18 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit houdende oprichting enerzijds van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de Administratie van de invordering en anderzijds van de graad van auditeur-generaal, dienstchef, en houdende hervorming van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit. (NOTA : gewijzigd door het arrest van de Raad van State nr 112.537 van 13 november 2002, Afdeling Administratie, VIIIe Kamer ; zie B.St. 14.01.2003, p. 1163) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01.01.1990 en tekstbijwerking tot 17.11.1999)
TITEL I. - Oprichting van de graad van auditeur-generaal, dienstchef.
Art. 1-2
TITEL II. - Oprichting van de administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de administratie van de invordering en houdende hervorming van de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Afdeling 1. - Oprichting van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art. 3
Afdeling 2. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art. 4
Afdeling 3. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het beheerscomité van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art. 5-7
Afdeling 4. - Tijdelijke tewerkstelling van personeelsleden.
Art. 8
HOOFDSTUK II. - Oprichting van de Administratie van de invordering.
Afdeling 1. - Oprichting van de Administratie van de invordering.
Art. 9
Afdeling 2. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van de invordering.
Art. 10
Afdeling 3. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het (beheerscomité) van de Administratie van de invordering. <KB 1999-06-16/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art. 11-12, 12bis
HOOFDSTUK III. - Hervorming van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Afdeling 1. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art. 13
Afdeling 2. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het beheerscomité van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art. 14-16
Afdeling 3. - Organen en structuren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art. 17-20
Afdeling 4. - Personeel van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art. 21-23
Afdeling 5. - Tijdelijke tewerkstelling van personeelsleden.
Art. 24
HOOFDSTUK IV. - Contactgroep overheid representatieve vakorganisaties - subcontactgroepen.
Art. 25-26
HOOFDSTUK V. - Aanvullende bepalingen.
Art. 27-28
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 29
TITEL I. - Oprichting van de graad van auditeur-generaal, dienstchef.
Artikel 1. Bij het Ministerie van Financiën wordt in rang 15 de graad van auditeur-generaal, dienstchef opgericht.
Art.2. In de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de Rijksbesturen titularis kunnen zijn, wordt in rang 15 de graad van auditeur-generaal, dienstchef, ingevoegd onder het opschrift "I. Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel" en onder het opschrift "II. Alfabetische rangschikking van de Franse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel".
TITEL II. - Oprichting van de administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de administratie van de invordering en houdende hervorming van de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Afdeling 1. - Oprichting van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art.3. De Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen wordt opgericht bij het Ministerie van Financiën onder de Algemene Administratie van de belastingen.
De Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen is een fiscale administratie in de zin van artikel 1, § 3 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel.
Afdeling 2. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art.4. De Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen heeft dezelfde prerogatieven, verantwoordelijkheden en bevoegdheden als een Directeur-generaal, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971.
De Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen oefent de in voorgaand lid bedoelde prerogatieven, verantwoordelijkheden en bevoegdheden eveneens uit over de Administratie van het kadaster en de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
Afdeling 3. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het beheerscomité van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.
Art.5. Binnen de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen wordt een beheerscomité opgericht.
Het beheerscomité is samengesteld uit de Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en zes auditeurs-generaal, dienstchef, die benoemd zijn tot deze graad bij de Administratie van het kadaster of in de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
(De auditeurs-generaal, dienstchef, die deel uitmaken van het in het eerste lid bedoelde Beheerscomité worden aangeduid door de Minister van Financiën op voorstel van de directeur-generaal van de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.) <KB 1999-06-16/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art.6. Het beheerscomité is belast met de volgende taken :
- voorstellen uitbrengen inzake het beheer van de belastingen voor wat tot de bevoegdheid van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, de Administratie van het kadaster en de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, behoort;
- het strategisch plan inzake de integratie van de diensten van de Administratie van het kadaster en de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen in de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, voorstellen;
- de integratie van de diensten die bevoegd zijn inzake informatica, gebouwen, economaat en personeelszaken van de centrale diensten van de Administratie van het kadaster en van de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
Art.7. De Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen kan een deel van zijn prerogatieven of bevoegdheden zoals bepaald in artikel 4 delegeren aan elk van de auditeurs-generaal, dienstchef, die deel uitmaken van het in artikel 5 bedoelde beheerscomité.
