22 MAART 1999. - [Koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van de operationele diensten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid]. <KB2007-06-29/44, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-1999 en tekstbijwerking tot 19-07-2018)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Reglementaire bepalingen.
Art. 3-9
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen.
Art. 10, 10bis
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 11, 11/1, 12
2001003559 2003000459 2007000570 2007001049 2014000201 2018040280
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. <KB 2007-06-29/44, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid die onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en die :
1° houder zijn van de graad van operationeel medewerker, operationeel brigadier of operationeel adjunct;
2° houder zijn van de graad van technisch assistent en gerangschikt zijn in de functiefamilie operationeel assistent interventie;
3° houder zijn van de graad van technisch deskundige en gerangschikt zijn in de functiefamilie veiligheidsinterventie;
4° belast zijn met de leiding van de operationele eenheden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde ambtenaren kunnen genieten van een verlof voorafgaand aan het pensioen.
HOOFDSTUK II. - Reglementaire bepalingen.
Art.3.[1 De in artikel 1 bedoelde ambtenaren kunnen op hun verzoek in verlof worden gesteld, van zodra ze tezelfdertijd aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ten minste 25 jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en van andere periodes die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking worden genomen;
2° de leeftijd hebben van ten minste :
a) 56,5 jaar voor het verlof dat ingaat in 2013;
b) 57 jaar voor het verlof dat ingaat in 2014;
c) 57,5 jaar voor het verlof dat ingaat in 2015;
d) 58 jaar voor het verlof dat ingaat in 2016 of later;
3° op het einde van het verlof, voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op vervroegd pensioen zoals bedoeld in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering van de pensioenregelingen.
De aanvraag moet schriftelijk gebeuren [2 ten laatste op 1 september 2018]2. De aanvraag bevat het bewijs dat aan de in het eerste lid, 3°, gestelde voorwaarde is voldaan.
Het verlof vangt aan op de eerste dag van een kalendermaand.]1 [2 Deze mogelijkheid bestaat tot en met 1 december 2018.]2
----------
(1)<KB 2014-03-18/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(2)<KB 2018-07-03/08, art. 17,1°,2°, 006; Inwerkingtreding : 19-07-2018>
Art.4.§ 1. De duur van het in artikel 3 bedoelde verlof is [1 vastgesteld op ten hoogste 4 jaar]1.
De verlofperiode wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld en de ambtenaar behoudt tijdens deze periode zijn rechten op bevordering in de weddeschaal die hij genoot vóór de aanvang van het verlof.
§ 2. Wanneer de ambtenaar [1 voldoet aan de minimale voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen]1 tijdens de verlofperiode bedoeld in § 1, eindigt zijn verlof de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij die leeftijd bereikt.
(§ 3. De ambtenaar die in verlof gesteld wordt, verbindt zich ertoe het wettelijke pensioen te nemen zodra hij [1 voldoet aan de minimale voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen]1.) <KB 2003-05-11/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 27-06-2003>
----------
(1)<KB 2014-03-18/04, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art.5. De ambtenaar met verlof voorafgaand aan het pensioen ontvangt een wachtgeld gelijk aan 80 % van zijn laatste activiteitswedde.
Onder laatste activiteitswedde dient te worden verstaan, de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties, verhoogd met een forfaitair bedrag van (1.784,84 EUR) voor onregelmatige prestaties. <KB 2001-12-04/54, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.6. <AR 2007-06-29/44, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De ambtenaar ontvangt tevens :
1° het vakantiegeld en de Copernicuspremie;
2° de eindejaarstoelage;
3° de haard- en standplaatstoelage;
4° de premie voor competentieontwikkeling.
Het vakantiegeld, de Copernicuspremie, de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelage en de premie voor competentieontwikkeling zijn verschuldigd voor 80 % van het bedrag dat aan de ambtenaar zou worden uitgekeerd wanneer hij volledige prestaties zou volbrengen.
Art.7. Op de datum van pensionering en deze van de daaraan voorafgaande inverlofstelling kan na het indienen van de aanvraag niet meer worden teruggekomen.
Art.8. Gedurende de verlofperiode worden de ambtenaren buiten kader geplaatst en worden zij in hun betrekking vervangen door statutaire ambtenaren.
Art.9.Mits voorafgaande toelating mogen de ambtenaren die genieten van het in artikel 2 bedoelde verlof, andere beroepsactiviteiten uitoefenen.
Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie bepaald bij de [1 artikelen 80, 84, 85 tot 89 van de programmawet van 28 juni 2013]1 overschrijden, wordt het wachtgeld verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen.
----------
(1)<KB 2014-03-18/04, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen.
Art.10. De in artikel 3, tweede lid, bedoelde termijn van twee maanden geldt niet voor de verloven die aanvangen vóór 1 juli 1999. In dit geval geschiedt de aanvraag ten minste een maand vóór de datum vermeld in hun verzoekschrift.
Art.10bis. [1 De ambtenaren in verlof voorafgaand aan het pensioen op 1 januari 2012 blijven onderworpen aan de regeling inzake het verlof voorafgaand aan het pensioen, zoals deze van toepassing was op 31 december 2011.
De ambtenaren die vóór 1 januari 2012 een aanvraag indienden voor het verlof voorafgaand aan het pensioen, blijven evenzeer onderworpen aan de regeling inzake het verlof voorafgaand aan het pensioen, zoals deze van toepassing was op 31 december 2011, op voorwaarde dat dit verlof is ingegaan voor 5 maart 2013.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-18/04, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1999.
Art.11/1. [1 Dit besluit wordt opgeheven op 1 december 2022.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2018-07-03/08, art. 17,3°, 006; Inwerkingtreding : 19-07-2018>
Art. 12. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.