18 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en bevoegdheden van de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen opgericht bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-01-2003 en tekstbijwerking tot 25-11-2020)
Art. 1-13
2006000328 2007000688 2011203548 2016201900 2020015978 2021021109
Artikel 1.[1 Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder :
1° de Raad : de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen, opgericht door artikel 37 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor nucleaire controle;
2° de bevoegde Minister : de Minister die de voogdij uitoefent over het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.]1
[2 3° Bel V : de stichting die werd opgericht bij notariële akte van 7 september 2007, bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 9 oktober 2007, of haar rechtsopvolger, die te beschouwen is als een entiteit bedoeld in artikel 14ter van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.]2
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
(2)<KB 2020-11-19/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.2.<KB 2006-05-01/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 16-05-2006> De Raad is ermee belast, hetzij uit eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Directeur-generaal van het Agentschap, de voorzitter van de Raad van Bestuur of van de bevoegde minister, advies te verstrekken over elke vraag, van algemene of bijzondere aard, aangaande de vergunningen, de reglementering, het toezicht of het terzake te volgen beleid. Het advies wordt aan de overheid medegedeeld die het gevraagd heeft. De Raad volgt eveneens de evolutie van de kennis inzake nucleaire veiligheid, [1 nucleaire]1 beveiliging en stralingsbescherming. Op uitdrukkelijke vraag van de Raad van Bestuur of de Directeur-generaal kunnen leden van de Wetenschappelijke Raad uit hoofde van hun technische expertise deelnemen aan vergaderingen van nationale en internationale organisaties.
----------
(1)<KB 2020-11-19/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.3.§ 1. De Raad is samengesteld uit :
[1 1°]1 16 wetenschappelijke leden [1 waaronder de Voorzitter]1, aangesteld door de bevoegde Minister. Zij wonen de vergaderingen van de Raad met beslissende stem bij.
[1 2°]1 6 wetenschappelijke leden waarvan de Vlaamse regering, de Waalse regering en de Brusselse Hoofdstedelijke regering er telkens 2 aanwijzen. Zij wonen de vergaderingen van de Raad met raadgevende stem bij.
§ 2. De bevoegde Minister kan ook 4 buitenlandse deskundigen aanstellen bij voorkeur binnen de leden van de reglementaire instellingen van de lidstaten van de Europese Unie gekozen. Zij wonen de vergaderingen van de Raad met raadgevende stem bij.
§ 3. De directeur-generaal van het Agentschap, [2 de directeur-generaal van Bel V,]2 (evenals de departementshoofden van de diensten [2 belast met het voorbereiden]2 belast met het voorbereiden van de in (artikel 2) bedoelde vergunningen, het toezicht of het ter zake te volgen beleid), of hun afgevaardigden, wonen de vergadering van de Raad met raadgevende stem bij om de nodige informatie aan de leden van de Raad te verschaffen. <KB 2007-07-26/30, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 11-08-2007>
§ 4. De Raad bestaat uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden met beslissende stem.
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
(2)<KB 2020-11-19/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.4.[1 De wetenschappelijke leden van de Raad zijn personen die gekozen worden omwille van een bijzondere kennis of ervaring inzake kernwetenschappen of nucleaire veiligheid. Ze beschikken over een bekwaamheid of ervaring in minstens één technisch-wetenschappelijk domein dat van belang is om de nucleaire veiligheid, nucleaire beveiliging en stralingsbescherming te kunnen beoordelen in de verschillende stadia van de nucleaire cyclus, met inbegrip van het eindstadium van deze cyclus, en bij de verschillende toepassingen waar ioniserende straling gebruikt wordt. ]1
----------
(1)<KB 2020-11-19/07, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.5.[1 § 1. De wetenschappelijke leden van de Raad bedoeld in artikel 3, § 1, worden door de bevoegde Minister benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar.
§ 2. De bevoegde Minister benoemt de wetenschappelijke leden van de Raad bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, op grond van een voorstel van de raad van bestuur van het Agentschap dat tenminste drie maanden voor het verstrijken van de mandaten aan hem wordt voorgelegd.
