29 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling van de presentiegelden en de vergoedingen toegekend aan de leden van de federale Raad voor duurzame ontwikkeling.
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling van de presentiegelden en de vergoedingen toegekend aan de leden van de federale Raad voor duurzame ontwikkeling, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, luidend als volgt :
" § 4. De presentiegelden mogen, op verzoek van de begunstigden, bedoeld in § 1 van dit artikel, uitgekeerd worden aan de organisaties die ze vertegenwoordigen binnen de Raad. ".
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, luidend als volgt :
" § 5. De vergoedingen mogen, op verzoek van de leden of hun plaatsvervangers, bedoeld in § 1 van dit besluit, uitgekeerd worden aan de organisaties die ze vertegenwoordigen binnen de Raad. ".
Art.3. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 3bis ingelast, luidend als volgt :
" Art. 3bis. § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, kunnen de diensten verleend door de leden en vertegenwoordigers aangesteld op voorstel van de niet-gouvernementele organisaties, bedoeld in artikel 12, d), e) en f), van de wet van 5 mei 1997, in het kader van de werking van de Raad door hun actieve deelneming aan de werkzaamheden van de werkgroepen vergoed worden op forfaitaire en jaarlijkse wijze ten bedrage van het krediet dat te dien einde is opgenomen in de begroting van de Raad, indien de betrokken organisaties erom verzoeken en voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit artikel.
§ 2. Deze vergoedingen zijn bestemd tot dekking van de kosten aangegaan door de niet-gouvernementele organisaties die door deze leden of vertegenwoordigers in de Raad worden vertegenwoordigd en worden aan deze organisaties uitgekeerd.
§ 3. Om in aanmerking te komen moeten de betrokken niet-gouvernementele organisaties actief deelnemen aan de werkzaamheden van tenminste twee werkgroepen door de aanwezigheid van hun leden of vertegenwoordigers op tenminste 80 % van de vergaderingen van deze twee groepen die tijdens het jaar in kwestie plaatshebben en moeten ze, elk jaar voor 30 januari en met betrekking tot het afgelopen jaar, een verzoek indienen bij het secretariaat van de Raad om hun recht op deze vergoedingen te doen gelden.
§ 4. Het krediet dat te dien einde is opgenomen in de begroting van de Raad zal verdeeld worden onder de effectief in aanmerking komende niet-gouvernementele organisaties. ".
Art.4. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 3ter ingelast, luidend als volgt :
" Art. 3ter. Voor het begrotingsjaar 2000 alléén wordt het bedrag van het onder de in aanmerking komende organisaties te verdelen krediet vastgesteld op 2 800 000 BEF (100 %) af te houden door de Raad op zijn werkingskosten, basisallocatie 26.58.21.12.01 van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. ".
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 6. Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.