Hij kan de colleges van dienstchefs, die hij voorzit, bijeenroepen om gezamenlijk te vergaderen betreffende de aangelegenheden inzake de organisatie en de werking van de diensten van de administraties waarover hij bevoegd is.
Afdeling 4. - Tijdelijke tewerkstelling van personeelsleden.
Art.8. § 1. De Administrateur-generaal van de belastingen kan, mits akkoord van de Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit :
- ambtenaren van de centrale diensten van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen behorend tot de Sector BTW tewerkstellen bij de centrale diensten van de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen;
- ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen behorend tot de Sector BTW tewerkstellen bij de buitendiensten van de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
§ 2. Tijdens de duur van hun tewerkstelling blijven de in § 1 bedoelde ambtenaren onderworpen aan de regelen betreffende de beoordeling van hun titels en verdiensten, inzonderheid aan de regelen betreffende de evaluatie of beoordeling en de tucht welke in de Sector BTW op hen van toepassing zijn.
Te dien einde wint de bevoegde hiërarchische meerdere van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, alle nuttige inlichtingen in bij de dienst waar die ambtenaren tewerkgesteld zijn. Hij houdt de individuele evaluatiefiche bij.
§ 3. De op basis van § 1 tewerkgestelde ambtenaren behouden hun aanspraken op bevordering in graad, bevordering in weddenschaal, op verandering van graad en op mutatie in de sector BTW.
§ 4. De administratie waar de ambtenaar tewerkgesteld is, verstrekt aan de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen alle gegevens die nodig zijn voor de uitbetaling van de wedde, vergoedingen en toelagen.
§ 5. De in § 1 bedoelde tewerkstelling wordt ten laatste beëindigd bij de afschaffing van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
HOOFDSTUK II. - Oprichting van de Administratie van de invordering.
Afdeling 1. - Oprichting van de Administratie van de invordering.
Art.9. De Administratie van de invordering wordt opgericht bij het Ministerie van Financiën onder de Algemene Administratie van de belastingen.
De Administratie van de invordering is een fiscale administratie in de zin van artikel 1, § 3 van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971.
Afdeling 2. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van de invordering.
Art.10. De Directeur-generaal van de Administratie van de invordering heeft dezelfde prerogatieven, verantwoordelijkheden en bevoegdheden als een Directeur-generaal, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971.
(De directeur-generaal van de Administratie van de Invordering oefent de in voorgaand lid bedoelde prerogatieven uit over de diensten vastgesteld bij ministerieel besluit alsook over het personeel dat is benoemd in of aangewezen is voor deze diensten.
(Onverminderd de in artikel 13, tweede lid, bedoelde prerogatieven van de directeur-generaal van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, oefent de directeur-generaal van de Administratie van de Invordering de in het eerste lid bedoelde prerogatieven uit over de diensten personeel, opleiding, begroting en algemene zaken, logistiek, informatie en documentatie, en automatisering van de centrale Administratie der directe Belastingen en van de centrale Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, Sector BTW, alsook over de personeelsleden die tot deze diensten behoren, wat de dossiers met betrekking tot de diensten en het personeel betreft, waarover hij bevoegd is.) <KB 1999-10-08/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 27-11-1999>
Hij zit het College van dienstchefs voor van de Administratie der directe Belastingen en van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen wanneer het College zich moet uitspreken over een personeelslid dat of over een dienst die onder zijn bevoegdheid valt.
Hij kan de colleges van dienstchefs, die hij voorzit, bijeenroepen om gezamenlijk te vergaderen betreffende de aangelegenheden inzake de organisatie en de werking van de diensten waarover hij bevoegd is.) <KB 1999-06-16/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Afdeling 3. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het (beheerscomité) van de Administratie van de invordering.
Art.11. <KB 1999-06-16/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02> § 1. Binnen de Administratie van de Invordering wordt een Beheerscomité opgericht.
Het Beheerscomité is samengesteld uit de directeur-generaal van de Administratie van de Invordering en zes auditeurs-generaal, dienstchef, die tot deze graad benoemd zijn in de Administratie der directe Belastingen of in de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen en die geen deel uitmaken van het Beheerscomité bedoeld in artikel 14.
§ 2. De auditeurs-generaal, dienstchef, die deel uitmaken van het in § 1 bedoelde Beheerscomité worden aangeduid door de Minister van Financiën op gezamenlijk voorstel van de directeur-generaal van de Administratie van de Invordering en van de directeur-generaal van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit en na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties.
Ze staan onder het rechtstreeks gezag van de directeur-generaal van de Administratie van de Invordering.
Art.12. <KB 1999-06-16/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02> Het Beheerscomité is belast met de volgende taken :
- voorstellen uitbrengen inzake het beheer van de invordering van de belastingen die behoren tot de bevoegdheid van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen;
- het strategisch plan inzake de integratie van de centrale diensten en buitendiensten van de invordering van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, voorstellen;
- advies uitbrengen aan het Beheerscomité bedoeld in artikel 14 betreffende de integratie van de diensten die bevoegd zijn inzake informatica, gebouwen, economaat en personeelszaken van de centrale diensten van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen.
Art. 12bis. <ingevoegd bij KB 1999-06-16/37, art. 6; Inwerkingtreding : 1999-08-02> De directeur-generaal van de Administratie van de Invordering kan een deel van zijn prerogatieven of bevoegdheden zoals bepaald in artikel 10 delegeren aan elk van de auditeurs-generaal, dienstchef die deel uitmaken van het in artikel 11 bedoelde Beheerscomité.
HOOFDSTUK III. - Hervorming van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Afdeling 1. - Bevoegdheid van de Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art.13. De Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit heeft dezelfde prerogatieven en verantwoordelijkheden als een Directeur-generaal, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971.
(De directeur-generaal van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit oefent de in voorgaand lid bedoelde prerogatieven uit over de diensten van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen met uitzondering van de diensten vastgesteld bij ministerieel besluit zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, alsmede het personeel dat benoemd is in of aangewezen is voor deze diensten.
Hij zit het College van dienstchefs voor van de Administratie der directe Belastingen en van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen wanneer het College zich moet uitspreken over een personeelslid dat of een dienst die onder zijn bevoegdheid valt.
Hij kan de colleges van dienstchefs, die hij voorzit, bijeenroepen om gezamenlijk te vergaderen betreffende de aangelegenheden inzake de organisatie en de werking van de diensten waarover hij bevoegd is.) <KB 1999-06-16/37, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Afdeling 2. - Oprichting, bevoegdheden en taken van het beheerscomité van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art.14. § 1. Binnen de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit wordt een beheerscomité opgericht.
Het beheerscomité is samengesteld uit de Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit en zes auditeurs-generaal, dienstchef, die benoemd zijn tot deze graad bij de Administratie der directe belastingen of in de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen (en die geen deel uitmaken van het Beheerscomité bedoeld in artikel 11). <KB 1999-06-16/37, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
§ 2. De auditeurs-generaal, dienstchef, die deel uitmaken van het in § 1 bedoelde beheerscomité, worden aangeduid door de Minister van Financiën (op gezamenlijk voorstel van de directeur-generaal van de Administratie van de Invordering en van de directeur-generaal van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit en na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties en na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties.
Ze staan onder het rechtstreeks gezag van de directeur-generaal van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit). <KB 1999-06-16/37, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art.15. Het beheerscomité is belast met de volgende taken :
- voorstellen uitbrengen inzake het beheer van de belastingen voor wat tot de bevoegdheid van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, de Administratie der directe belastingen en de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, behoort;
- het strategisch plan inzake de integratie van de diensten van de Administratie der directe belastingen en de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen in de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, voorstellen;
-(de integratie, na advies van het Beheerscomité bedoeld in artikel 11, van de diensten) die bevoegd zijn inzake informatica, gebouwen, economaat en personeelszaken van de centrale diensten van de Administratie der directe belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen. <KB 1999-06-16/37, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art.16. De Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit kan een deel van zijn prerogatieven of bevoegdheden zoals bepaald in artikel 13 delegeren aan elk van de auditeurs-generaal, dienstchef, die deel uitmaken van het in artikel 14 bedoelde beheerscomité.
