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 6
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 1/1.[1 Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.]1
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
HOOFDSTUK II. - De Rechtsmiddelen.
Art.2.[1 § 1. Tegen de besluiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie kan beroep met volle rechtsmacht worden ingesteld bij het [4 Marktenhof]4, rechtsprekend zoals in kort geding. [3 Het Instituut is verweerder in de procedure.]3 [5 Wanneer het beroep gericht is tegen een besluit van reglementaire aard, beschikt het Marktenhof slechts over een vernietigingsrecht.]5
Iedere persoon die een belang heeft om op te treden, mag het in het eerste lid bedoelde beroep indienen.
De [2 Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de minister die bevoegd is voor de postsector]2 kan een beroep zoals vermeld in het eerste lid instellen.
§ 2. Het beroep wordt, [5 op straffe van onontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld door middel van een verzoekschrift, waarbij het aangevochten besluit is bijgevoegd en dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep van Brussel binnen een termijn van zestig dagen]5 na de kennisgeving van het besluit of bij gebreke aan een kennisgeving, na de publicatie van het besluit of bij gebreke aan een publicatie, na de kennisname van het besluit.
Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid :
1° de aanduiding van dag, maand en jaar;
2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam, beroep en woonplaats, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; indien de verzoeker een rechtspersoon is, de benaming, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de persoon die of het orgaan dat hem vertegenwoordigt, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; indien het beroep uitgaat van de [2 Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de Minister die bevoegd is voor de Postsector]2, de benaming en het adres van de dienst die hem vertegenwoordigt;
3° [5 het precieze adres van het Instituut;]5
4° [3 ...]3
5° de [3 volledige]3 uiteenzetting van de middelen [3 , onverminderd artikel 748 van het Gerechtelijk Wetboek zal geen enkel nieuw middel door de verzoeker ontwikkeld kunnen worden tijdens de instaatstelling van de zaak, met uitzondering van de middelen van openbare orde die op elk ogenblik tijdens de procedure door het [4 Marktenhof]4 en door de partijen kunnen worden ingeroepen, tot de sluiting van de debatten]3;
6° de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep;
7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
[3 Indien het verzoekschrift elementen bevat die de verzoeker als vertrouwelijk beschouwt, dan geeft hij dit op expliciete wijze aan en legt hij, op straffe van nietigheid, een niet-vertrouwelijke versie hiervan neer.
[5 De griffie van het hof van beroep brengt het Instituut onverwijld op de hoogte van het verzoekschrift, in voorkomend geval, in de vertrouwelijke versie ervan, alsook de minister, tenzij deze laatste de verzoeker is. De melding aan het Instituut geschiedt via gerechtsbrief of via e-mail op zijn gerechtelijke elektronische adres. De niet-vertrouwelijke versie van het verzoekschrift wordt gepubliceerd op de website van het Instituut.]5
Elke belanghebbende partij kan tussenkomen in de zaak. Deze tussenkomst zal alleen dan ontvankelijk zijn, indien zij ingeleid is met eerbied voor de voorwaarden en binnen de grenzen zoals vastgesteld in het tweede lid, binnen dertig dagen die volgen op publicatie van het verzoekschrift door het Instituut op zijn website.]3
[5 De inleidende zitting heeft ten vroegste plaats acht dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift bedoeld in het vierde lid.]5
Het [4 Marktenhof]4 stelt de termijn vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen moeten meedelen en ze bij de griffie moeten indienen.
De [2 Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de minister die bevoegd is voor de postsector]2 kan zijn schriftelijke opmerkingen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel indienen en het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen. Het [4 Marktenhof]4 stelt de termijnen vast om deze opmerkingen voor te leggen. De griffie brengt deze opmerkingen ter kennis van de partijen.
§ 3. Het oorspronkelijke administratieve dossier van het Instituut wordt tegelijk met de opmerkingen van het Instituut aan de overige partijen overgezonden.
[3 Het Instituut geeft met betrekking tot elk stuk van zijn dossier aan of dit niet-vertrouwelijk of vertrouwelijk is. De vertrouwelijke stukken worden niet overgezonden aan de partijen. Indien het mogelijk is een niet-vertrouwelijke versie van de vertrouwelijke stukken op te stellen, wordt alleen deze niet-vertrouwelijke versie overgezonden aan de partijen.]3
Het definitieve dossier van de procedure, zoals dit aan de overige partijen is overgezonden met elke opmerkingen van het Instituut, wordt tegelijk met de laatste opmerkingen van het Instituut ingediend bij de griffie van het [4 Marktenhof]4.
§ 4. Het beroep schorst de besluiten van het Instituut niet.
Het [4 Marktenhof]4 kan echter, [5 indien dit wordt gevraagd door de verzoeker in zijn inleidend verzoekschrift]5 en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van het besluit van het Instituut geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.
De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit ernstige [3 en moeilijk te herstellen]3 gevolgen kan hebben voor [5 de verzoeker en voor zover de afweging van de belangen in het voordeel pleit van de gevraagde schorsing]5.
Het [4 Marktenhof]4 kan, in voorkomend geval, bevelen dat het betaalde bedrag van de geldboeten aan de betrokkene wordt terugbetaald.
Het hoeft zich ook niet onmiddellijk uit te spreken over de teruggave van de betaalde geldboeten.
§ 5. Het [4 Marktenhof]4 draagt er zorg voor dat de vertrouwelijkheid van het dossier bezorgd door het Instituut, wordt bewaard gedurende de hele procedure voor het hof.]1
[5 § 6. Op verzoek van een partij kan het Marktenhof, als het dat noodzakelijk acht, die gevolgen van de vernietigde individuele besluiten of, via algemene bepaling, die gevolgen van de vernietigde besluiten van reglementaire aard aangeven die als definitief moeten worden beschouwd of die voorlopig gehandhaafd moeten worden voor de termijn die het hof bepaalt.]5
----------
(1)<W 2009-05-31/15, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 20-07-2009>
(2)<W 2010-12-13/06, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(3)<W 2012-07-10/05, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 04-08-2012>
(4)<W 2016-12-25/14, art. 112 en 160, 011; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(5)<W 2021-12-21/05, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 2/1.[1 De voorzieningen in cassatie gericht tegen de arresten van het [3 Marktenhof]3 gewezen met toepassing van dit hoofdstuk kunnen eveneens worden ingeleid door de [2 Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de Minister die bevoegd is voor de Postsector]2, zonder dat hij een belang moet aantonen en zonder dat hij partij is geweest voor het [3 Marktenhof]3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-05-31/15, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 20-07-2009>
(2)<W 2010-12-13/06, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 112 en 160, 011; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.3.[1 Voor alle aspecten die betrekking hebben op de procedure voor het [2 Marktenhof]2 en die niet worden behandeld in dit hoofdstuk, gelden de bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het beroep.]1
----------
(1)<W 2009-05-31/15, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 20-07-2009>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 112 en 160, 011; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
HOOFDSTUK III. - Geschillenbehandeling.
Art.4.[1 Onverminderd het recht voor elke partij om de zaak aanhangig te maken bij een rechtbank, in geval van geschil tussen aanbieders [2 van elektronische-communicatienetwerken, van elektronische-communicatiediensten, van elektronische communicatieapparatuur, of van bijbehorende faciliteiten, of in geval van een geschil tussen aanbieders van postdiensten overeenkomstig de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, of in geval van een geschil tussen aanbieders van elektronische-communicatiediensten of -netwerken of tussen de in de wet van 5 mei 2017 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van audiovisuele mediadiensten]2 [3 of in het geval van het uitblijven van akkoord in de zin van artikel XI.216/2, § 2, van het Wetboek van economisch recht]3, neemt het Instituut binnen een termijn van vier maanden, met uitzondering van uitzonderlijke omstandigheden, en volgens de procedure vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, een bindende administratieve beslissing.
Er is slechts een geschil in de zin van het eerste lid van dit artikel indien de partijen geen onderhandelde oplossing bereiken binnen de vier maanden na een gemotiveerd verzoek om de onderhandelingen te openen.
Uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, wordt de in het eerste lid bedoelde termijn teruggebracht tot twee maanden voor de geschillen bedoeld [2 in de artikelen 28/1, § 3 en 28/4, § 4,]2 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Het Instituut kan, op verzoek van een partij, en binnen de tien werkdagen na de indiening van zulk verzoek, kennelijk onontvankelijke of ongegronde verzoeken tot geschillenbeslechting bij gemotiveerde beslissing afwijzen. Alvorens een verzoek als kennelijk onontvankelijk of ongegrond af te wijzen, hoort het Instituut alle betrokken partijen.
Een verzoek om geschillenbeslechting in de zin van dit artikel maakt een einde aan de verzoeningsprocedure bedoeld in artikel 14, § 1, 4°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
Tegen de besluiten van het Instituut genomen ter uitvoering van dit artikel en van artikel 4/1 kan het in artikel 2 bepaalde rechtsmiddel worden ingesteld.]1
----------
(1)<W 2017-07-31/30, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 18-02-2018>
(2)<W 2021-12-21/05, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(3)<W 2022-06-19/03, art. 97, 014; Inwerkingtreding : 01-08-2022>
Art. 4/1.[1 § 1. Elke partij kan het Instituut een geschil voorleggen dat ontstaan is tussen een onderneming in België en een onderneming in een andere lidstaat van de Europese Unie. Indien het geschil gevolgen heeft voor de handel tussen lidstaten, wordt het door het Instituut ter kennis van Berec gebracht om er een consistente beslechting van het geschil voor te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 6 van de wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie.
§ 2. Indien een dergelijke kennisgeving is gedaan, brengt Berec een advies uit waarin het Instituut en de andere betrokken nationale regelgevende instanties worden verzocht specifieke maatregelen te nemen om het geschil te beslechten of om geen maatregelen te nemen, zulks op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen vier maanden behalve in uitzonderlijke omstandigheden.
§ 3. De betrokken nationale regelgevende instanties wachten het advies van Berec af alvorens maatregelen te nemen om het geschil te beslechten. In uitzonderlijke omstandigheden kan het Instituut, indien er een dringende noodzaak is om te handelen teneinde de mededinging of de belangen van eindgebruikers te beschermen, hetzij op verzoek van de partijen, hetzij op eigen initiatief, voorlopige maatregelen vaststellen.
§ 4. De door het Instituut aan een onderneming opgelegde verplichtingen als onderdeel van de oplossing van een geschil nemen deze wet in acht, houden zoveel mogelijk rekening met het door Berec uitgebrachte advies en worden binnen een maand na dat advies vastgesteld.
§ 5. De procedure van paragraaf 1 laat het recht van elk van beide partijen onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.]1
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 28, 013; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art.5.§ 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, (vóór 31 december 2007), de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen om alle noodzakelijke maatregelen te nemen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van richtlijnen van de Europese Unie. <W 2007-04-25/38, art. 164, 005; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State wordt gelijktijdig gepubliceerd met het verslag aan de Koning over het desbetreffende koninklijk besluit.
§ 2. Het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van § 1 van dit artikel wordt opgeheven indien het niet bij wet bekrachtigd wordt binnen vijftien maanden die volgen op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
[1 § 3. Aan alle verplichtingen opgenomen in deze en alle andere wetten die betrekking hebben op aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet en hun uitvoeringsbesluiten die betreffende de aangetekende zendingen de woorden " bij de post ", " per post " of elke andere soortgelijke verwijzing bevatten is voldaan wanneer gebruik wordt gemaakt van een aangetekende zending zoals gedefinieerd in artikel 131, 9° van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven of wanneer gebruik wordt gemaakt van een elektronisch aangetekende zending overeenkomstig de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen, de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten.]1
----------
(1)<W 2010-12-13/06, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 6. Deze wet treedt in werking de dag waarop het besluit bedoeld in artikel 17, § 2, van de hoger vermelde wet van 17 januari 2003, in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.