4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 1-2
Artikel 1. In artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt :
" 3° 15 % volgens het aantal inwoners van het gerechtelijk arrondissement aan wie in januari van het voorgaande jaar een inkomen is uitbetaald, met toepassing van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen ";
b) de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :
" 5° 10 % volgens het aantal vonnissen van de jeugdrechtbank van het gerechtelijk arrondissement en laatstelijk bekendgemaakt door de Federale overheidsdienst Justitie ";
c) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt :
" 6° 10 % volgens het aantal verdachte personen ten aanzien van wie een maatregel tot vrijheidsbeneming werd genomen in het gerechtelijk arrondissement en laatstelijk bekendgemaakt door de Federale Overheidsdienst Justitie ".
Art. 2. Onze Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 september 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.