26 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 december 1997 zoals gewijzigd door de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma's.
Art. 1-8
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 1 van het besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 december 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's, worden de leden 4°, 5° en 7° respectievelijk vervangen door de volgende leden :
"4° het samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's;";
"5° de ordonnantie : de ordonnantie van 18 december 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's;";
"7° de werknemers : de werknemers bedoeld in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord.".
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Enkel de werkzoekenden die geen diploma, getuigschrift of brevet van hoger middelbaar onderwijs behaald hebben, kunnen in een doorstromingsprogramma tewerkgesteld worden.
In afwijking van het voorgaande lid kunnen de Ministers in de beslissing, bedoeld in artikel 7, vierde lid van dat besluit, andere kwalificatieniveaus toelaten, indien het voorgelegde project van doorstromingsprogramma dit rechtvaardigt.".
Art.4. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De minister stelt het bedrag vast van de premie in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst, de loonkost en het arbeidsstelsel. Dit bedrag wordt verrekend op basis van de effectieve tewerkstelling binnen het kader van de toegekende premies voor de betrokken maand. Er is slechts recht op een premie voor de werkelijk gepresteerde en de gelijkgestelde arbeidsdagen. De som van de integratie-uitkering zoals bedoeld in artikel 7, § 1 van het samenwerkingsakkoord en van de uitbetaalde premie mag de loonkost niet overschrijden.".
Art.5. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
"De werkgever beschikt over een termijn van 3 maanden volgend op het kwartaal waarin hij werknemers tewerkstelde in het kader van de doorstromingsprogramma's, om de bij de B.G.D.A. een copie in te dienen van de driemaandelijkse R.S.Z.-aangifte.".
Art.6. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende lid :
"In afwijking van het voorgaande lid, kan de werkgever een 4/5-betrekking omvormen tot een halftijdse betrekking, mits voorafgaande toestemming van de B.G.D.A..".
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 mei 1998.
Art. 8. De Minister bevoegd voor werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 november 1998.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen,
Ch. PICQUE