[2 Dit voorstel bestaat enerzijds uit de lijst van de kandidaten die hun kandidatuur tegen ontvangstbewijs hebben aangemeld na de publicatie van een oproep in het Belgisch Staatsblad [2 ,met voor elke kandidaat een beschrijving van de bekwaamheid in de domeinen bedoeld in artikel 4,]2 en anderzijds uit een advies van de raad van bestuur van het Agentschap bestaande uit een rangschikking van de kandidaten]2. Die rangschikking houdt rekening met de ervaring of de bijzondere kennis van de kandidaten. Dit advies is niet bindend.
[2 ...]2
Indien er niet voldoende geschikte kandidaten gevonden worden na de eerste oproep in het Belgisch Staatsblad , wordt een tweede oproep gepubliceerd.
§ 3. [3 De bevoegde Minister waakt er over dat in de volgende domeinen minstens één lid bedoeld in artikel 3, § 1, 1° expert is :
1° nucleaire geneeskunde;
2° kernfysica;
3° reactorenfysica en kritikaliteit;
4° nucleaire scheikunde en radiochemie;
5° technologie en veiligheid van kerninstallaties;
6° radiobiologie;
7° nucleaire beveiliging;
8° stralingsbescherming en bescherming van het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen]3.
§ 4. In afwijking van § 1, eindigt het mandaat van de helft van de wetenschappelijke leden bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, die deel uitmaken van de eerst aangestelde raad, en meer bepaald de acht oudste leden, na een termijn van drie jaar. Deze termijn wordt opgenomen in het benoemingsbesluit. Voor deze mandaten is de leeftijdsgrens van 75 jaar zoals voorzien in paragraaf 5 niet van toepassing.
§ 5. Onverminderd § 1, verstrijken de mandaten van de wetenschappelijke leden bedoeld in artikel 3, § 1, ook door vrijwillig ontslag, burgerlijke onbekwaamheid of wanneer de betrokkene de leeftijd van 75 jaar bereikt. De wetenschappelijke leden kunnen, op voorstel van de raad van bestuur van het Agentschap door de bevoegde Minister van hun opdracht worden ontheven wegens tekortkomingen in hun taken of wegens inbreuk op de waardigheid van hun ambt.
In de gevallen bedoeld in lid 1, duidt de Minister na advies van de Raad van Bestuur van het Agentschap een vervanger aan overeenkomstig de procedure omschreven in paragraaf 1.
§ 6. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in paragrafen 1 en 4, blijven de wetenschappelijke leden hun mandaat uitoefenen tot de nieuwe leden door de betrokken overheid zijn aangeduid.
Indien een mandaat vacant wordt vóór het verstrijken van de termijn, beëindigt de aangewezen vervanger het mandaat van de persoon die hij vervangt.]1
[4 § 7. De leden beschikken over een veiligheidsmachtiging van minstens het niveau "geheim". De veiligheidsofficier van het Agentschap vraagt de veiligheidsmachtiging aan voor de leden die nog niet over zulke veiligheidsmachtiging beschikken. Het mandaat van een lid wiens veiligheidsmachtiging geweigerd of ingetrokken wordt, verstrijkt van rechtswege.]4
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
(2)<KB 2020-11-19/07, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
(3)<KB 2020-11-19/07, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
(4)<KB 2020-11-19/07, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.6.<KB 2006-05-01/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 16-05-2006> § 1. [1 De bevoegde Minister duidt na advies van de raad van bestuur van het Agentschap de Voorzitter aan onder de wetenschappelijke leden [2 bedoeld in artikel 3, § 1, 1° ]2.
De Voorzitter wordt benoemd voor een [2 termijn]2 van maximaal zes jaar. Dit mandaat [2 is hernieuwbaar met een termijn van telkens maximaal zes jaar]2.
Bij het verstrijken van zijn aanstellingstermijn blijft de voorzitter zijn functie uitoefenen tot hij vervangen is of opnieuw is aangesteld.
Indien het mandaat van voorzitter vacant wordt vóór het verstrijken van de aanstellingstermijn, vervangt het oudste wetenschappelijk lid van de raad [2 bedoeld in artikel 3, § 1, 1° ]2 de Voorzitter, tot er een nieuwe voorzitter is aangeduid.]1
§ 2. Aan het mandaat van de Voorzitter komt van rechtswege een einde[3 ...]3 [1 bij het verstrijken van het mandaat als wetenschappelijk lid van de raad,]1 bij overlijden, bij burgerlijke onbekwaamheid of bij afzetting overeenkomstig de procedure omschreven in het volgende lid.
De Voorzitter kan door de bevoegde Minister worden afgezet, op eensluidend gemotiveerd advies van twee derden van de leden van de Raad van Bestuur van het Agentschap.
In geval van afwezigheid van de Voorzitter zit het oudste wetenschappelijke lid [3 bedoeld in artikel 3, § 1, 1°]3 de vergaderingen van de Raad voor.
§ 3. De Voorzitter van de Wetenschappelijke Raad ondertekent de adviezen die door de Raad worden vertrekt.
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
(2)<KB 2020-11-19/07, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
(3)<KB 2020-11-19/07, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.7.De Raad mag op [1 zijn]1 vergaderingen leden van het Agentschap, ambtenaren of andere deskundigen die [1 hij]1 nuttig acht uitnodigen om zijn werkzaamheden te ondersteunen.
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
Art.8. Leden waarvan het mandaat verstreken is en die blijk hebben gegeven van een bijzondere inzet voor de werking van de Raad kunnen, na gemotiveerd voorstel van het Agentschap, uit erkentelijkheid door de bevoegde minister als erelid worden aangesteld. Zij mogen de vergaderingen van de Raad met raadgevende stem bijwonen.
Art.9.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement, houdende onder meer de regels die gelden bij de beraadslagingen en de stemmingen, op. [1 Elke wijziging van het huishoudelijk reglement moet goedgekeurd worden door een meerderheid van de leden met beslissende stem van de voltallige Raad. De Directeur-Generaal van het Agentschap legt het herziene huishoudelijk reglement binnen een termijn van twee maanden ter informatie voor aan de bevoegde Minister]1.
----------
(1)<KB 2020-11-19/07, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.10.[1 Voor een geldige beraadslaging en beslissing is een meerderheid van de leden met beslissende stem van de voltallige Raad vereist.
In die gevallen waarin leden van de Raad niet gerechtigd zijn deel te nemen aan de beraadslaging of beslissing wegens een persoonlijk of direct belang in de zin van artikel 11 van onderhavig besluit, wordt het quorum voor een geldige beraadslaging en beslissing vastgesteld op de meerderheid van de gerechtigde leden met beslissende stem van de voltallige Raad.
Indien het vereiste quorum niet wordt bereikt, dan vergadert de Raad opnieuw binnen de maand en kan zij eveneens geldig beslissen indien ten minste drievierde van de aanwezige leden met beslissende stem ermee instemmen onder voorwaarde dat tenminste 6 leden met beslissende stem aanwezig zijn.]1
----------
(1)<KB 2020-11-19/07, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art.11. Het is elk lid van de Raad verboden aanwezig te zijn bij de beraadslaging over zaken waarin hij zelf of zijn bloed- of aanverwanten tot de tweede graad een persoonlijk belang hebben.
Het is elk lid van de Raad verboden aanwezig te zijn bij de beraadslaging over zaken waarin zijn werkgever, verwante ondernemingen, moederondernemingen of concurrenten een direct belang hebben.
Art.12.De werkingskosten van de Raad worden ten laste genomen door het Agentschap.
[1 Op voorstel van de raad van bestuur van het Agentschap, bepaalt de bevoegde Minister :
1° het bedrag van de zitpenningen die de leden bedoeld in artikel 3, § 1, 1° en 2° [2 ", artikel 3, § 2]2 en artikel 8 ontvangen;
2° het bedrag van de forfaitaire vergoeding die de Voorzitter [2 of het lid dat hem overeenkomstig artikel 6, § 1, vierde lid vervangt]2 ontvangt bovenop de zitpenningen.]1
----------
(1)<KB 2011-08-28/01, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2011>
(2)<KB 2020-11-19/07, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 05-12-2020>
Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.