Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 DECEMBER 1994. - Decreet houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-02-1995 en tekstbijwerking tot 12-04-2018)



Inhoudstafel:


Art. 1-38



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1970070701  1984021110  1992029525  1992029612  1993029067  1993029117  1993029445  1994029052 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995029373  2000029308  2001029548 



Artikels:

Artikel 1. In de loop van het schooljaar 1994-1995 mogen de inrichtende machten van het vrij en het officieel gesubsidieerd onderwijs van het secundair en het hoger niveau tot geen aanwerving of vaste benoeming in een openstaande betrekking overgaan indien zij door de regeling betreffende de terbeschikkingstelling en de reaffectatie ertoe gehouden zijn deze betrekking toe te kennen aan een personeelslid dat wegens ontstentenis van betrekking of wegens het gedeeltelijk verlies van zijn opdracht ter beschikking werd gesteld.
  De verplichtingen van de inrichtende machten inzake de reaffectatie omvatten het vernieuwen van de voor het schooljaar 1994-1995 uitgevoerde reaffectaties, ofwel op eigen initiatief, ofwel op aanstelling van ambtswege door de Reaffectatiecommissies.
  De Regering wordt ertoe gemachtigd de vernieuwingsvoorwaarden van de in lid 2 bedoelde reaffectaties te regelen.

Art.2. Elk personeelslid bedoeld bij de wetten d.d. 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, d.d. 1 april 1960 betreffende de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, d.d. 7 juli 1970 betreffende de structuur van het hoger onderwijs, (van het koninklijk besluit van 15 mei 1928 betreffende het inspectiereglement voor het lager onderwijs, van het decreet van 24 juli 1997 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de Hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap) en de contractuele personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsinrichtingen, afwezig wegens ziekte of gebrekkigheid, zijn onderworpen aan het toezicht van het door de Franse Gemeenschap aangestelde gespecialiseerd orgaan. <DFG 2000-07-05/34, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
  Het toezichtsonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief van het in het voorafgaande lid bedoelde orgaan, op vraag van het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap of op vraag van het personeelslid.

Art.3. Behalve bij behoorlijk gerechtvaardigde overmacht is het personeelslid dat zich, wegens ziekte of gebrekkigheid, niet naar zijn werk kan begeven, ertoe gehouden vanaf de eerste dag afwezigheid op eigen initiatief en langs de snelste weg zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchische meerdere te verwittigen.

Art.4. Het personeelslid dat voorziet dat zijn arbeidsongeschiktheid meer dan één dag zal duren, moet zich in de loop van de eerste dag afwezigheid laten onderzoeken door een door hem gekozen geneesheer, die onmiddellijk een geneeskundig attest opstelt en te dien einde slechts het door de Franse Gemeenschap bepaalde modelformulier mag gebruiken. Het personeelslid moet altijd in het bezit zijn van dit formulier en zijn voorraad te gepasten tijde hernieuwen.
  Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchische meerdere moet ervoor zorgen dat bovenvermelde formulieren aan de personeelsleden worden overhandigd.

