Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

1 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de presentiegelden en de vergoedingen toegekend aan de leden van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-1998 en tekstbijwerking tot 28-10-2000.)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3bis, 3ter, 4-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2000022746 



Artikels:

Artikel 1. § 1. Voor het deelnemen aan de zittingen van het Bureau, samengesteld overeenkomstig artikel 12, § 4 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling en artikel 5, § 3 van het huishoudelijk reglement van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en aan de algemene vergadering van de raad, samengesteld overeenkomstig artikel 12, § 1 van voornoemde wet en artikel 13 van voornoemd huishoudelijk reglement, wordt een presentiegeld toegekend aan de volgende personen :
  - de leden, uitgezonderd de leden met raadgevende stem bedoeld in artikel 12, § 3 van de wet;
  - de wetenschappelijke raadgevers, bedoeld in artikel 13, § 1 van het huishoudelijk reglement.
  § 2. Deze presentiegelden bedragen F 500 per persoon per zitting die langer dan twee uur duurt.
  § 3. De presentiegelden worden jaarlijks door het secretariaat van de Raad betaald.
  (§ 4. De presentiegelden mogen, op verzoek van de begunstigden, bedoeld in § 1 van dit artikel, uitgekeerd worden aan de organisaties die ze vertegenwoordigen binnen de Raad.) <KB 2000-09-29/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>

Art.2. § 1. Voor het deelnemen aan de zittingen van werkgroepen die door de algemene vergadering van de Raad zijn opgericht, wordt een vergoeding toegekend aan de volgende personen :
  - de leden of hun plaatsvervanger, overeenkomstig artikel 18, § 1 van het huishoudelijk reglement, uitgezonderd de leden met een raadgevende stem bedoeld in artikel 12, § 3 van de wet;
  - de wetenschappelijke raadgevers, bedoeld in artikel 13, § 1 van het huishoudelijk reglement;
  - de experten uitgenodigd overeenkomstig artikel 19, § 2 van het huishoudelijk reglement.
  § 2. De in § 1 bedoelde vergoedingen bedragen F 2 000 per persoon per halve dag vergadering.
  § 3. De externe experten die voor een éénmalige toelichting door een door de algemene vergadering opgerichte werkgroep worden uitgenodigd, overeenkomstig artikel 19, § 1 van het huishoudelijk reglement, kunnen voor hun bijdrage door het secretariaat worden vergoed op basis van een op voorhand door het bureau van de Raad goedgekeurd budget.
  § 4. De vergoedingen bedoeld in de voorgaande paragrafen worden door het Secretariaat trimestrieel betaald.
  (§ 5. De vergoedingen mogen, op verzoek van de leden of hun plaatsvervangers, bedoeld in § 1 van dit besluit, uitgekeerd worden aan de organisaties die ze vertegenwoordigen binnen de Raad.) <KB 2000-09-29/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>

Art.3. De door leden en experten, in het kader van de werking van de Raad en zijn werkgroepen, verrichte specifieke diensten kunnen worden vergoed door het secretariaat na goedkeuring door het bureau van de Raad.

Art. 3bis. <Ingevoegd bij KB 2000-09-29/34, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2000> § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, kunnen de diensten verleend door de leden en vertegenwoordigers aangesteld op voorstel van de niet-gouvernementele organisaties, bedoeld in artikel 12, d), e) en f), van de wet van 5 mei 1997, in het kader van de werking van de Raad door hun actieve deelneming aan de werkzaamheden van de werkgroepen vergoed worden op forfaitaire en jaarlijkse wijze ten bedrage van het krediet dat te dien einde is opgenomen in de begroting van de Raad, indien de betrokken organisaties erom verzoeken en voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit artikel.
  § 2. Deze vergoedingen zijn bestemd tot dekking van de kosten aangegaan door de niet-gouvernementele organisaties die door deze leden of vertegenwoordigers in de Raad worden vertegenwoordigd en worden aan deze organisaties uitgekeerd.
  § 3. Om in aanmerking te komen moeten de betrokken niet-gouvernementele organisaties actief deelnemen aan de werkzaamheden van tenminste twee werkgroepen door de aanwezigheid van hun leden of vertegenwoordigers op tenminste 80 % van de vergaderingen van deze twee groepen die tijdens het jaar in kwestie plaatshebben en moeten ze, elk jaar voor 30 januari en met betrekking tot het afgelopen jaar, een verzoek indienen bij het secretariaat van de Raad om hun recht op deze vergoedingen te doen gelden.
  § 4. Het krediet dat te dien einde is opgenomen in de begroting van de Raad zal verdeeld worden onder de effectief in aanmerking komende niet-gouvernementele organisaties.

Art. 3ter. <Ingevoegd bij KB 2000-09-29/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Voor het begrotingsjaar 2000 alléén wordt het bedrag van het onder de in aanmerking komende organisaties te verdelen krediet vastgesteld op 2 800 000 BEF (100 %) af te houden door de Raad op zijn werkingskosten, basisallocatie 26.58.21.12.01 van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Art.4. De verplaatsingskosten van de deelnemers aan een zitting van de algemene vergadering, het bureau of een werkgroep van de Raad, worden forfaitair vergoed ten bedrage van de prijs van een eerste klasse treinrit tussen de meest nabije stations van de plaats van tewerkstelling van de desbetreffende deelnemer enerzijds en de plaats waar de vergadering plaatsvindt anderzijds.

Art.5. De bedragen vermeld in de artikels 1, § 2 en 2, § 2, worden gekoppeld aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van ambtenaren verbonden aan de ministeries. De aanvangsindex bedraagt hierbij 121,92.

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 7. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Sociale Zaken, de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 1 december 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  J.-L. DEHAENE
  De Minister van Economie,
  E. DI RUPO
  De Minister van Wetenschapsbeleid,
  Y. YLIEFF
  De Minister van Volksgezondheid,
  M. COLLA
  De Minister van Sociale Zaken,
  M. DE GALAN
  De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
  R. MOREELS
  De Staatssecretaris voor Leefmilieu,
  J. PEETERS