(tweede lid) <opgeheven door KB 1999-06-16/37, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Afdeling 3. - Organen en structuren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art.17. De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit bestaat :
1° uit centrale diensten;
2° op niveau van de buitendiensten uit (polyvalente controlecentra en polyvalente beheerscentra) en een directie van de opsporingen samengesteld uit twee afdelingen : de afdeling "nationale en internationale opsporing" en de afdeling "plaatselijke opsporing". <KB 1999-06-16/37, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art.18. (§ 1) Elk polyvalent controlecentrum bedoeld in artikel 17, 2° wordt geleid door een gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur bijgestaan door twee directeurs bij een fiscaal bestuur. <KB 1999-06-16/37, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
In afwijking van het eerste lid kan een gewestelijk directeur aangeduid worden om buiten het polyvalent controlecentrum waar hij tewerkgesteld is, nog een tweede polyvalent controlecentrum te leiden. In dat geval dient de administratieve standplaats van ten minste één directeur bij een fiscaal bestuur vastgesteld te worden in deze van het polyvalent controlecentrum dat in tweede orde door de gewestelijk directeur wordt geleid.
Ingeval de gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur van een controlecentrum afkomstig is uit de Administratie der directe belastingen, wordt één betrekking van directeur bij een fiscaal bestuur voorbehouden aan een ambtenaar van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen. Ingeval de gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur afkomstig is uit de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, worden twee betrekkingen van directeur bij een fiscaal bestuur voorbehouden aan ambtenaren van de Administratie der directe belastingen.
(§ 2. De beheerscentra, bedoeld in artikel 17, 2°, worden opgericht binnen het ambtsgebied van een controlecentrum.
De Minister van Financiën bepaalt aan welk controlecentrum een beheerscentrum is gehecht.
De beheerscentra staan onder de leiding van de gewestelijk directeur van het controlecentrum waaraan het beheerscentrum is gehecht) <KB 1999-06-16/37, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02>
Art.19. <KB 1999-06-16/37, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02> § 1. Elk polyvalent controlecentrum bedoeld in artikel 17, 2°, heeft de volgende bevoegdheden :
1° de verificatie van de fiscale toestand van natuurlijke of rechtspersonen inzake de volgende belastingen en taksen : inkomstenbelastingen; met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; BTW; met het zegel gelijkgestelde taksen; jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen, op de kredietinstellingen en op de verzekeringsondernemingen en de jaarlijkse taks op de coördinatiecentra. De Minister van Financiën kan de bevoegdheid van de polyvalente controlecentra uitbreiden tot de verificatie van andere belastingen en taksen die hij aanduidt na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties;
2° de behandeling van de betwistingen als gevolg van de in 1° bedoelde verificaties, evenals de betwistingen ten gronde die opduiken bndeld door het controlecentrum. Het controlecentrum kan ook belast worden met de verdediging voor de verschillende rechtsinstanties van de dossiers betreffende betwistingen behandeld door de beheerscentra die gehecht zijn aan het controlecentrum.
