Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 DECEMBER 1999. - Besluit 99/1631 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten (VERTALING). (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij BESL 2002-04-25/58, art. 67; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-03-2000 en tekstbijwerking tot 09-07-2002)



Inhoudstafel:


Art. 1-16
BIJLAGEN.
Art. N1-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996031389 



Uitvoeringsbesluit(en):

2002031287 



Artikels:

Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) § 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten ontvangen de erkende dag- en onthaalcentra (internaten, semi-internaten, tehuizen, dagcentra en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten), andere dan de diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, een jaarlijkse subsidie bestaande uit :
  - een werkingssubsidie;
  - forfaitaire toelagen per dag;
  - een subsidie voor het gemeenschappelijke vervoer van gehandicapten;
  - een subsidie voor personeelskosten.
  § 2. De jaarlijkse werkingssubsidie is bedoeld om de werkingskosten te dekken, evenals de kosten van bezetting en afschrijving van kantoren waarvan de inrichting eigenaar of erfpachter is en de kosten van afschrijving van meubilair en medisch en niet-medisch materiaal.
  Het in aanmerking te nemen maximumbedrag per type erkenning bedraagt :
  - 114 245 frank voor internaten en tehuizen;
  - 46 200 frank voor dagcentra en semi-internaten ten behoeve van niet schoolgaanden;
  - 42 000 frank voor semi-internaten ten behoeve van schoolgaanden.
  Elk bedrag moet worden vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
  Het bedrag van de jaarlijkse werkingssubsidie wordt door een bepaald a/b coëfficiënt gewogen, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
  a = dagen van reële en gelijkaardige aanwezigheid in het voorgaande jaar, inclusief de geregistreerde dagen in het kader van de 10 % overschrijding van de erkende capaciteit in semi-internaten en dagcentra;
  b = dagen van theoretische aanwezigheid vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor semi-internaten;
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor internaten;
  - 250 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor tehuizen voor gehandicapten;
  - 270 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor verpleegtehuizen;
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor dagcentra;
  - 180 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor erkende inrichtingen die personen opvangen met een ernstige visuele, spraak- en gehoorstoornis.
  Het coëfficiënt van het aantal aanwezige dagen word niet toegepast als het gelijk is aan of hoger dan 1. Als het coëfficiënt tussen 0,7 en 0,99 ligt, wordt het evenredig toegepast. Als het coëfficiënt lager is dan 0,7, wordt 0,7 gerekend totdat een herstructurering van de inrichting wordt gepresenteerd.
  § 3. Forfaitaire toelagen per dag ten behoeve van de personeelskosten worden toegekend per dag van effectieve en gelijkaardige aanwezigheid van de begunstigden.
  Het in aanmerking te nemen bedrag per type erkenning is :
  - 286 frank in erkende internaten voor 30 of meer ten laste geplaatste personen en in semi-internaten voor niet schoolgaanden voor 30 of meer ten laste geplaatste minderjarigen;
  - 303 frank in erkende internaten voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen en in semi-internaten voor niet schoolgaanden voor minder dan 30 ten laste geplaatste minderjarigen;
  - 326 frank in tehuizen;
  - 158 frank in dagcentra voor meerderjarigen, voor 30 of meer ten laste geplaatste personen;
  - 171 frank in dagcentra voor meerderjarigen, voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen;
  - 148 frank in semi-internaten voor schoolgaanden, voor 30 of meer ten laste geplaatste personen;
  - 161 francs in semi-internaten voor schoolgaanden, voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen.
  § 4. Voor de berekening van de subsidie voor de kosten van het gemeenschappelijk vervoer in dagcentra, semi-internaten voor niet schoolgaanden en tijdens de schoolvakanties in semi-internaten voor schoolgaanden, is het maximumbedrag dat in aanmerking dient te worden genomen :
  - voor de inrichtingen die over eigen vervoermiddelen beschikken, de som van de reële kosten;
  - voor de inrichtingen die niet over eigen vervoermiddelen beschikken, een subsidie per kilometer, vastgesteld op maximaal 40 frank excl. BTW of maximaal 70 frank excl. BTW voor een aangepast voertuig.
  Onder bewijsstukken moet worden verstaan :
  A. voor de inrichtingen die over eigen vervoermiddelen beschikken :
  1° een journaal waarin dagelijks de vertrek- en aankomsttijden in de inrichting, de afstand en de route voor elke ronde worden genoemd, evenals de naam en het adres van de gehandicapten die bij elke stopplaats in- en uitstappen;
  2° de facturen of documenten die uitsluitend betrekking hebben op de leveringen of diensten die nodig zijn voor de werking van het openbaar vervoer.
  B. voor de inrichtingen die niet over eigen vervoermiddelen beschikken : de facturen.
  § 5. 1° (De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM.) <BESL 2001-10-18/53, art. 75, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  2° Voor de inrichtingen die volwassenen gehandicapten of niet-schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, wordt de subsidie voor de personeelskosten berekend op basis van de begeleidingsnormen naargelang van de handicapcategorie en het stelsel van de inrichting, voorzien in artikel 2 van het onderhavige besluit.
  Voor de inrichtingen die vóór 1 januari 1993 voor het eerst erkend werden, mag elke aanstelling van aanvullend personeel in vergelijking met de situatie op 22 december 1994 slechts betrekking hebben op opvoedend, sociaal en paramedisch personeel.
  Voor de inrichtingen die na 1 januari 1993 voor het eerst erkend werden, alsook voor de inrichtingen die personen opvangen die overeenkomstig de criteria in bijlage 3 bij het onderhavige besluit erkend verpleging nodig hebben, worden de aanstellingen die geen betrekking hebben op opvoedend, sociaal en paramedisch personeel, beperkt tot de minimumnormen in bijlage bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, waarbij maximaal nog een voltijdse opsteller of klerk kan worden gevoegd.
  Voor de instellingen die schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, blijven de specifieke maatregelen voor de jaren 1994 en 1995 van kracht die gebaseerd zijn op een analyse van hun erkende capaciteit, hun mate van begeleiding en de specifieke initiatieven die deze inrichtingen wensen te ontwikkelen. Voor deze inrichtingen werden de aanwervingen op 31 december 1995 geblokkeerd en alle aanwervingen in de bovengenoemde periode worden tot na 31 december 1995 verlengd op voorwaarde dat de conclusies van de analyse niet tot de noodzaak van een wijziging in hun erkenning heeft geleid.
  Met ingang van 1 januari 2000 kunnen de inrichtingen die volwassen gehandicapten of niet-schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen en degene die schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, binnen de grenzen van bijlage 2 bij het onderhavige besluit boekhoudkundig personeel aanwerven.
  3° De subsidie voor personeelskosten wordt vastgesteld op grond van de erkende capaciteit en de begeleidingsnormen, vastgesteld op basis van de handicapcategorie en het in artikel 2 van het onderhavige besluit voorziene stelsel van de inrichting, worden gewogen door een a/b coëfficiënt die overeenkomstig de volgende modaliteiten wordt bepaald :
  a = dagen van reële en gelijkaardige aanwezigheid in het voorafgaande jaar, met inbegrip van de geregistreerde dagen in het kader van de 10 % overschrijding van de erkende capaciteit in het stelsel van semi-internaat en dagcentrum;
  b = dagen van theoretische aanwezigheid vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor semi-internaten;
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor internaten;
  - 250 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor tehuizen voor volwassen gehandicapten;
  - 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor dagcentra;
  - 180 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor erkende inrichtingen die personen opvangen met een ernstig visuele, spraak- en gehoorstoornis.
  Het coëfficiënt van het aantal aanwezige dagen wordt niet toegepast als het gelijk is aan of hoger dan 1.
  Als dit coëfficiënt tussen 0,91 en 0,99 ligt, wordt uitgegaan van 1.
  Als dit coëfficiënt tussen 0,81 et 0,9, wordt uitgegaan van 0,9.
  Als dit coëfficiënt tussen 0,71 et 0,8, wordt uitgegaan van 0,8.
  Als dit coëfficiënt gelijk aan of lager dan 0,7 is, wordt uitgegaan van 0,7.
  Voor de inrichtingen die na 1 januari 1993 voor het eerst werden erkend, wordt de coëfficiënt voor aanwezigheidsdagen niet toegepast tijdens de eerste twee kalenderjaren van functioneren.
  4° Vanaf 1 januari 2000 wordt het aantal personeelsleden dat in 1999 wordt gesubsidieerd, per instelling globaal uitgebreid met 1/38 in voltijdequivalenten om de beperking van de arbeidstijd tot 37 uur per week te compenseren.
  In dit kader kan de aanstelling van aanvullend personeel vanaf die datum slechts betrekking hebben op opvoedend, sociaal, paramedisch personeel, arbeiders of opstellers en, mits in de normen voorzien, speciaal personeel.
  Elke aanstelling is onderworpen aan de voorafgaande en expliciete toestemming van de diensten van het College.
  Voor de instellingen die na 1 januari 2000 worden erkend, bedraagt deze compenserende aanstelling 7,5 % en wordt zij globaal, voor alle functies, berekend op de toegestane normen.

