19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, ter ondersteuning van extra-aanwervingen door de gemeenten voor het lokaal veiligheidsbeleid.
Art. 1-8
2007000553 2007000554 2008000430 2008000431 2009000094 2009000095 2010000477 2010000478 2011000034 2011000035 2011000274 2011000275 2011000860 2011000861
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden wordt een Hoofdstuk IIIter ingevoegd luidend als volgt :
" HOOFDSTUK IIIter. - Aanwerving van werkzoekenden door lokale overheden in het kader van het lokaal veiligheids- en preventiebeleid.
Art. 11quater. Dit hoofdstuk is van toepassing indien de werkgever die de langdurig werkzoekende aanwerft een lokale overheid is die met de Minister van Binnenlandse Zaken een overeenkomst afsloot zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid, 1°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, en voorzover de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
1° de aanwerving wordt verricht ter ondersteuning van het lokaal veiligheids- en preventiebeleid, ondermeer met betrekking tot :
- de aanwezigheid en het toezicht bij de uitgang van de scholen;
- de aanwezigheid en het toezicht in de omgeving van en in sociale woonwijken;
- de aanwezigheid en het toezicht op openbare parkeerplaatsen voor auto's en fietsen;
- de aanwezigheid en het toezicht op en in de omgeving van het openbaar vervoer;
- het verhogen van het veiligheidsgevoel door te waken over de gemeentelijke infrastructuur, in te staan voor preventiecampagnes, het sensibiliseren van de bevolking;
- de aanpak in verband met de bescherming van het milieu;
- het vaststellen in een rapport van inbreuken die uitsluitend beteugeld worden met administratieve sancties en dit rapport overmaken aan de daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente;
2° het betreft geen vervanging van een statutair personeelslid, noch van een contractueel personeelslid, tenzij het contractueel personeelslid was aangeworven in het kader van dit hoofdstuk;
3° de lokale overheid voorziet in een passende basisopleiding van de werknemer, in samenwerking met de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
4° de lokale overheid verbindt zich er toe de door de Minister van Binnenlandse Zaken voorgeschreven werkkledij ter beschikking te stellen van de werknemer;
5° de lokale overheid verbindt er zich toe de werknemer de andere benodigde werkingsmiddelen ter beschikking te stellen;
6° de werknemer heeft, om de bevoegdheid tot het opstellen van rapporten zoals bedoeld in 1° te kunnen uitoefenen, minstens een diploma of getuigschrift van het lager secundair onderwijs;
7° de werknemer legt een bewijs van goed zedelijk gedrag voor.
De lokale overheid die overeenkomstig het voorgaande lid personeelsleden wenst aan te werven moet hiervoor voorafgaandelijk een aanvraagdossier indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken, bevattende een gedetailleerde omschrijving van de taken die aan de nieuwe personeelsleden zouden toegewezen worden. De goedkeuring tot aanwerving wordt gezamenlijk verleend door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Begroting.
Art. 11quinquies. In afwijking van de artikelen 5 en 6 wordt de werkgever bedoeld in artikel 11quater vrijgesteld van de betaling van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 61, § 2, van voormelde wet van 21 december 1994 ten belope van 100 % vanaf de indienstneming tot het einde van het twintigste kwartaal volgend op dit waarin de indienstneming heeft plaatsgehad, voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° op het ogenblik van de indienstneming is hij minder dan 45 jaar oud;
2° op het ogenblik van de indienstneming is hij werkzoekende;
3° in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand is hij werkzoekende geweest gedurende minstens zeshonderd en vierentwintig dagen gerekend in het zesdaagse stelsel.
De werknemer die een tewerkstelling, bedoeld in artikel 4, verderzet, moet evenwel niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het vorige lid, 2°.
Art. 11sexies. De werknemer die voldoet aan de voorwaarden van artikel 11quinquies en die op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was, is, in afwijking van artikel 7 van dit besluit en in afwijking van artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en volgens de voorwaarden van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gedurende de maand van indienstneming en de negenenvijftig daarop volgende maanden gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 700 EUR per kalendermaand.
De werkuitkering van maximum 700 EUR bedoeld in het vorige lid wordt, indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking.
Art. 11septies. In afwijking van de artikelen 8 en 9 wordt de werkgever bedoeld in artikel 11quater vrijgesteld van de betaling van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 61, § 2, van voormelde wet van 21 december 1994 ten belope van 100 % vanaf de indienstneming, voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° op het ogenblik van de indienstneming is hij minstens 45 jaar oud;
2° op het ogenblik van de indienstneming is hij werkzoekende;
3° in de loop van de maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand is hij werkzoekende geweest gedurende minstens honderdzesenvijftig dagen gerekend in het zesdaagse stelsel.
De werknemer die een tewerkstelling, bedoeld in artikel 4, verderzet, moet evenwel niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het vorige lid, 2°.
Art. 11octies. De werknemer die voldoet aan de voorwaarden van artikel 11septies en die op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was, is, in afwijking van de artikelen 10 en 11 van dit besluit en in afwijking van artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 vanaf de maand van indienstneming gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 900 EUR per kalendermaand.
De werkuitkering van maximum 900 EUR bedoeld in het vorige lid wordt, indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. "
Art.2. In artikel 11ter, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 november 2002, worden de woorden " in de loop van de achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming " vervangen door de woorden " in de loop van de maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand ".
Art.3. In artikel 12, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikelen 5, 6, 8 en 9 " vervangen door de woorden " artikelen 5, 6, 8, 9, 11quinquies en 11septies ".
Art.4. In artikel 13, eerste, tweede en vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 november 2002 en 9 december 2002, worden de woorden " artikelen 5 tot 11ter " vervangen door de woorden " artikelen 5 tot 11octies ".
Art.5. In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 2002, worden de woorden " hoofdstukken II, III en IIIbis " vervangen door de woorden " hoofdstukken II, III, IIIbis en IIIter ".
Art.6. In artikel 15, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 7, 10 en 11 " vervangen door de woorden " artikel 7, 10, 11, 11ter, 11sexies en 11octies ".
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Art. 8. Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Begroting en Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE