17 JULI 2002. - [Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot regeling van de tegemoetkoming van de Diensten van de Regering, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteren in de vervoerkosten van de personeelsleden.] <BFG2017-02-22/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2017> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-08-2002 en tekstbijwerking tot 02-04-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen : de spoorwegen.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Andere openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen dan het vervoer met de spoorwegen.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Gecombineerde openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK V. - Nadere regels voor de tegemoetkoming.
Art. 7-8
HOOFDSTUK VI. - Gebruik van eigen vervoermiddelen in buitengewone omstandigheden. <ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 9-13
HOOFDSTUK VII. (oud Hoofdstuk VI) - Overgangs- en slotbepalingen. <BFG 2003-04-03/64, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 14-18
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de Diensten van de Regering, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteren.]1
----------
(1)<BFG 2017-02-22/10, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2017>
Art.2. Onverminderd de toepassing van andere wets- en verordeningsbepalingen betreffende de financiële tegemoetkoming van de werkgever in de prijs van het vervoer van de leden van zijn personeel, wordt een tegemoetkoming in de abonnementskosten toegekend aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die een openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel gebruiken om geregelde reizen van hun verblijfplaats naar de plaats van hun werk te doen.
HOOFDSTUK II. - Openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen : de spoorwegen.
Art.3.Voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, is de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement gelijk aan [1 100 %]1 van dat bedrag voor een treinkaart tweede klas.
----------
(1)<BFG 2007-12-21/70, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2008>
HOOFDSTUK III. - Andere openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen dan het vervoer met de spoorwegen.
Art.4.Voor het stads- en voorstadsvervoer dat door de regionale openbare maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer wordt georganiseerd, wordt de tegemoetkoming in de abonnementsprijs, ongeacht of hij evenredig is aan de afgelegde afstand of, als hij niet kan worden bepaald op grond van de afstand in kilometers of in zones, hij vast is, op [1 100 %]1 van die prijs vastgelegd.
----------
(1)<BFG 2007-12-21/70, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2008>
HOOFDSTUK IV. - Gecombineerde openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen.
Art.5. Wanneer het personeelslid van verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen gebruik maakt voor zijn reizen van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk en één enkel vervoerbewijs wordt uitgereikt om de totale afstand af te leggen, is de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag van de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement bedoeld in artikel 3.
Art.6. In alle andere gevallen dan het geval bedoeld in artikel 5, is de globale tegemoetkoming voor de totale afstand gelijk aan de som van de verschillende tegemoetkomingen bepaald overeenkomstig de regels vastgesteld in de artikelen 3 en 4.
HOOFDSTUK V. - Nadere regels voor de tegemoetkoming.
Art.7. De in artikel 1 vermelde openbare diensten sluiten met de verschillende federale en regionale openbare maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer overeenkomsten volgens welke de personeelsleden van hun diensten aan de loketten van de betrokken maatschappijen, bij de aankoop van het abonnement of bij de verlenging ervan, alleen hun eigen aandeel zullen moeten betalen, waarbij de overheid haar tegemoetkoming in de prijs aan die maatschappijen rechtstreeks zal betalen volgens de overeengekomen nadere regels.
Art.8. Wanneer artikel 7 niet kan worden toegepast, wordt de tegemoetkoming in de door de personeelsleden gedragen vervoerkosten hun uitbetaald bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het vervoerbewijs dat uitgereikt wordt door de maatschappijen die het openbaar gemeenschappelijk vervoer organiseren, tegen afgifte van dat vervoerbewijs.
HOOFDSTUK VI. - Gebruik van eigen vervoermiddelen in buitengewone omstandigheden.