Art.5.Het personeelslid moet ervoor waken dat zijn huisdokter het aantal ziekteverlofdagen vermeldt die hij nodig acht en meedeelt of het zijn woonplaats al dan niet mag verlaten. De naam van de geneesheer moet altijd leesbaar zijn.
  Behalve bij behoorlijk gerechtvaardigde overmacht moet het personeelslid wiens attest vermeldt dat hij zijn woonplaats mag verlaten, gedurende de eerste drie dagen afwezigheid aanwezig blijven op zijn woon- of verblijfplaats. Indien het personeelslid van deze verplichting wil vrijgesteld worden, moet het op eigen kosten en vóór elke andere verplaatsing contact opnemen met het toezichtsorgaan.
  [1 Op de eerste dag afwezigheid, moet het medisch attest ofwel bij een gefrankeerde postbrief, ofwel bij telekopie, ofwel bij e-mail, door toedoen van het personeelslid, aan de controle-instelling worden toegestuurd.]1
  Het personeelslid moet het werk hervatten zodra zijn gezondheidstoestand zulks toelaat, zelfs indien het attest van de huisdokter in een langere afwezigheidsduur voorzien had.
  Indien het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of de hiërarchische meerdere van oordeel is dat de vervroegde werkhervatting van het personeelslid een risiko inhoudt voor de goede gang van de dienst, verzoekt hij het personeelslid een geneeskundig attest voor te leggen waaruit blijkt dat het zijn ambt weer mag bekleden.
  Het voorleggen van dit geneeskundig attest houdt de terugbetaling in, op kosten van de inrichtende macht en tegen het conventietarief, van het deel van de erelonen van de huisdokter dat niet ten laste van het ziekenfonds komt.
  Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of de hiërarchische meerdere verwittigt onmiddellijk het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap dat het personeelslid het werk heeft hervat.
  Indien het personeelslid zich niet in staat voelt om na afloop van de voorziene afwezigheid het werk te hervatten, moet hij op de dag vóór het verstrijken van zijn ziekteverlof een nieuw geneeskundig attest naar het toezichtsorgaan sturen en zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchische meerdere verwittigen dat zijn ziekteverlof wordt verlengd. Bij gebrek aan inlichtingen vanwege het betrokken personeelslid wordt het geacht zijn ziekteverlof te verlengen. Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of de hiërarchische meerdere moet het toezichtsorgaan meedelen dat de afwezigheid wordt verlengd vanaf de dag voorzien voor de werkhervatting.
  De personeelsleden die zich buiten hun gewone woonplaats laten verzorgen, zijn ertoe gehouden op het geneeskundig attest hun tijdelijk adres te vermelden. Elke verdere adresverandering moet eveneens aan het toezichtsorgaan worden meegedeeld.
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/03, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.6. Gedurende de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid vereist elk verblijf in het buitenland de voorafgaande toelating van het toezichtsorgaan. Om deze toelating te vragen moeten de personeelsleden op eigen initiatief contact opnemen met het orgaan dat toezicht heeft op het personeel, zulks uiterlijk één week vóór de datum vastgesteld voor hun vertrek naar het buitenland; zij moeten aan de geneesheer-controleur een attest afgeven van hun huisdokter waarbij he voorstel tot verblijf in het buitenland gerechtvaardigd wordt.

Art.7. Het wegens ziekte of gebrekkigheid voor een enkele dag afwezig personeelslid moet zijn inrichtingshoofd of centrumdirecteur of hiërarchische meerdere verwittigen overeenkomstig artikel 4 van dit decreet en op zijn woonplaats of verblijfplaats ter beschikking van de geneesheer-controleur blijven. Het inrichtingshoofd of de centrumdirecteur of hiërarchische meerdere moet op dezelfde dat het toezichtsorgaan op de hoogte brengen door middel van een dienstkaart waarvan het model door de Franse Gemeenschap wordt vastgesteld.

Art.8.Behoudens bij behoorlijk gerechtvaardigde overmacht is het zieke personeelslid dat onder spontaan toezicht staat, verplicht reeds op de eerste dag afwezigheid naar het toezichtsorgaan te bellen. Deze verplichting belet het personeelslid niet om zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchische meerdere te verwittigen en hij moet zijn afwezigheid door een overeenkomstig de artikelen 5 en 6 opgemaakt geneeskundig attest laten dekken.
  Het onder spontaan toezicht stellen van een personeelslid door het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap gebeurt ofwel uit eigen beweging, of wel op voorstel van het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of de hiërarchische meerdere.
  De met redenen omklede beslissing tot het onder spontaan toezicht stellen wordt door het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap per [1 aangetekende zending]1 ter kennis van het betrokken personeelslid gebracht.
  Het toezichtsorgaan mag uit eigen beweging of op verzoek van het personeelslid het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap voorstellen de maatregel inzake spontaan toezicht op te heffen.
  ----------
  (1)<BFG 2017-10-25/11, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art.9. De toezichtsonderzoekingen gebeuren op de woon- of verblijfplaats van het zieke personeelslid. Het toezichtsorgaan hoeft het toezichtsonderzoek niet aan te kondigen.
  De personeelsleden die de toelating hebben om hun woon- of verblijfplaats te verlaten kunnen door het toezichtsorgaan worden opgeroepen om zich voor een toezichtsonderzoek aan te melden.

Art.10. Indien een geneesheer-controleur de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid gerechtvaardigd acht, deelt hij onmiddellijk de betrokkene zijn beslissing mee.
  Indien de geneesheer-controleur een afwezigheid niet of niet meer geneeskundig verantwoord acht, gelast hij het betrokken personeelslid het werk te hervatten op de eerste werkdag die op zijn beslissing volgt.
  Hij verzoekt de betrokkene om het document dat zijn beslissing bevat en waarvan het model door de Regering van de Franse Gemeenschap wordt vastgesteld, mede te ondertekenen.