Art.2. (zie NOTA onder TITEL) (Opgeheven) <BESL 2000-04-06/40, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2000>

Art.3. (zie NOTA onder TITEL) De gezondheidszorg in internaten, in tehuizen voor meerderjarige gehandicapten en bij plaatsing in gezinnen kunnen een financiële tussenkomst krijgen van de Franse Gemeenschapscommissie. Het College stelt de modaliteiten voor toekenning van deze tussenkomst vast.

Art.4. (zie NOTA onder TITEL) De in artikel 1, §§ 2, 3 en 4 en in artikel 2 van het onderhavige besluit genoemde subsidies worden jaarlijks aangepast aan de schommelingen in de gezondheidsindex, die op 1 januari 1994 werd vastgesteld op 115,65.
  (Lid 2 opgeheven) <BESL 2001-10-18/53, art. 76, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001>

Art.5. (zie NOTA onder TITEL) De financiële bijdrage van de ten laste geplaatste gehandicapten, genoemd in het ministerieel besluit van 27 juni 1986 dat de financiële bijdrage bepaalt van de gehandicapten die ten laste worden geplaatst van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de erkende instellingen gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie niet moeten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de ene of andere gemeenschap, evenals het bedrag van de bijdrage genoemd in het besluit van de Executieve van 25 juli 1983 dat de tegemoetkoming bepaalt van de gehandicapten die ten laste worden geplaatst van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de inrichtingen van de Franse Gemeenschap, worden afgetrokken van het bedrag van de forfaitaire toelagen per dag, voorzien in artikel 1 van het onderhavige besluit.

Art.6. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De subsidies worden vooruit vereffend, aan de hand van maandelijkse voorschotten.
  De bewijsstukken betreffende de werkingskosten, de personeelskosten en de vervoerkosten van de gehandicapten moeten ten laatste op 30 april van het volgende jaar worden overhandigd.
  Zonder af te doen aan de in dit kader voorziene personeelsnormen en los van eventuele noodgevallen, wordt als bewijsstuk van de subsidie voor personeelskosten, op basis van naar behoren opgestelde facturen, toegestaan de betaling van de verrichtingen van personen en dienstenondernemingen voor :
  1° boekhoudkundige (bedrijfsrevisor, extern accountant) of administratieve (sociaal secretariaat) of technische taken, of met ingang van 1 januari 1999 de speciale taken (uitgevoerd door het speciale personeel voorzien in bijlage 2) die nodig zijn voor de naleving van de erkenningsvoorwaarden;
  2° diensten voor de bereiding van maaltijden en wasserij, op voorwaarde dat deze geen baanverlies opleveren;
  3° vervoerdiensten;
  4° (Opgeheven) <BESL 2001-10-18/53, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De inrichting kan arbeiders aannemen voor de uren die in het kader van de normen zijn voorbehouden aan contracten met een dienstenonderneming, overeenkomstig de voorgaande alinea.
  Deze maatregel valt niet onder de bepalingen van artikel 1, § 5, 4° van het onderhavige besluit.
  (Lid 6 opgeheven) <BESL 2001-10-18/53, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (Lid 7 opgeheven) <BESL 2001-10-18/53, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (Lid 8 opgeheven) <BESL 2001-10-18/53, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Na ontvangst en controle van de bewijsstukken wordt het saldo berekend en worden de bedragen betaald of teruggevraagd die het eventuele verschil uitmaken tussen de voorschotten in § 1 en het bedrag van de subsidie, berekend volgens de modaliteiten van artikel 1 tot 6.

Art.7. (zie NOTA onder TITEL) Elke inrichting moet haar boekhouding opstellen overeenkomstig de gestandaardiseerde plannen, rekeningen en balansen, gedefinieerd in het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 december 1992 tot vaststelling van de gestandaardiseerde plannen, rekeningen en balansen van de medische, sociale en pedagogische inrichtingen voor gehandicapten, gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar die gebruik hebben gemaakt van hun recht om voor de Franse Gemeenschap te kiezen.
  Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. De jaarrekeningen en balansen van elke erkende inrichting, per type erkenning, dienen ten laatste op 31 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar, met de verslagen van hetzij de bedrijfsrevisoren, hetzij de naar behoren gemandateerde accountants, aan het College te worden overhandigd.

Art.8. (zie NOTA onder TITEL) De bevoegde diensten van het College hebben ten taak jaarlijks de naleving van de normen van erkenning, werking en personeel te controleren, al naargelang de vereiste kwalificaties overeenkomstig bijlage 5 van het onderhavige besluit. Zij vergewissen zich van de naleving van de regels inzake toekenning en gebruik van de subsidies van de Franse Gemeenschapscommissie en controleren de rekeningen en boeken.
  Iedere belemmering van de uitvoering van de taken van deze diensten kan tot de intrekking van de erkenning door het College leiden.

Art.9. (zie NOTA onder TITEL) Ingeval van wijziging van de voorwaarden waarop de inrichting erkend werd, kan het College deze erkenning - op verzoek van de betrokken inrichting of automatisch, na een verslag van de bevoegde diensten van het College - herzien. Van toepassing is de erkenningsprocedure voorzien in het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, in het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de dagcentra voor niet-werkende meerderjarige gehandicapten of in het besluit van 9 februari 1987 van de Executieve van de Franse Gemeenschap.

Art.10. (zie NOTA onder TITEL) De subsidies die worden toegekend door andere overheden of door organisaties die door deze overheden worden gesubsidieerd, worden afgetrokken van de jaarlijkse subsidie, indien deze subsidies worden toegekend voor uitgaven die reeds worden gedekt door de overeenkomstig het onderhavige besluit toegekende subsidie.

Art.11. (zie NOTA onder TITEL) De diensten van het College gaan automatisch over tot de rectificatie en recuperatie van dat deel van de jaarlijkse subsidie dat werd toegekend op basis van onjuiste of niet gerechtvaardigde verklaringen van de erkende inrichtingen.

Art.12. (zie NOTA onder TITEL) De verschillende toegekende subsidies, te weten :
  - werkingssubsidie;
  - forfaitaire toelagen per dag;
  - subsidie voor de kosten van het gemeenschappelijke vervoer van de gehandicapten;
  - subsidie voor personeelskosten;
  - kunnen niet worden gebruikt voor andere lasten dan die waarvoor ze zijn bestemd.

Art.13. (zie NOTA onder TITEL) In dagcentra en semi-internaten kan worden toegestaan dat de erkende capaciteit met 10 % wordt overschreden.

Art.14. (zie NOTA onder TITEL) Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 december 1994 tot vaststelling van de subsidiewijze ten behoeve van de medische, sociale en pedagogische inrichtingen voor gehandicapten, zoals gewijzigd door de besluiten van het College van 14 mei 1995, 10 september 1996 en 22 januari 1998, wordt herroepen.

Art.15. (zie NOTA onder TITEL) Niettegenstaande de bepalingen van artikel 6, § 1, lid 1, is het onderhavige besluit van kracht tot 1 januari 1999, met uitzondering van de bepalingen voorzien in artikel 1, § 5, 2°, alinea 5 en 4°, die op 1 januari 2000 in werking treden.

Art.16. (zie NOTA onder TITEL) Het bevoegde Collegelid voor Gehandicaptenbeleid wordt belast met de uitvoering van het onderhavige besluit.
  Opgemaakt te Brussel, op 9 december 1999.
  Door het College :
  Eric TOMAS,
  Voorzitter van het College.
  Eric ANDRE,
  Collegelid voor Gehandicaptenbeleid.

BIJLAGEN.
Art. N1. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage 1. - ALGEMENE NORMEN.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-2000, p. 6254).
  Opgeheven door :
  <BESL 2001-10-18/53, art. 77, Inwerkingtreding : 01-01-2001>

Art. N2. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage 2. - BEGELEIDINGSNORMEN, VASTGESTELD OVEREENKOMSTIG DE HANDICAPCATEGORIE EN HET STELSEL VAN DE INRICHTING.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-2000, p. 6279).

Art. N3. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage 3. - CRITERIA VOLGENS WELKE EEN PERSOON ERKEND VERPLEGING NODIG HEEFT.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-2000, p. 6284).

Art. N4. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage 4. - PERSONEELSNORMEN VOOR DE DIENSTEN VOOR PLAATSING IN GEZINNEN TEN BEHOEVE VAN GEHANDICAPTEN.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-2000, p. 6284).

Art. N5. (zie NOTA onder TITEL) Bijlage 5. - VEREISTE KWALIFICATIES VOOR HET PERSONEEL VAN DAGCENTRA EN ONTHAALCENTRA VOOR GEHANDICAPTEN.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-2000, p. 6284).
  Opgeheven door :
  <BESL 2001-10-18/53, art. 77, Inwerkingtreding : 01-01-2001>