16 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-05-2002 en tekstbijwerking tot 21-06-2023)
Art. 1-8
Artikel 1. § 1. De diensten thuisverpleging, zoals (bedoeld) in artikel 34, eerste lid, 1°, b), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vragen hun inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 127, § 1, b), van dezelfde wet, bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering per aangetekende brief aan. <KB 2004-06-07/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 2. (Om aanspraak te hebben op de forfaitaire tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, voldoen de diensten thuisverpleging blijvend aan de volgende voorwaarden :
a) geleid worden door verpleegkundigen die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de dienst thuisverpleging, voor de coördinatie, voor de programmering, voor de continuïteit, voor de kwaliteit en voor de evaluatie van de verzorging en die gezag en toezicht uitoefenen over minimum 7 verpleegkundigen. Dit minimumaantal wordt uitgedrukt in voltijds equivalent (VTE) en de verantwoordelijke verpleegkundigen worden niet meegerekend bij de bepaling van dat minimum;
b) de permanente opleiding van de verpleegkundigen garanderen met ten minste 20 uur opleiding per jaar per VTE;
c) per VTE per jaar voor 25 uur overlegvergadering en peer review met betrekking tot de patiënten garanderen;
d) beschikken over een uniek derdebetalersnummer.) <KB 2004-06-07/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 3. (Om aan te tonen dat ze over verpleegkundigen zoals bedoeld in § 2, 1°, beschikken, bezorgen de diensten thuisverpleging aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een lijst met het personeelsbestand, alsmede een afschrift van de overeenkomst die de verpleegkundige aan de dienst thuisverpleging bindt, of een afschrift van de beraadslaging van de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat. De dienst thuisverpleging deelt ook de namen van de verantwoordelijke verpleegkundigen mee.) <KB 2004-06-07/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Het naleven van de (...) voorwaarden die in § 2 vermeld worden maakt het voorwerp uit van een verklaring op erewoord die door de verantwoordelijke van de dienst thuisverpleging ondertekend wordt. <KB 2004-06-07/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Art.2.§ 1. De forfaitaire tegemoetkoming van de verzekering voor de specifieke kosten verbonden aan de verplichting van een beheer dat wordt gevoerd door een verantwoordelijke verpleegkundige, van de diensten thuisverpleging die zijn bedoeld in artikel 34, eerste lid, 1°, b), van dezelfde gecoördineerde wet, is een driemaandelijks forfaitair bedrag van [1 18.601 euro]1 voor 14 VTE verpleegkundigen die deel uitmaken van het personeel. De verantwoordelijke verpleegkundige wordt niet meegerekend.
§ 2. [2 Het in § 1 vermeld bedrag van de driemaandelijkse forfaitaire vergoeding is gekoppeld aan de loonschalen van het paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten 330.01.30
Het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming overeenkomend het vierde trimester wordt op 1 oktober van elk jaar geïndexeerd volgens de evolutie van de volgende variabele : een derde van de loonschaal PC 330.01.30, categorie 17, voor 13 jaar anciënniteit, plus twee derde van de loonschaal 330.01.30, categorie 14, voor 13 jaar anciënniteit. Deze variabele wordt berekend op basis van de loonschalen die van toepassing zijn op 1 oktober van het betreffende jaar en die op dezelfde datum gekend zijn. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele latere aanpassingen met terugwerkende kracht.]2
----------
(1)<KB 2023-05-04/08, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(2)<KB 2023-05-04/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.3. § 1. Om de in artikel 2 bedoelde forfaitaire tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging te kunnen genieten, moeten de diensten thuisverpleging voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° per kwartaal, mag een verantwoordelijke verpleegkundige maar het aantal verstrekkingen verrichten dat overeenstemt met een totaal aan honoraria dat maximum gelijk is aan 2 000 maal de waarde van de sleutelletter W.;
2° per kwartaal moet de gemiddelde dagelijkse activiteit per VTE verpleegkundige, zonder rekening te houden met de verantwoordelijke verpleegkundige, tussen 13 en 23 basisverstrekkingen per (...) dag liggen. <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 2. (De diensten thuisverpleging bezorgen aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering volgende documenten :) <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° voor de privé-diensten thuisverpleging : een document ondertekend door de verantwoordelijke van de inrichting waaruit blijkt dat het (loontrekkend) verpleegkundig personeel de voordelen geniet zoals die voorzien zijn in de collectieve arbeidsovereenkomsten die zijn gesloten in het paritair subcomité verzorgingsdiensten en -instellingen (305.2) en van toepassing zijn voor thuisverpleging; <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
2° voor de openbare diensten thuisverpleging: een document waaruit blijkt dat het verpleegkundig personeel geniet van de met zijn statuut overeenstemmende loonschaal dat onder meer rekening houdt met de protocols van akkoorden van 23 mei 1991 en 22 november 1991 en de wijzigingsclausule daarvan van 10 april 1995 met de syndicale organisaties die de openbare verzorgingsinstellingen vertegenwoordigen. Dat document moet getekend zijn door de verantwoordelijke van de dienst thuisverpleging en moet medeondertekend zijn door de syndicale afvaardiging die vertegenwoordigd is in de overlegcomités.
§ 3. Tegen 15 mei en 15 november van elk jaar moet elke dienst thuisverpleging, respectievelijk voor de periode van 1 oktober tot 31 maart of van 1 april tot 30 september, de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering onder andere de volgende gegevens (per aangetekende brief) bezorgen, op de vragenlijst die de bovenstaande Dienst hem heeft bezorgd : <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° per kwartaal, het aantal verstrekkingen per codenummer van artikel 8 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen en, voor de forfaits, per pseudo-codenummer het aantal dat overeenstemt met de verrichte verstrekkingen. De verstrekkingen van de verantwoordelijke verpleegkundigen worden afzonderlijk vermeld van de verstrekkingen van de andere verpleegkundigen;
2° per kwartaal, de namen en de RIZIV-identificatienummers van de leden van het verpleegkundig personeel en van de verantwoordelijke verpleegkundigen alsmede een uitsplitsing van hun driemaandelijkse activiteit, waaronder met name een overzicht van het aantal uren die besteed werden aan zorgverlening, permanente opleiding, overlegvergaderingen en peer review en andere activiteiten die opgesomd zijn in de vragenlijst.
Die gegevens worden met een ter post aangetekende brief bezorgd in de vorm van een verklaring op erewoord, die door de verantwoordelijke van de dienst thuisverpleging is ondertekend.
De hierboven bedoelde vragenlijst wordt opgemaakt door de Dienst voor geneeskundige verzorging na advies van de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen.
§ 4. Op grond van de in § 3 beschreven gegevens gaat de Dienst voor geneeskundige verzorging na of de dienst thuisverpleging gedurende het beschouwde kwartaal heeft voldaan aan de normen bepaald in § 1 en legt de Dienst het aantal forfaitaire tegemoetkomingen vast die voor dat kwartaal aan de betrokken dienst thuisverpleging worden toegekend.
(Dat aantal forfaitaire tegenmoetkomingen kan nooit het kleinste van de twee volgende aantallen overschrijden :
- het resultaat, afgerond op één decimaal na de komma, van de deling door 14 van het gemiddeld aantal van VTE verpleegkundigen (exclusief de verantwoordelijke verpleegkundigen) gedurende het kwartaal;
- het gemiddelde aantal van VTE verantwoordelijke verpleegkundigen die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 1, § 2, 1° en artikel 3, § 1, 1° gedurende het kwartaal.) <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Indien wordt vastgesteld :
1° dat de dienst thuisverpleging niet voldoet aan de normen zoals bepaald in §§ 1 tot 3, worden de regels toegepast zoals voorzien in § 5;
2° dat de dienst thuisverpleging voldoet aan de normen zoals bepaald in §§ 1 tot 3 van dit artikel, betaalt het RIZIV de toegekende forfaits vóór respectievelijk 15 juli en 15 januari.
§ 5. Indien de verstrekkingen van een verantwoordelijke verpleegkundige in artikel 3, § 1 vastgesteld maximum overschrijden, wordt de forfaitaire tegemoetkoming progressief verminderd volgens een rekenkundige reeks en wordt ze gelijk aan 0 wanneer de activiteit van de verpleegkundige een niveau bereikt dat overeenstemt met een totaal aan honoraria van 4 000 W per kwartaal.
Indien de gemiddelde dagelijkse activiteit per VTE onder het in artikel 3, § 1, vastgelegd minimum ligt, worden de forfaitaire tegemoetkomingen progressief verminderd volgens een rekenkundige reeks en zijn ze gelijk aan 0 wanneer die gemiddelde dagelijkse activiteit 11 basisverstrekkingen bereikt. In dat geval wordt het recht op de forfaitaire tegemoetkomingen ingetrokken. Indien die gemiddelde dagelijkse activiteit hoger ligt dan het in artikel 3, § 1, vastgesteld maximum, worden de driemaandelijkse forfaitaire tegemoetkomingen progressief verminderd volgens een rekenkundige reeks en worden ze gelijk aan 0 wanneer deze gemiddelde dagelijkse activiteit 27 basisverstrekkingen bereikt. In dat geval wordt een einde gesteld aan het recht op de forfaitaire tegemoetkomingen.
§ 6. Het recht op de forfaitaire tegemoetkomingen gaat in vanaf het eerste kwartaal waarin de dienst thuisverpleging aan alle voorwaarden die gesteld zijn in artikel 1, § 2, in artikel 3, § 1, en in artikel 3, § 2, voldoet, wat de voordelen betreft die aan het personeel worden toegekend.
De niet-naleving van één van de bij artikel 1, § 2, of bij (artikel 3, § 1), bepaalde voorwaarden, doet het recht op de forfaitaire tegemoetkomingen vervallen. <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 7. Op straffe van verval van het recht op de forfaitaire tegemoetkoming komen de documenten bedoeld in §§ 2 en 3, alsook de verantwoordingsstukken die, in toepassing van de bepalingen van dit besluit, dit document moeten vergezellen, (per aangetekende brief) aan op de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, ten laatste op 30 juni wanneer het de toekenning van de forfaitaire vergoedingen van 1 oktober tot 31 maart betreft en ten laatste op 31 december wanneer het de toekenning van de forfaitaire tegemoetkomingen van 1 april tot 30 september betreft. <KB 2004-06-07/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>.
Art.4. (Voor de toepassing van dit besluit kan de Dienst voor geneeskundige verzorging zich steunen op de gegevens van de RSZ of RSZ-PPO en past hij de volgende regels toe :) <KB 2004-06-07/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° (aantal VTE dagen per kwartaal :
- voor de loontrekkende verpleegkundigen die voltijds in de dienst thuisverpleging werken, zijn dit de dagen die volledig bezoldigd werden door de werkgever en dit volgens de definitie die daarover wordt gegeven in het kader van de RSZ;
- voor de statutaire verpleegkundigen die van de RSZ-PPO afhangen, wordt alleen rekening gehouden met de dagen die overeenstemmen met de bovenvermelde definitie;
- de activiteit van de loontrekkende of statutaire verpleegkundigen die deeltijds in de dienst thuisverpleging werken, wordt omgezet in VTE-dagen, rekening houdende met de gegevens op de lijst met het personeelsbestand zoals bedoeld in artikel 1, § 3. Een VTE-dag komt overeen met 7 uur 36 minuten, zelfs verdeeld over verscheidene dagen;
- voor de verpleegkundigen die noch statutair of loontrekkend zijn, wordt het aantal uren gepresteerd in de dienst thuisverpleging omgezet in VTE-dagen. Deze gepresteerde uren worden aan de Dienst medegedeeld op basis van een verklaring op erewoord. Een VTE-dag komt overeen met 7 uur 36 minuten, zelfs verdeeld over verscheidene dagen. Per fysieke persoon en per dag kan maximum 7 uur 36 minuten in aanmerking worden genomen.) <KB 2004-06-07/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
2° (opgeheven) <KB 2004-06-07/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
3° het theoretisch aantal dagen voor een VTE per kwartaal op basis van de gegevens van de R.S.Z.;
4° het gemiddelde aantal van VTE verpleegkundigen gedurende een kwartaal is gelijk aan het totaal aantal VTE dagen voor de betrokken dienst, gedeeld door het theoretisch aantal dagen voor een VTE tijdens het kwartaal. Dat aantal wordt afzonderlijk berekend voor de verpleegkundigen van de dienst thuisverpleging en voor de verantwoordelijke verpleegkundigen;
5° de gemiddelde dagelijkse activiteit per VTE voor een kwartaal is dus gelijk aan het totaal aantal basisverstrekkingen tijdens het kwartaal, gedeeld door het totaal aantal VTE dagen voor de dienst thuisverpleging. Die gemiddelde activiteit wordt afzonderlijk berekend voor de verpleegkundigen van de dienst thuisverpleging en voor de verantwoordelijke verpleegkundigen.
Art.5.
<Opgeheven bij KB 2023-05-04/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.6. Van zodra de erkenningsnormen ter uitvoering van artikel 35duodecies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen van toepassing zijn, moeten de diensten thuisverpleging bovendien erkend zijn door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, om aanspraak te kunnen maken op de forfaitaire tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van onderhavig besluit.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2001.
Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.