27 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn en van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn en van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsel, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. Tussen het eerste en het tweede lid van § 2, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid wordt, wat de vrouwelijke gerechtigden betreft, het getal 40 vervangen door het getal :
41 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 juli 1997 en uiterlijk op 1 december 1999;
42 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2000 en uiterlijk op 1 december 2002;
43 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2003 en uiterlijk op 1 december 2005;
44 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2006 en uiterlijk op 1 december 2008;
45 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2009 ";
2. In § 5, wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :
" Wat de vrouwelijke gerechtigden betreft, worden de getallen 45, 1,5, 1,32 en 1,125 van het vorig lid vervangen door respectievelijk de getallen :
- 41, 1,366, 1,205 en 1,025 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 juli 1997 en uiterlijk op 1 december 1999;
- 42, 1,400, 1,235 en 1,050 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2000 en uiterlijk op 1 december 2002;
- 43, 1,433, 1,264 en 1,075 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2003 en uiterlijk op 1 december 2005;
- 44, 1,466, 1,294 en 1,100 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2006 en uiterlijk op 1 december 2008 ";
Art.2. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. De § 3bis, eerste lid, c), wordt vervangen door de volgende bepaling :
" c) 45 indien het gaat om een lid van het vliegend personeel dat noch aan de onder a), noch aan de onder b) vermelde voorwaarden voldoet, met dien verstande dat indien het een vrouwelijke gerechtigde betreft het getal 45 vervangen wordt door het getal :
41 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 juli 1997 en uiterlijk op 1 december 1999;
42 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2000 en uiterlijk op 1 december 2002;
43 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2003 en uiterlijk op 1 december 2005;
44 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat ten vroegste op 1 januari 2006 en uiterlijk op 1 december 2008 ";
2. In de § 3bis, tweede lid wordt de breuk 1/40 vervangen door de breuken :
" 1/41, 1/42, 1/43, 1/44 of 1/45 ";
3. In de § 3bis, tweede lid, 2°, wordt het getal 40 vervangen door de getallen :
" 41, 42, 43, 44 of 45 ";
Art.3. In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. De eerste paragraaf wordt vervangen door de volgende tekst :
" § 1. In afwijking van art. 7, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 21 december 1967, worden de studieperioden, bedoeld bij dat artikel in aanmerking genomen voor de prestaties waarin is voorzien bij dit besluit, voor zover de werknemer aan dit besluit onderworpen is uit hoofde van zijn beroepsactiviteit die hij voor of na zijn studiën heeft verricht ".
2. § 3, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De gelijkstelling van de studieperioden geschiedt in hoedanigheid van lid van het stuur- of van het cabinepersoneel naargelang de hoedanigheid die de werknemer bezat op een tijdstip dat het dichtst is gelegen bij het einde van de te regulariseren perioden ";
Art.4. Artikel 6bis, § 3, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Voor de sub § 1, 4e, bedoelde periode die geheel of gedeeltelijk na 31 augustus 1963 valt, is de bijdrage gelijk aan het verschil tussen de bij artikel 16, § 2, eerste lid van dit besluit voorziene bijdragen en de in de hoedanigheid van militair piloot bij het Belgisch leger reeds betaalde bijdrage ";
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE