Details





Titel:

16 JULI 1998. - Ordonnantie betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-08-1998 en tekstbijwerking tot 23-12-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Begrotingsbepalingen.
Art. 5, 5bis, 6
HOOFDSTUK III. [1 - Subsidieaanvraagprocedure.]1
Art. 7
HOOFDSTUK IV. [1 - Het driejarig gemeentelijk investeringsprogramma.]1
Art. 8-11
HOOFDSTUK V. - De driejarige investeringsdotatie.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VI. - De driejarige ontwikkelingsdotatie.
Art. 14
HOOFDSTUK VIbis. [1 - Begeleidingscomité.]1
Art. 15
HOOFDSTUK VII. - De subsidieerbare investeringen.
Art. 16-20
HOOFDSTUK VIII. - De toekenning van de subsidies.
Art. 21-27
HOOFDSTUK IX. - Berekening van de subsidie.
Art. 28-31
HOOFDSTUK X. - Opheffings- en overgangsbepalingen.
Art. 32-35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1978091504  1982000713  1985023863  1987027716  1993031010 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art.2.Overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie [2 en voor zover de overeenstemming is gewaarborgd met de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit,]2 gaat de Regering over tot de toewijzing en de verdeling van subsidies, bestemd voor de aanmoediging van investeringen van openbaar nut betreffende de openbare ruimten, de gebouwen en de sanering op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  [1 De investeringen bedoeld in de artikelen 16, 7°, en 17, 3°, mogen betrekking hebben op begraafplaatsen, columbariums of crematoriums die gelegen zijn buiten het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op voorwaarde dat ze eigendom zijn van een Brusselse gemeente of intercommunale.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2013-07-26/05, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>

