6 OKTOBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1999, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 2. § 1. Opdat de toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming uitwerking zou hebben ten aanzien van de overheid, moet de inrichtende macht ze uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum ervan, aangetekend aan het departement Onderwijs meedelen met afschrift aan het betrokken personeelslid. De toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming heeft dan uitwerking op de ingangsdatum ervan.
§ 2. Onverminderd de toepassing van § 3 heeft de toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming die door de inrichtende macht wordt meegedeeld buiten de periode bedoeld in § 1, slechts uitwerking ten aanzien van de overheid als ze uiterlijk 45 kalenderdagen na de in § 1 vermelde termijn aangetekend wordt meegedeeld aan het departement Onderwijs. De toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming heeft dan uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de periode van 45 kalenderdagen.
§ 3. In afwijking van § 1 moet de inrichtende macht de vaste benoeming bedoeld in artikel 4, § 1, 5°, 6°, 7° en 8°, uiterlijk twaalf maanden na de ingangsdatum ervan aangetekend aan het departement Onderwijs meedelen, met een afschrift aan het betrokken personeelslid opdat de vaste benoeming uitwerking zou hebben ten aanzien van de overheid. De vaste benoeming heeft dan uitwerking op de ingangsdatum ervan. ".
Art.2. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1999, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. De inrichtende macht doet de mededeling, genoemd in artikel 2 :
1° bij een toelating tot de proeftijd in het gemeenschapsonderwijs;
2° bij een eerste vaste benoeming;
3° bij een nieuwe affectatie;
4° bij een vaste benoeming:
a) in een andere personeelscategorie dan die waarin het personeelslid al vast benoemd is;
b) in een andere soort van dezelfde personeelscategorie;
c) in een ander ambt binnen dezelfde personeelscategorie en dezelfde soort;
d) voor een ander vak of een andere specialiteit dan het vak of de specialiteit waarin het personeelslid zijn opdracht op het ogenblik van de vorige vaste benoeming uitgeoefende, en waarvoor het vast benoemd werd, als het personeelslid daarvoor over een voldoend geacht of over een gelijkwaardig geacht bekwaamheidsbewijs beschikt;
e) voor een grotere omvang van de opdracht dan die waarvoor het personeelslid al vast benoemd is;
f) ingevolge een mutatie;
5° Voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het administratief personeel of dat bij overgangsmaatregel vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in het selectieambt waarop het aanspraak kan maken, wordt vast benoemd;
6° voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddeschaal 201;
7° voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddeschaal 203;
8° voor het personeelslid dat in het voltijds secundair onderwijs vast benoemd is in een ambt van het opvoedend hulppersoneel of het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddeschaal 106;
9° voor het personeelslid dat gelijktijdig in twee verschillende ambten is benoemd, als het aantal uren in één van die ambten wordt uitgebreid. ".
Art.3. Aan artikel 5 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. De vaste benoemingen die met toepassing van artikel 4, § 1, 5°, 6°, 7° en 8° werden meegedeeld aan het departement Onderwijs in de periode van 1 september 1998 tot en met 31 december 1999, worden beschouwd als meegedeeld volgens de regels die dit besluit voorschrijft. ".
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 oktober 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Mevr. M. VANDERPOORTEN.