Art.11. Onverminderd een gebeurlijk beroep bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde neemt een personeelslid, dat de mening toegedaan is dat hij door de beslissing van de geneesheer-controleur werd benadeeld, contact op met de huisdokter van het personeelslid om een beslissing in der minne te bewerken.

Art.12. Bij gebrek aan akkoord tussen de twee in artikel 11 bedoelde artsen wordt een deskundige arts in gemeen overleg door het toezichtsorgaan en de huisdokter van het betrokken personeelslid of diens vervanger aangesteld.
  De deskundige mag in geen geval als geneesheer-controleur in dienst van het toezichtsorgaan zijn of geweest zijn.
  De geneeskundige onderzoekingen voor expertise gebeuren ten huize van de deskundige arts indien het personeelslid in staat is om zich te verplaatsen.

Art.13. De deskundige onderzoekt het personeelslid binnen de twee werkdagen die volgen op het artikel 12 bedoelde beroep.
  Het personeelslid mag begeleid worden door zijn huisdokter of diens vervanger.
  De huisdokter of diens vervanger mag zich door een te dien einde vastgesteld collega doen vertegenwoordigen.
  Na afloop van het onderzoek deelt de deskundige onmiddellijk en schriftelijk de betrokkene zijn beslissing mee.

Art.14. Indien de deskundige arts de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid niet of niet meer verantwoord acht, hervat het personeelslid het werk op de eerste werkdag die op de beslissing volgt.

Art.15. De procedure in beroep schort de beslissing van de geneesheer-controleur op.

Art.16. De erelonen van de deskundige geneesheer, alsmede die van de huisdokter of diens vervanger, komen ten laste van de verliezende partij. Voor de huisdokter gaat het om het deel van de erelonen tegen het conventietarief dat niet door het ziekenfonds wordt bekostigd.

Art.17. Elk beroep voor de rechtscolleges van de rechterlijke orde schort de beslissing van de geneesheer-controleur of van de deskundige arts op.

Art.18. Ingeval de beslissing van het betrokken rechtscollege ongunstig is voor het personeelslid en kracht van gewijsde gekregen heeft, wordt het personeelslid ter beschikking gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden vanaf de datum van het einde van de ziekte, vastgesteld door het rechtscollege, tot de datum van hervatting van het ambt wanneer het gaat om een vastbenoemd of een in vast verband aangeworven personeelslid.
  De andere personeelsleden worden beschouwd als afwezig zonder reglementaire rechtvaardiging en worden daarvoor niet bezoldigd eof gesubsidieerd.

Art.19. De kraamverloven geven aanleiding tot het indienen, bij het toezichtsorgaan, van een geneeskundig attest dat de vermoedelijke datum van de bevalling preciseert.
  Dit attest wordt bij wijze van inlichting verstrekt.

Art.20. De niet-inachtneming van de bepalingen van de artikelen 2 t/m 19 van dit decreet heeft tot gevolg dat de afwezigheid van het personeelslid onregelematig is en het verlies van het recht op de wedde of de weddetoelage tot gevolg heeft voor die periode van afwezigheid.
  Behoudens bij behoorlijk gerechtvaardigde overmacht betaalt elk personeelslid dat zijn woon- of verblijfplaats niet mag verlaten, maar afwezig is bij het bezoek van de geneesheer-controleur, diens verplaatsingskosten volgens het geconventioneerde artsen van kracht zijnde tarief. Deze kosten zullen van hem door het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap worden teruggevorderd.

Art.21. Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of de hiërarchische meerdere die een misbruik inzake ziekte- of gebrekkigheidsverlof zou kennen, is ertoe verplicht zulks aan het bevoegde bestuur van de Franse Gemeenschap mee te delen.

Art.22. Artikel 7 van het decreet d.d. 27 december 1993 houdende diverse maatregelen inzake cultuur, gezondheid, onderwijs en begroting wordt opgeheven.

Art.23. In artikel 20, § 5, van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " lestijden-leraars " worden door de woorden " Vierentwintig lestijden-leraars ten hoogste " vervangen.
  2° De paragraaf wordt met de volgende leden aangevuld : " De in lid 1 bedoelde overheveling van lestijden-leraar houdt op facultatief te zijn voor de inrichting die gedurende drie opeenvolgende schooljaren een dergelijk stelsel toepaste om een bijkomend ambt van opvoeder of sociaal assistent met volledige prestaties op te richten.
  Lid 2 houdt op van toepassing te zijn op het ambt van sociaal assistent wanneer het betrokken personeelslid op rust wordt gesteld, ontslag neemt of een affectatiewijziging of een overplaatsing geniet.
  Voor de toepassing van de statuutsbepalingen wordt in geen geval een onderscheid gemaakt tussen de opvoeders naargelang het ambt dat zij uitoefenen in het leven wordt geroepen of gesubsidieerd wordt krachtens artikel 3 van het koninklijk besluit d.d. 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 61 d.d 20 juli 1982.
  Geen enkele benoeming mag definitief toegekend worden in een ambt met onvolledige prestaties dat op grond van lid 1 in het leven werd geroepen."

Art.24. In artikel 22, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden " op de eerste schooldag van het tweede kwartaal " vervangen door de woorden " uiterlijk op de daaropvolgende 15e januari ".

Art.25. _ De artikelen 14 en 14bis van het besluit van de Executieve d.d 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden opgeheven.

Art.26. Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen :
  " Artikel 23. Wanneer er een positief of negatief verschil van meer dan 10 % bestaat tussen het totaal aantal op 1 oktober ingeschreven leerlingen en het totaal aantal leerlingen, verkregen op grond van de bepalingen van artikel 22, is het totaal aantal lestijden-leraars het wiskundig gemiddelde van het totaal aantal lestijden-leraars, verkregen op grond van de bepalingen van artikel 22, en van het totaal aantal lestijden-leraars, verkregen op grond van het aantal leerlingen ingeschreven op de eerste werkdag die op 1 oktober volgt.
  Voor de toepassing van het vorig lid wordt het verschil vastgesteld per inrichting voor het gemeenschapsonderwijs en het vrij gesubsidieerd onderwijs, per geheel van inrichtingen georganiseerd door dezelfde inrichtende macht op het grondgebied van dezelfde gemeente voor het officieel gesubsidieerd onderwijs.
  Zelfs indien de telling op 1 oktober een verschil van meer dan 10 % doet blijken, worden de in de maand september te organiseren lestijden-leraars vastgesteld op grond van de bij toepassing van artikel 22 uitgevoerde telling.
  De grenzen voor de overdrachten van de bij artikel 20 vastgestelde lestijden worden na rechtzetting van de tussenaantallen berekend in dezelfde verhouding als de rechtzetting van het totaal aantal lestijden-leraars ".

Art.27. Artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 297 d.d. 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen door het decreet d.d. 19 juli 1993 betreffende het einde van de loopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, wordt met het volgende lid aangevuld :
  " In geval van fusie van inrichtingen mag de Regering de in lid 1 vastgestelde leeftijdsgrens verlagen ".

Art.28. Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen door het decreet d.d. 19 juli 1993, wordt met het volgende lid aangevuld :
  " In geval van fusie van inrichtingen mag de Regering de in lid 1 vastgestelde leeftijdsgrens verlagen ".

Art.29. Artikel 10bis van hetzelfde besluit, vervangen door het decreet d.d. 19 juli 1993, wordt met het volgende lid aangevuld :
  " In geval van fusie van inrichtingen mag de Regering de in lid 1 vastgestelde leeftijdsgrens verlagen ".

Art.30. In artikel 10ter van hetzelfde besluit, vervangen door het decreet d.d. 19 juli 1993, worden de volgende leden toegevoegd : " Het in lid 1 bedoelde personeelslid, ter beschikking gesteld om persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen, wordt door de Minister of diens afgevaardigde ertoe gemachtigd een winstgevende bezigheid uit te oefenen onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden en met toepassing van de onverenigbaarheden.
  Deze bezigheid mag echter niet in het door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerd onderwijs of in de psycho-medisch-sociale centra uitgeoefend worden.
  Het personeelslid moet de Minister of diens afgevaardigde in kennis stellen van elke inkomenswijziging die een vermindering of een afschaffing van zijn wachtgeld tot gevolg kan hebben. "

