15 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de leden van de Ombudsdienst - Pensioenen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1999 en tekstbijwerking tot 08-02-2024)
Art. 1-5
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de leden van de Ombudsdienst - Pensioenen.
Art.2.§ 1. De leden van de Ombudsdienst - Pensioenen die reeds de hoedanigheid bezitten van Rijksambtenaar of van ambtenaar bij enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, blijven onderworpen aan het sociaal zekerheidsstelsel dat op hen van toepassing is en worden in hun dienst van oorsprong ambtshalve in verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van hun mandaat. Hun betrekking kan niet vacant verklaard worden en er kan slechts in voorzien worden door middel van hogere functies.
Onverminderd de toepassing van artikel 21, derde lid, van het koninklijk besluit van 27 april 1997, tot instelling van een Ombudsdienst - Pensioenen, zijn de leden van de Ombudsdienst die de in het eerste lid bedoelde hoedanigheid niet bezitten onderworpen aan het sociaal zekerheidsstelsel van de contractuele personeelsleden van de Staat.
§ 2. Onverminderd de toepassing van § 1 zijn de leden van de Ombudsdienst onderworpen aan de regels die voor de Rijksambtenaren de volgende materies regelen :
- [1 ...]1
- de dienstancienniteit;
- de toelagen en vergoedingen van elke aard;
- de verlofregeling met uitzondering van het :
1. [1 verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden of van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen of om een ambt uit te oefenen in een cel beleidsvoorbereiding of het kabinet van een minister of een staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;]1
2. verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
3. verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwillige dienstnemer bij dit korps;
4. verlof om minder-validen en zieken te vergezellen en bij te staan tijdens de vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland die is georganiseerd door een vereniging, een openbare instelling of een privé-instelling, waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor minder-validen en zieken op zich te nemen en die, te dien einde, subsidies van de overheid krijgt;
5. verlof om dwingende redenen van familiaal belang;
6. verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte;
7. verlof voor onthaal en opleiding;
8. [1 ...]1
9. verlof voor opdracht van algemeen belang;
10. afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
11. [1 verlof voor loopbaanonderbreking uitgezonderd die die het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en het verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid betreffen;]1
12. [1 verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid;]1
[1 13. de vierdagenweek met en zonder premie;]1
[1 14. halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.]1
----------
(1)<KB 2024-01-28/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
Art.3.[1 De regels inzake de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt zijn van toepassing op de leden van de ombudsdienst. Zij worden ingeschaald in de weddeschaal NA42.]1
Bij het vaststellen van de geldelijke anciënniteit wordt in aanmerking genomen :
1° de nuttige [1 beroepservaring]1 die bij de aanwerving wordt vereist overeenkomstig artikel 6, 4°, van het koninklijk besluit van 27 april 1997, tot instelling van een Ombudsdienst - Pensioenen;
2° de geldelijke anciënniteit die een vastbenoemd of contractueel personeelslid reeds verworven heeft bij zijn dienst van oorsprong.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2024-01-28/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1999.
Art. 5. Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 maart 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN