11 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan. (NOTA : opgeheven door het Waalse Gewest bij DWG2017-02-02/24, art. 31, 07; Inwerkingtreding : 01-07-2017) (NOTA : opgeheven door het Brusselse Gewest bij BESL2017-09-14/04, art. 35, 4°, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2017)(NOTA : opgeheven voor Vlaamse Gemeenschap bij BVG2016-06-10/03, art. 21,2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij DDG2018-05-28/07, art. 52,4°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-07-2002 en tekstbijwerking tot 10-07-2018)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost.
Afdeling 1. - Aanwerving van rechthebbenden die minder dan 25 jaar oud zijn.
Art. 6
Afdeling 2. - Aanwerving van rechthebbenden die tussen 25 en 45 jaar oud zijn.
Art. 7
Afdeling 3. - Aanwerving van rechthebbenden die minstens 45 jaar oud zijn.
Art. 8
Hoofdstuk IIbis - Bijzondere bepalingen in het kader van de armoedebestrijding. <ingevoegd bij KB 2002-12-23/36, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 8bis, 8ter
HOOFDSTUK III. - Bedrag van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Art. 9, 9bis, 10
HOOFDSTUK IIIbis. - <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Aanwerving van rechthebbenden door plaatselijke overheden in het kader van het lokaal veiligheids- en preventiebeleid
Afdeling 1. <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> - Werkgevers.
Art. 10bis
Afdeling 2. - <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Werknemers.
Onderafdeling 1. - <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Aanwerving van rechthebbenden die minder dan 45 jaar oud zijn.
Art. 10ter
Onderafdeling 2. - <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Aanwerving van rechthebbenden die minstens 45 jaar oud zijn.
Art. 10quater
Afdeling 3. - <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Bedrag van de financiële tussenkomst.
Art. 10quinquies, 10sexies
HOOFDSTUK IV. - Aanvullende bepalingen.
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 13, 13bis, 14-16
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
2002023020 2003000717 2004002040 2016036032 2017020652 2017205711
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. <KB 2004-04-01/65, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van dit besluit wordt onder " werkgever " verstaan een werkgever op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van toepassing is.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder " rechthebbende " verstaan een gerechtigde op maatschappelijke integratie, bestaande uit een tewerkstelling en/of een leefloon.
Art.3. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder " werkzoekende " verstaan de niet-werkende werknemer die als werkzoekende is ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
Art.4.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder " periode van werkzoekend zijn " verstaan een periode waarin men ingeschreven is als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, en worden de volgende periodes daarmee gelijkgesteld :
1° de periodes van toekenning van het bestaansminimum of van financiële maatschappelijke hulp;
2° de periodes van toekenning van het recht op maatschappelijke integratie;
3° de periodes van tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
4° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de doorstromingsprogramma's;
5° de periodes van tewerkstelling in een erkende arbeidspost erkend krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;
6° de periodes van tewerkstelling bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen behalve indien tijdens deze tewerkstelling de voordelen van dit besluit reeds toegekend werden;
7° de periodes van tewerkstelling in het kader van de invoeginterim met toepassing van de artikelen 194 en 195 van de wet van 12 augustus 2000;
8° de periodes van tewerkstelling in een wedertewerkstellingsprogramma, bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
9° de periodes van deeltijds onderwijs in het kader van de deeltijdse leerplicht;
10° de periode van alternerende tewerkstelling en opleiding bedoeld in het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren;
11° de periode van een opleiding of een tewerkstelling in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling, voor zover de werknemer geen getuigschrift of diploma heeft van het hoger middelbaar onderwijs;
12° de periodes van ingeschreven zijn als minder-valide bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap of het " Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées " of de " Service bruxellois francophone des personnes handicapées " of de " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behindering sowie für die besondere soziale Fürsorge ";
13° (...) <KB 2004-04-01/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
14° de periodes van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid;
15° de periodes, gelegen tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende, die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering met toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering;
16° de periodes van hechtenis of gevangenzetting tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende of gedurende dewelke de toekenning van het bestaansminimum of een financiële maatschappelijke hulp of het recht op maatschappelijke integratie werd opgeschort.
[1 In afwijking van het eerste lid, 8°, wordt de daarin bepaalde "periode" niet gelijkgesteld voor personen die binnen het toepassingsgebied vallen van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers, met uitzondering van de personen die behoren tot de toelagecategorieën B1, B2 of B3 vermeld in artikel 5, §§ 1 tot 3, van dat besluit en die niet in het bezit zijn van een getuigschrift of diploma dat hoger is dan het getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.]1
----------
(1)<BDG 2017-09-28/12, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.5. Voor de toepassing van dit besluit wordt de verderzetting van een tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of een tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma of een erkende arbeidspost na afloop van de oorspronkelijk voorziene periode, met een indienstneming gelijkgesteld.
HOOFDSTUK II. - Financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost.
Afdeling 1. - Aanwerving van rechthebbenden die minder dan 25 jaar oud zijn.
Art.6. <KB 2004-04-01/65, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft die minder dan 25 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de drieëntwintig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ".
Afdeling 2. - Aanwerving van rechthebbenden die tussen 25 en 45 jaar oud zijn.
Art.7. <KB 2004-04-01/65, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft die minstens 25 jaar en minder dan 45 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de vijftien daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
§ 2. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft die minstens 25 jaar en minder dan 45 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de drieëntwintig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de vierenvijftig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste negenhonderd zesendertig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
§ 3. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft die minstens 25 jaar en minder dan 45 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de negenentwintig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de negentig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste duizend vijfhonderd zestig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
Afdeling 3. - Aanwerving van rechthebbenden die minstens 45 jaar oud zijn.
Art.8. <KB 2004-04-01/65, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft die minstens 45 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de negenentwintig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de zevenentwintig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste vierhonderd achtenzestig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
Hoofdstuk IIbis - Bijzondere bepalingen in het kader van de armoedebestrijding.
Art. 8bis. <ingevoegd bij KB 2002-12-23/36, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. In afwijking van artikel 1 van dit besluit, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk enkel van toepassing op de volgende werkgevers :
1° de gemeenten;
2° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° de verenigingen zonder winstoogmerk;
4° de vennootschappen met sociaal oogmerk zoals bedoeld in Boek X - Vennootschappen met sociaal oogmerk - van het Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999;
5° de maatschappijen voor sociale huisvesting hierna opgenoemd :
- de sociale verhuurkantoren bedoeld bij de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 februari 1998 tot oprichting van sociale verhuurkantoren en bij het besluit van 19 november 1998;
- de agentschappen voor sociale huisvesting bedoeld bij het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999 houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting, gewijzigd bij het besluit van 13 december 2001;
- de sociale verhuurkantoren bedoeld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;
- de openbare vastgoedmaatschappijen bedoeld bij de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de Sociale Huisvesting;
- de sociale huisvestingsmaatschappijen bedoeld bij het decreet van de Vlaamse Raad van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
- de openbare huisvestingsmaatschappijen bedoeld bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 29 oktober 1998 houdende de Waalse Huisvestingscode;
§ 2. Het voordeel van de financiële tussenkomst, voorzien bij dit hoofdstuk, is enkel van toepassing op de werknemers die minstens 45 jaar oud zijn en die op het ogenblik van hun indienstneming :
1° ofwel gewoonlijk verblijven in een gemeente waarvan de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest. Enkel de gemeenten die voorkomen op een lijst, opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op basis van de werkloosheidscijfers op 30 juni van elk jaar, worden geacht gemeenten te zijn waarin de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest. Deze lijst blijft geldig van 1 september van het lopende jaar tot 31 augustus van het volgende kalenderjaar en wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt voor 31 augustus;
2° ofwel gewoonlijk verblijven in een gemeente die voorkomt op de lijst, opgemaakt door de minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling. Deze lijst wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 8ter. <KB 2004-04-01/65, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever, bedoeld in artikel 8bis, § 1, een rechthebbende aanwerft, bedoeld in artikel 8bis, § 2, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in afwijking van artikel 8, financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de drieëntwintig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, of in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
HOOFDSTUK III. - Bedrag van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Art.9. De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven door een werkgever, bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand.
Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de financiële tussenkomst van maximum 500 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking.
Indien het nettoloon voor een welbepaalde kalendermaand minder bedraagt dan de in de vorige leden voorziene financiële tussenkomst, wordt de financiële tussenkomst begrensd tot het voor die kalendermaand verschuldigd nettoloon.
Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 4; Inwerkingtreding : 15-11-2003> In afwijking van artikel 9 wordt het bedrag van de financiële tussenkomst die toegekend kan worden voor een arbeidsovereenkomst voor een beschouwde kalendermaand verkregen door 500 EUR te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal uren waarvoor loon verschuldigd is tijdens de periode gedekt door die arbeidsovereenkomst gelegen in deze beschouwde kalendermaand en de noemer gelijk aan 4,33 maal de factor S, zijnde de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijds werknemer, verhoogd met de betaalde uren inhaalrust ingevolge een regeling tot vermindering van de arbeidsduur, indien het een tewerkstelling betreft :
1° in het kader van uitzendarbeid in de zin van Hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
2° in het kader van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van minder dan twee maanden, gerekend van datum tot datum.
(Indien het resultaat van de formule, bedoeld in het vorige lid, in een beschouwde kalendermaand meer dan 500 EUR bedraagt, is het bedrag van de maximale financiële tussenkomst die kan worden toegekend voor die beschouwde kalendermaand, gelijk aan 500 EUR.) <KB 2004-04-01/65, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.10. De financiële tussenkomst wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan de werkgever betaald op basis van de maandelijkse voorlegging van een bewijs voor de financiële tussenkomst vanwege het OCMW waarvan het model in bijlage is gevoegd.
De werkgever betaalt maandelijks het volledig verschuldigd nettoloon waarop de werknemer recht heeft.
HOOFDSTUK IIIbis. -
Afdeling 1.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> Dit hoofdstuk is van toepassing indien de werkgever die de rechthebbende aanwerft een plaatselijke overheid is die met de Minister van Binnenlandse Zaken een overeenkomst heeft gesloten zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid, 1°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, en voorzover de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
1° de aanwerving wordt verricht ter ondersteuning van het plaatselijk veiligheids- en preventiebeleid, onder meer met betrekking tot :
- de aanwezigheid en het toezicht bij de uitgang van de scholen;
- de aanwezigheid en het toezicht in de omgeving van en in sociale woonwijken;
- de aanwezigheid en het toezicht op openbare parkeerplaatsen voor auto's en fietsen;
- de aanwezigheid en het toezicht op en in de omgeving van het Openbaar vervoer;
- het verhogen van het veiligheidsgevoel door te waken over de gemeentelijke infrastructuur, in te staan voor preventiecampagnes, het sensibiliseren van de bevolking;
- de aanpak in verband met de bescherming van het milieu;
- het vaststellen in een rapport van inbreuken die uitsluitend beteugeld worden met administratieve sancties en dit rapport overmaken aan de daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente;
2° het betreft geen vervanging van een statutair personeelslid, noch van een contractueel personeelslid, tenzij het contractueel personeelslid was aangeworven in het kader van dit hoofdstuk;
3° de plaatselijke overheid voorziet in een passende basisopleiding van de werknemer, in samenwerking met de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
4° de plaatselijke overheid verbindt zich er toe de door de Minister van Binnenlandse Zaken voorgeschreven werkkledij ter beschikking te stellen van de werknemer;
5° de plaatselijke overheid verbindt zich ertoe de werknemer de andere benodigde werkingsmiddelen ter beschikking te stellen;
6° de werknemer heeft, om de bevoegdheid tot het opstellen van rapporten zoals bedoeld in 1° te kunnen uitoefenen, minstens een diploma of getuigschrift van het lager secundair onderwijs;
7° de werknemer legt een bewijs van goed zedelijk gedrag voor.
De plaatselijke overheid die overeenkomstig het voorgaande lid personeelsleden wenst aan te werven moet hiervoor voorafgaandelijk een aanvraagdossier indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken, bevattende een gedetailleerde omschrijving van de taken die aan de nieuwe personeelsleden zouden toegewezen worden. De goedkeuring tot aanwerving wordt gezamenlijk verleend door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk en de Minister van Begroting.
Afdeling 2. -
Onderafdeling 1. -
Art. 10ter. <KB 2004-04-01/65, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, een rechthebbende aanwerft die jonger is dan 45 jaar, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in afwijking van de artikelen 6 en 7, financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de negenenvijftig daarop volgende kalendermaanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende ten minste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
Onderafdeling 2. -
Art. 10quater. <KB 2004-04-01/65, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Wanneer een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, een rechthebbende aanwerft die minstens 45 jaar oud is, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in afwijking van de artikelen 8 en 8ter, financieel tussen in de loonkost gedurende de maand van indiensttreding en de daarop volgende maanden voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is op de dag van de indiensttreding gerechtigd op maatschappelijke integratie of houder van een werkkaart " Activa ";
2° de werknemer is op de dag van de indiensttreding werkzoekende of houder van een werkkaart " Activa ";
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding of van de aanvraag van de werkkaart " Activa " en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand werkzoekende geweest gedurende tenminste honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel.
Afdeling 3. -
Art. 10quinquies. <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> § 1. In afwijking van artikel 9 bedraagt de financiële tussenkomst vanwege het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn in de loonkost van een rechthebbende die jonger is dan 45 jaar en die wordt aangeworven door een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, ten hoogste (900 EUR) per kalendermaand. <KB 2004-04-01/65, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de financiële tussenkomst van maximum (900 EUR) teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. <KB 2004-04-01/65, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. In afwijking van artikel 9 bedraagt de financiële tussenkomst vanwege het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn in de loonkost van een rechthebbende die minstens 45 jaar oud is en die wordt aangeworven door een werkgever, bedoeld in artikel 10bis, ten hoogste (1.100 EUR) per kalendermaand. <KB 2004-04-01/65, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de financiële tussenkomst van maximum (1.100 EUR) teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. <KB 2004-04-01/65, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Indien het nettoloon voor een welbepaalde kalendermaand minder bedraagt dan de in de §§ 1 en 2 voorziene financiële tussenkomst, wordt de financiële tussenkomst begrensd tot het voor die kalendermaand verschuldigd nettoloon.
Art. 10sexies. <Ingevoegd bij KB 2003-09-11/35, art. 5; Inwerkingtreding : 15-11-2003> De financiële tussenkomst wordt door het Openbaar centrum voor Maatschappelijk Welzijn aan de werkgever betaald op basis van de maandelijkse voorlegging van een bewijs voor de financiële tussenkomst vanwege het O.C.M.W.
De werkgever betaalt maandelijks het volledig verschuldigd nettoloon waarop de werknemer recht heeft.
HOOFDSTUK IV. - Aanvullende bepalingen.
Art.11. In afwijking van (de artikelen 6, 7, 8, 8ter, 10ter en 10quater), geven de volgende werknemers geen recht op een financiële tussenkomst in de loonkost vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn : <KB 2003-09-11/35, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 15-11-2003>
1° de werknemers die worden aangeworven vanaf het ogenblik dat zij zich in een statutaire toestand bevinden;
2° de werknemers die worden aangeworven als leden van het academisch en wetenschappelijk personeel door de instellingen van universitair onderwijs of als leden van het onderwijzend personeel in de andere onderwijsinstellingen;
3° de werknemers die worden aangeworven door :
a) het Rijk, met daarin begrepen de Rechterlijke Macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;
b) de Gemeenschappen en de Gewesten met uitzondering van de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°;
c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a), b) en c) voornoemde instellingen, met uitzondering van :
- de openbare kredietinstellingen,
- de autonome overheidsbedrijven,
- de openbare maatschappijen voor personenvervoer,
- de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers,
- de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°;
4° de werknemers die worden aangeworven door een uitzendkantoor met een voltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeenkomstig artikel 194 van de wet van 12 augustus 2000;
5° de werknemers die worden aangeworven in het kader van een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de doorstromingsprogramma's.
Art.12. Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de financiële tussenkomst heeft genoten voor een werknemer met toepassing van de artikelen (de bepalingen van dit besluit), en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van (dertig) maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, wordt voor de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst deze twee tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voormelde voordeel wordt toegekend, niet. <KB 2003-09-11/35, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 15-11-2003> <KB 2004-04-01/65, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Telkens wanneer dezelfde werkgever dezelfde werknemer in dienst neemt voor wie het recht op een financiële tussenkomst volledig is uitgedoofd door toepassing van het vorige lid, begint een nieuwe periode van dertig maanden te lopen gedurende dewelke de werknemer geen recht op een financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan doen gelden in het kader van een tewerkstelling bij die werkgever.) <KB 2004-04-01/65, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen of van de voordelen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, tenzij deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten was in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's.) <KB 2004-04-01/65, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.13. <KB 2004-04-01/65, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan in hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met :
- een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 9 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- de toelage voorzien in de artikelen 36 en 37 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- een programma voor wedertewerkstelling zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
- een startbaanovereenkomst gesloten krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
De financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan wel worden toegekend samen met de dienstencheque bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen.
Art. 13bis. <Ingevoegd bij KB 2004-04-01/65, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan slechts worden toegekend voor zover de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die een contractueel voorziene normale uurregeling bevat.
Art.14. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in (de artikelen 6, 7, 8, 8ter en 10ter) te overschrijden. <KB 2003-09-11/35, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 15-11-2003>
Art.15. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
(NOTA : de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 oktober 2002, met uitzondering van zijn artikel 40 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002 ; zie W 2002-05-26/47, art. 60)
Art.16.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN. - BEWIJS VOOR DE FINANCIELE TUSSENKOMST IN HET KADER VAN HET ACTIVAPLAN.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-07-2002, p. 33661).
Art. N2. OCMW. OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN. - OCMW - 78.ARBEIDSONGEVAL. - DOORSTROMINGSPROGRAMMA'S - ACTIVAPLAN - SINE-TEWERKSTELLING. - TERUGBETALING NA EEN ARBEIDSONGEVAL.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-07-2002, p. 33663).