Art.31. Een artikel 7bis dat luidt als volgt, wordt in bovenvermeld decreet d.d. 19 juli 1993 ingevoegd :
  " § 1. Een artikel 10quinquies, dat luidt als volgt wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  Artikel 10quinquies : De in artikel 7 bedoelde personeelsleden, in actieve dienst of ter beschikking wegens ziekte, die het voordeel genieten van de bepalingen van artikel 10ter mogen op hun verzoek het voordeel van de bepalingen van artikel 8 of van artikel 10 of van artikel 10bis, onder de door deze artikelen vastgestelde voorwaarden genieten.
  Aan het door dit artikel bedoelde personeelslid dat om de toepassing van artikel 10 of 10bis verzoekt, wordt tijdens de duur van zijn terbeschikkingstelling een wachtwedde of een wachtweddetoelage toegekend die 75 t.h. beraagt van de laatste wedde of weddetoelage in actieve dienst die hij zou verkregen hebben indien hij zijn prestaties was blijven uitoefenen vóór zijn deeltijdse terbeschikkingstelling tot de dag vóór de toepassing van artikel 10 of 10bis.
  Voor het door dit artikel bedoelde personeelslid dat om de toepassing van artikel 8, in afwijking van artikel 8, 4e lid, verzoekt, dient verstaan te worden onder " laatste activiteitswedde " de laatste wedde of weddetoelage in actieve dienst die hij zou verkregen hebben indien hij zijn prestaties was blijven uitoefenen voor zijn deeltijdse terbeschikkingstelling tot aan de dag vóór de toepassing van artikel 8. "
  " § 2. Een artikel 10sexies dat luidt als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  Artikel 10sexies : Alleen de in artikel 7 bedoelde personeelsleden, die vast benoemd of in vast verband aangeworven zijn of wier benoeming erkend is daar waar deze erkenning bestaat, tegelijkertijd in een hoofdambt en een bijbetrekking, mogen een terbeschikkingstelling om persoonlijke aangelegenheden genieten die aan het rustpensioen voorafgaat, bij toepassing van de artikelen 8, 10 en 10bis van dit besluit, voor de bijbetrekking die zij uitoefenen. "

Art.32. Voor het schooljaar 1994-1995 zijn niet van toepassing :
  1° artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 460 d.d. 17 september 1986 tot vaststelling van het rationalisatie- en programmatieplan voor het hoger onderwijs van het korte type en tot wijziging van de wetgeving betreffende de organisatie van het hoger onderwijs van het lange type;
  2° artikel 17, § 5 van de wet d.d. 18 februari 1977, zoals gewijzigd bij artikel 17 van bovenvermeld koninklijk besluit nr. 460.
  Voor het schooljaar 1994-1995 mag de vervanging van een afdeling voor hoger onderwijs van het korte type, bedoeld in artikel 11 van de wet d.d. 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, slechts gebeuren voor de in 1993-1994 door de inrichtende macht georganiseerde afdelingen, op gunstig advies van de Vaste Raad voor het hoger onderwijs en na instemming van de Regering.

Art.33. In artikel 42, § 1, 8° van het decreet d.d. 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs worden de woorden " een betrekking bekleden die niet meer moet onderworpen worden aan reaffectatie en wedertewerkstelling " ingevoegd vóór de woorden " een anciënniteit tellen... ".

Art.34. In artikel 47, § 1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° onder 1° worden de woorden " Komen enkel in aanmerking de diensten bewezen vanaf de leeftijd van 21 jaar voor de wervingsambten in het kleuteronderwijs en in het lager onderwijs, vanaf de leeftijd van 23 jaar voor de wervingsambten in het secundair onderwijs van de lagere graad, en vanaf de leeftijd van 25 jaar voor de wervingsambten in het secundair onderwijs van de hogere graad en in het hoger onderwijs buiten de universiteit " geschrapt;
  2° onder 2° worden de woorden " het kraamverlof en het onthaalverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij of uitzonderlijke verloven toegekend overeenkomstig de van kracht zijnde regeling " na het woord " paasvakantie " ingevoegd.

Art.35. Bijlage 1 van het organiek decreet d.d. 21 december 1992 houdende oprichting van begrotingsfondsen en aanwijzing van de begrotingsfondsen vermeld in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, wordt als volgt aangepast, onder de rubriek " Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming " wat het voorwerp van de toegelaten uitgaven betreft.
  Punt 6 : Globale dotatie voor werkingsuitgaven en bezoldiging.
  Punt 7 : Toelage voor werkingsuitgaven en bezoldiging.
  Punt 8 : Toelage voor werkingsuitgaven en bezoldiging.

Art.36. In artikel 110, lid 2, van het decreet d.d. 1 februari 1993 tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs worden de woorden " voor de in artikel 34, § 1, 1° en 2° bedoelde prioriteit " geschrapt.

Art.37. Artikel 16, § 2 van de wet d.d. 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs wordt (ingetrokken). <DFG 1995-04-10/24, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>

Art. 38. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1994 met uitzondering van de artikelen 2 t.m 21, die op 1 januari 1995 in werking treden, en van de artikelen 24, 25, 26 en 30 die op 1 oktober 1994 in werking treden.