§ 2. Elk polyvalent beheerscentrum bedoeld in artikel 17, 2°, heeft de volgende bevoegdheden :
1° onverminderd de bevoegdheden van de diensten van de Invorderingssector van de Administratie der directe Belastingen, de ontvangst van de aangiften in de inkomstenbelastingen en van de aangiften die op het vlak van de BTW moeten worden ingediend. De Minister van Financiën kan de bevoegdheid van de polyvalente beheerscentra uitbreiden tot de ontvangst van aangiften van andere belastingen en taksen die hij aanduidt na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties;
2° het beheer en de verificatie van de dossiers die onder zijn ambtsgebied vallen;
3° de vestiging van de belastingen en de taksen voor de dossiers die onder zijn ambtsgebied vallen;
4° onverminderd de bepalingen van § 1, 2°, de behandeling van de betwistingen voor de dossiers die onder zijn ambtsgebied vallen;
5° onverminderd de bepalingen van § 1, 3°, de verdediging voor de verschillende rechtsinstanties van de dossiers waarvan de betwistingen verband houden met dossiers die onder zijn ambtsgebied vallen.
Art.20. Het dagelijks beheer van de directie van de opsporingen wordt verzekerd door een college samengesteld uit twee gewestelijk directeurs bij een fiscaal bestuur en uit twee directeurs bij een fiscaal bestuur aan het hoofd geplaatst van beide afdelingen.
Afdeling 4. - Personeel van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Art.21. § 1. Dit artikel is van toepassing op het personeel van de centrale diensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
§ 2. Vier betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en vier betrekkingen van directeur van de centrale diensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit worden toegekend aan de ambtenaren van de centrale diensten die over de vereiste titels beschikken om benoemd te worden tot een graad van rang 13 in de buitendiensten van de Administratie der directe belastingen.
Twee betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en twee betrekkingen van directeur van de centrale diensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit worden toegekend aan de ambtenaren van de centrale diensten die over de vereiste titels beschikken om benoemd te worden tot een graad van rang 13 in de buitendiensten van de sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
§ 3. De ambtenaren benoemd in de betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en van directeur, behouden in hun administratie van oorsprong hun aanspraken op verhoging in graad, verhoging in weddenschaal en terugkeer in een betrekking van hun graad.
De benoemingen bekomen in de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit worden voor de toepassing van vorig lid buiten beschouwing gelaten. Zij nemen deel aan de benoemingsbewegingen rekening houdend met de graad waarmee zij zouden bekleed zijn bij ontstentenis van benoeming bij deze laatste administratie.
De titels tot benoeming, wat betreft de voorwaarden inzake graad, anciënniteit of rangschikking van de ambtenaren benoemd in de in § 1 bedoelde diensten en bij de op 1 februari 1995 afgeschafte Dienst van de fiscale coördinatie, worden desgevallend vastgesteld in functie van de graden die na hun benoeming bij deze diensten werden of konden worden toegekend aan de ambtenaren van hun administratie van oorsprong en die na hen gerangschikt zijn of zouden gerangschikt zijn indien allen bij deze administratie waren gebleven.
De terugkeer van de ambtenaar in een betrekking van zijn graad maakt het voorwerp uit van een door Ons genomen besluit.
Art.22. <KB 1999-06-16/37, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 1999-08-02> § 1. De §§ 2, 3, 4, 5 en 6 van dit artikel zijn van toepassing op het personeel van de buitendiensten van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit die terbeschikkinggesteld zijn van polyvalente controlecentra en de directie van de opsporingen.
De §§ 2, 6 en 7 van dit artikel zijn van toepassing op het personeel van de buitendiensten van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit die ter beschikking gesteld zijn van polyvalente beheerscentra.
§ 2. Ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector van de BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen worden binnen de grenzen van de personeelsformatie, ter beschikking gesteld van de buitendiensten van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit.
§ 3. De terbeschikkingstelling in rang 13 wordt voorgesteld door het College van dienstchefs van de Administratie van Oorsprong.
De terbeschikkingstelling in een betrekking vanaf rang 26 duurt ten minste drie jaar. In uitzonderlijke omstandigheden kan van deze minimumduur worden afgeweken.
§ 4. Alleen de ambtenaren die vastbenoemd zijn evenals de contractuele personeelsleden aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 11 juli 1991 waarbij het Ministerie van Financiën gemachtigd wordt personen onder het stelsel van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen bij de Administratie der directe Belastingen om te voldoen aan tijdelijke behoeften aan personeel ingevolge een buitengewone toename van het werk, mogen zich kandidaat stellen voor een terbeschikkingstelling in de betrekkingen van de rangen 26 tot 13; de contractuele personeelsleden moeten ten minste één jaar nuttige ervaring verworven hebben inzake fiscale controle.
§ 5. De eerstaanwezend verificateurs die bekleed waren met de geschrapte graad van verificateur-accountant hebben voorrang op de andere kandidaten voor een terbeschikkingstelling in een betrekking van een graad van het niveau 2+ bij de buitendiensten van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, met uitzondering van de betrekkingen bij de Directie van de opsporingen.
§ 6. De titels voor benoeming, wat betreft de voorwaarden inzake graad, anciënniteit of rangschikking van de ambtenaren die ter beschikking van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit worden behouden, worden vastgesteld in functie van de graden die tijdens hun terbeschikkingstelling van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit werden of konden worden toegekend aan de ambtenaren van de buitendiensten van hun Administratie van Oorsprong die na hen zijn of zouden gerangschikt zijn indien allen bij deze buitendiensten waren gebleven.
§ 7. De Minister van Financiën stelt het noodzakelijke personeel van de buitendiensten van de Administratie der directe Belastingen en van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen ambtshalve ter beschikking van de polyvalente beheerscentra.
De ambtshalve terbeschikkingstelling zoals bedoeld in vorig lid geschiedt volgens de regels bepaald door de Minister van Financiën na advies van het Directiecomité van de fiscale administraties.
Art.23. De volgende bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971 zijn ondermeer van toepassing op de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit :
- artikel 2, 1° en 2°;
- artikel 3;
- artikel 5;
- artikel 7;
- artikel 7bis;
- artikel 7ter, 6°;
- artikel 7quater/2;
- artikel 7quater/3;
- artikel 7sexies;
- artikel 7septies;
- artikel 7octies;
- artikel 9;
- artikel 9bis;
- de artikelen 10 tot 16 betreffende de benoemingen en bevorderingen en de bijlagen I, II en V, inzonderheid wat betreft de onderlinge rangschikking van ambtenaren afkomstig uit éénzelfde administratie, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen;
- de artikelen 23 tot 25 voor zover zij de toepassingsvoorwaarde zijn van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën;
- artikel 25quinquies;
- artikel 36;
- de artikelen 43 en 44, wat betreft de neutralisering van de voorbijstrevingen om taalredenen binnen dezelfde administratie van oorsprong, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen;
- de artikelen 44bis tot 44sexies, wat betreft de neutralisering van de gevolgen van de militaire dienstplicht binnen dezelfde administratie van oorsprong, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen;
- de artikelen 45 en 46;
- de artikelen 47 tot 53 betreffende de vacante betrekkingen en de incompetitiestellingen, onder voorbehoud van de wijzigingen die impliciet aan deze artikelen worden aangebracht door de gewijzigde artikelen 72 en 73 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het Statuut van het Rijkspersoneel;
- de artikelen 54 tot 56;
- artikel 60.
Afdeling 5. - Tijdelijke tewerkstelling van personeelsleden.
Art.24. § 1. De Administrateur-generaal van de belastingen kan, mits akkoord van de Directeur-generaal van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de Directeur-generaal van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit :
- ambtenaren van de centrale diensten van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen behorend tot de Sector der registratie en domeinen tewerkstellen bij de centrale diensten van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen;
- ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen behorend tot de Sector der registratie en domeinen tewerkstellen bij de buitendiensten van de Sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
§ 2. Tijdens de duur van hun tewerkstelling blijven de in § 1 bedoelde ambtenaren onderworpen aan de regelen betreffende de beoordeling van hun titels en verdiensten, inzonderheid aan de regelen betreffende de evaluatie of beoordeling en de tucht welke in de Sector der registratie en domeinen op hen van toepassing zijn.
Te dien einde wint de bevoegde hiërarchische meerdere van de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen alle nuttige inlichtingen in bij de dienst waar die ambtenaren tewerkgesteld zijn. Hij houdt de individuele evaluatiefiche bij.
§ 3. De op basis van § 1 tewerkgestelde ambtenaren behouden hun aanspraken op bevordering in graad, bevordering in weddenschaal, op verandering van graad en op mutatie in de Sector der registratie en domeinen.
§ 4. De administratie waar de ambtenaar tewerkgesteld is, verstrekt aan de Sector der registratie en domeinen van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen alle gegevens die nodig zijn voor de uitbetaling van de wedde, vergoedingen en toelagen.
§ 5. De in § 1 bedoelde tewerkstelling wordt ten laatste beëindigd bij de afschaffing van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen.
HOOFDSTUK IV. - Contactgroep overheid representatieve vakorganisaties - subcontactgroepen.
Art.25. § 1. Bij het Ministerie van Financiën wordt een contactgroep overheid - representatieve vakorganisaties, hierna contactgroep genaamd, opgericht.
§ 2. De contactgroep wordt voorgezeten door de Secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën of zijn afgevaardigde. Ze bestaat uit :
1° een afvaardiging van de overheid, samengesteld uit :
- de Minister van Financiën;
- de Administrateur-generaal van de belastingen;
- de Administrateur-generaal der thesaurie;
- de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen;
- de Directeur-generaal van de Algemene Diensten van het Algemeen Secretariaat;
- de Directeur-generaal van de Administratie van de begroting en de controle op de uitgaven;
- de directeurs-generaal van de fiscale administraties;
- de Directeur-generaal van de Administratie der pensioenen;
2° een afvaardiging van de representatieve vakorganisaties, samengesteld uit vier afgevaardigden per representatieve vakorganisatie.
De leden van de afvaardiging van de overheid bedoeld in vorig lid, sub 1°, kunnen zich laten vervangen door een vertegenwoordiger en kunnen maximum één technicus meebrengen.
Iedere representatieve vakorganisatie kan maximum twee technici meebrengen.
Een ambtenaar van de Algemene Diensten van het Algemeen Secretariaat verzekert het secretariaat van de contactgroep.
§ 3. De contactgroep behandelt de problemen die zich stellen binnen het Departement inzake personeel in de ruimste zin, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid en deze toevertrouwd aan de subcontactgroepen bedoeld in artikel 26, § 3.
Art.26. § 1. Binnen de contactgroep worden afzonderlijke subcontactgroepen opgericht voor de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, voor de Administratie van de invordering en voor de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
De in vorig lid bedoelde subcontactgroepen zijn ieder bevoegd voor het onderzoek van de problemen inzake personeel van de betrokken administratie en administraties en sectoren die onder de bevoegdheid van de Directeur-generaal van de betrokken administratie vallen. Iedere subcontactgroep kan voorstellen indienen bij de contactgroep.
§ 2. De in § 1 bedoelde subcontactgroepen worden voorgezeten door de Directeur-generaal van de administratie waarvoor de subcontactgroep is opgericht. Ze bestaan ieder uit ambtenaren van de administraties waarover de voorzitter bevoegd is, een ambtenaar van de Algemene Diensten van het Algemeen Secretariaat en uit afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties.
§ 3. De Secretaris-generaal kan voor elke administratie die het voorwerp uitmaakt van een grondige herstructurering een subcontactgroep oprichten. Hij bepaalt haar bevoegdheden en samenstelling evenals de datum waarop ze ophoudt te bestaan.
HOOFDSTUK V. - Aanvullende bepalingen.
Art.27. In het eerste lid van artikel 6 van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 november 1978, 11 juni 1986 en 13 februari 1996, worden de woorden "en van de administraties bedoeld in artikel 1, § 1, 3° tot 5°" vervangen door de woorden ", van de administraties bedoeld in artikel 1, § 1, 3° tot 5° en van de Administraties van het kadaster, de registratie en de domeinen, van de invordering en van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit".
Art.28. Het koninklijk besluit van 6 juli 1997 houdende oprichting van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit wordt opgeheven met uitzondering van artikel 1.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 29. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
J.-J. VISEUR