Art.9. <ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Voor zover de overheid geen specifieke vervoergelegenheid aanbiedt voor concrete gevallen, kunnen de personeelsleden die helemaal niet de openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen kunnen gebruiken toelating bekomen hun eigen wagen te gebruiken voor een op voorhand bepaalde afstand op voorwaarde zich in een van de volgende toestanden te bevinden :
1° een lichamelijk letsel verhindert het bestendig of tijdelijk gebruik van de openbare vervoermiddelen;
2° de arbeidsplaats is verder afgelegen dan twee kilometer van de halte van het dichtst bijgelegen gemeenschappelijk openbaar vervoer;
3° door de onregelmatige uurregeling of prestaties in ononderbroken dienst, zoals bepaald bij het besluit van 21 juni 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de vervanging van sommige personeelsleden voor de ononderbroken diensten in de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en sommige instellingen van openbaar nut die onder de Franse Gemeenschap ressorteren met inbegrip van het gesloten centrum van Everberg (Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd), is het onmogelijk de openbare vervoermiddelen te gebruiken;
4° het is onmogelijk de openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen te gebruiken omwille van een buitengewone en dringende oproep.
Art.10. <ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De noodzakelijkheid zijn eigen wagen te gebruiken, zoals beschreven in artikel 9, is bewezen :
Voor 1° : door een medisch getuigschrift, dat in twijfelgeval ter controle wordt voorgelegd aan de Administratieve Gezondheidsdienst; in sommige gevallen kan men toelaten dat het voertuig door een derde wordt bestuurd;
Voor 2° : door attesten van de maatschappijen voor gemeenschappelijk openbaar vervoer die betrokken streek bedienen waarin klaar en duidelijk wordt bevestigd dat er geen gelegenheid van openbaar vervoermiddelen bestaat, of ten minste niet op de vereiste ogenblikken;
Voor 4° : door een attest van de overheid die betrokkene oproept, waarin er uitdrukkelijk wordt vermeld dat elk uitstel of tijdverlies ernstige ongunstige gevolgen zou hebben.
Art.11.<ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De tussenkomst voor het gebruik van eigen vervoermiddelen wordt berekend op basis van de tussenkomst in de kostprijs van een treinkaart met een geldigheid van een maand op de toegelaten afstand.
Wanneer men zich niet dagelijks verplaatst, [1 of wanneer het aantal reisdagen om dienstredenen het totaal aantal werkdagen gedurende de maand overschrijdt]1 wordt het bedrag van de tussenkomst vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal arbeids- en verplaatsingsdagen weergeeft en de noemer het totaal aantal werkdagen tijdens die maand.
De tussenkomst mag nooit gecumuleerd worden met een gelijkaardige tussenkomst in de verplaatsingskosten tussen de verblijfplaats en de arbeidsplaats en omgekeerd, tenzij voor een gemotiveerde dringende en buitengewone oproep en in dat geval alleen met een abonnement van de openbare vervoermiddelen.
----------
(1)<BFG 2024-03-07/26, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.12. <ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De betaling geschiedt op basis van een maandelijks ingediende statenkost, bij het verstrijken van de burgerlijke maand tijdens welke men zich tussen de verblijfplaats en de arbeidsplaats heeft verplaatst.
Wanneer de personeelsleden die aan alle opgelegde voorwaarden voldoen, zich samen in een persoonlijk voertuig verplaatsen, wordt de tussenkomst aan de bestuurder van het voertuig toegekend.
Art.13.<ingevoegd bij BFG 2003-04-03/64, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de verplaatsingen tussen de woonplaats en de arbeidsplaats bedoeld bij [1 Het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 20 november 2000 waarbij een vergoeding voor het gebruik van een fiets wordt toegekend aan de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren]1.
----------
(1)<BFG 2023-01-19/25, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 17-04-2023>
HOOFDSTUK VII. (oud Hoofdstuk VI) - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.14. (oud art. 9) De Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren, regelt de gevallen die een zodanig aspect vertonen dat een aangepaste oplossing verantwoord is.
Art.15. (oud art. 10) De treinkaarten en de abonnementen waarvan de geldigheidsduur nog niet verstreken is bij de inwerkingtreding van dit besluit kunnen tot hun vervaldatum verder worden gebruikt.
De houders kunnen vragen, overeenkomstig artikel 8, om een verhoogde tegemoetkoming voor de nog lopende periode.
Art.16. (oud art. 11) Het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerkosten van de personeelsleden wordt opgeheven.
Art.17. (oud art. 12) Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.
Art. 18. (oud art. 13) De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit. <BFG 2003-04-03/64, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2003>