Art.3.Voor de berekening van de termijnen die aan de Regering of de aanvragers of ontvangers van een subsidie worden toegewezen, zijn de volgende regels van toepassing :
  1° de termijn begint te lopen vanaf de dag volgend op die waarop de documenten ontvangen worden;
  2° de vervaldag is in de termijn begrepen.
  Wanneer de vervaldag een zaterdag, een zondag of een feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag. Onder feestdagen verstaat men de volgende dagen: 1 januari, Paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartdag, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsmede de bij besluit van de Regering bepaalde dagen.
  De akten van de aanvragers, de begunstigden en van de Regering worden verstuurd hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij per drager, met dien verstande dat de akte in dit laatste geval overhandigd wordt tegen afgifte van een ontvangstbewijs. [1 De Regering kan ook de elektronische verzending van documenten toestaan op de wijze die ze bepaalt.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.4.Kunnen genieten van de subsidies toegekend krachtens deze ordonnantie :
  1° de gemeenten;
  2° de intercommunales;
  3° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  4° [1 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]1;
  5° [2 ...]2
  6° de rechtspersonen die de onroerende goederen beheren noodzakelijk voor het uitoefenen van de lekenmoraal;
  7° de publiekrechtelijke rechtspersonen die hiertoe worden aangewezen door de Regering.
  ----------
  (1)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<ORD 2021-12-10/05, art. 70, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK II. - Begrotingsbepalingen.
Art.5.Het bedrag van de subsidies bestemd voor de [2 begunstigden bedoeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°]2 wordt bepaald voor opeenvolgende periodes van drie jaar. De eerste periode van drie jaar vangt aan op 1 januari van het jaar waarin deze ordonnantie in voege treedt.
  Het eerste jaar van elke driejarige periode wordt een vastleggingskrediet uitgetrokken op de gewestbegroting om subsidies toe te kennen om de investeringen van openbaar nut aan te moedigen door [2 begunstigden bedoeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°]2. Van dit krediet is zeventig procent bestemd voor de driejarige investeringsdotatie bepaald in hoofdstuk V. Dertig procent van deze kredieten is bestemd voor de driejarige ontwikkelingsdotatie bepaald in hoofdstuk VI.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2016-07-20/29, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art. 5bis.[1 Het gedeelte van de driejarige investeringsdotatie waarvan wordt vastgesteld dat het niet wordt gebruikt voor projecten die ingeschreven staan in het driejarig investeringsprogramma bedoeld in artikel 8, wordt gevoegd bij de lopende driejarige ontwikkelingsdotatie en aangewend voor de subsidiëring tegen honderd procent van investeringen als bedoeld in artikel 17, 4°.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.6.De subsidies toegekend aan de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, [2 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]2 worden toegekend binnen de perken van de driejarige investeringsdotatie bepaald in hoofdstuk V.
  Specifieke subsidies kunnen worden toegekend aan de gemeenten [1 en openbare centra voor maatschappelijk welzijn]1 binnen de perken van de driejarige ontwikkelingsdotatie bepaald in hoofdstuk VI.
  De subsidies voor de intercommunales, voor de bestuursorganen van erkende erediensten niet bedoeld in het eerste lid, voor rechtspersonen die de onroerende goederen beheren noodzakelijk voor de lekenmoraal en voor publiekrechtelijke rechtspersonen die door de Regering worden aangewezen, worden door de Regering toegekend binnen de perken van de kredieten die daartoe beschikbaar zijn.
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (2)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK III. [1 - Subsidieaanvraagprocedure.]1   ----------   (1)
Art.7.[1 § 1. Wat de projecten betreft van de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, [2 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]2, volgen de gemeenten onderstaande procedure :
   1° de projecten opnemen in het ontwerp van gemeentelijk driejarig investeringsprogramma zoals omschreven in hoofdstuk IV;
   2° hun ontwerp van gemeentelijk driejarig investeringsprogramma indienen bij het begeleidingscomité vooraleer ze de goedkeuring van de Regering vragen. Na de beraadslagingen van het begeleidingscomité worden er notulen van de vergadering opgesteld en bezorgd aan de Regering en aan de gemeente;
   3° voor elk project een subsidieaanvraag indienen in overeenstemming met artikel 23.
   § 2. Intercommunales, administratieve organen van de erkende erediensten die niet bedoeld worden in § 1, en de rechtspersonen die onroerende goederen beheren noodzakelijk voor de uitoefening van de lekenmoraal, volgen de hieronder beschreven procedure voor elk project :
   1° een principiële instemming voor de toekenning van subsidies aanvragen in overeenstemming met artikel 22, behalve voor de studieprojecten bedoeld in artikel 19;
   2° een subsidieaanvraag indienen in overeenstemming met artikel 23.
   § 3. Voor de begunstigden bedoeld in artikel 4, 7°, wordt één van de hierboven vermelde procedures toegepast al naargelang hun projecten al dan niet opgenomen zijn in het driejarig gemeentelijk investeringsprogramma.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (2)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK IV. [1 - Het driejarig gemeentelijk investeringsprogramma.]1   ----------   (1)
Art.8.[1 Nadat de gemeenteraad kennis heeft genomen van de notulen over de beraadslagingen van het begeleidingscomité, keurt de raad het gemeentelijke driejarige investeringsprogramma goed. Dit programma mag tijdens de driejarige periode gewijzigd worden door de gemeenteraad als die daarvoor dezelfde procedure volgt als voor het oorspronkelijke programma. Enkel projecten ingeschreven in het gewestelijke driejarige investeringsprogramma komen in aanmerking voor een subsidie.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.9.Het driejarig investeringsprogramma wordt opgesteld op een formulier overeenkomstig het door de Regering bepaalde voorbeeld. Het bevat ten minste de volgende elementen :
  1° [2 ...]2 een lijst van de geplande investeringen in het kader van de driejarige investeringsdotatie, vergezeld van een nota waarin uitdrukkelijk geformuleerd wordt op welke manier tegemoet gekomen wordt aan de prioriteiten van het gemeentelijk ontwikkelingsplan [1 , van het gewestelijk mobiliteitsplan, en van het gemeentelijk mobiliteitsplan.]1
  2° [2 ...]2
  3° [2 ...]2
  4° een beschrijving van het doel van de investeringen;
  5° een raming van de uitgaven voor elke investering;
  6° het gevraagde subsidiëringspercentage;
  7° de vermelding van de financieringsmiddelen voor het niet-gesubsidieerde deel van de investering;
  [2 8° een planning van de werken en de procedures;
   9° de notulen van de vergadering van het begeleidingscomité, voorafgaand aan de indiening van het programma.]2
  ----------
  (1)<ORD 2013-07-26/05, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
  (2)<ORD 2016-07-20/29, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.10.§ 1. De gemeenten sturen hun driejarig investeringsprogramma naar de Regering ten laatste [2 twaalf maanden vóór het einde van de driejarige periode waarop het programma slaat]2. Dit programma wordt uitgewerkt rekening houdend met het aandeel van de [2 gemeentelijk]2 driejarige investeringsdotatie met toepassing van hoofdstuk V en vermeldt het geheel van de subsidieerbare investeringen gepland tot het einde van de betrokken driejarige periode.
  Het [2 gemeentelijk driejarig investeringsprogramma]2 van de gemeenten bevat de door de gemeenten in aanmerking genomen investeringen opgenomen in de driejarige investeringsprogramma's overgemaakt door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en door [3 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]3.
  § 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn en [3 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]3 sturen hun driejarig investeringsprogramma naar de gemeente waaronder ze ressorteren in de loop van het trimester dat aan het begin van elke driejarige periode voorafgaat. Dit programma omvat het geheel van de subsidieerbare investeringen die gepland zijn tot het einde van de betrokken driejarige periode.
  [1 De gemeenten kunnen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, [3 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]3 uitnodigen om hun driejarig investeringsprogramma in te dienen als het niet werd overgemaakt voor de aanvang van de driejarige periode of om hun driejaarlijks investeringsprogramma te wijzigen tijdens de driejarige periode.]1
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2016-07-20/29, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (3)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.11.[1 De Regering keurt de gemeentelijke driejarige investeringsplannen binnen dertig dagen na ontvangst ervan goed. Deze termijn kan eenmalig verlengd worden door de Regering voor een duur van maximaal vijftien da- gen.
   De goedkeuring van de Regering kan gedeeltelijk zijn en enkel bepaalde projecten van het programma betreffen.
   Als het programma niet volledig goedgekeurd wordt, motiveert de Regering haar beslissing. Na het verstrijken van deze termijn wordt het driejarige gemeentelijk investeringsprogramma beschouwd als goedgekeurd door de Regering.
   De termijn bedoeld in het eerste lid wordt opgeschort van 15 juli tot 15 augustus.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK V. - De driejarige investeringsdotatie.
Art.12.Aan elke gemeente wordt een deel van de driejarige investeringsdotatie toegekend. De subsidies betreffende de driejarige investeringsprogramma's van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, [1 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]1 die in aanmerking genomen worden door de gemeenten waaronder ze ressorteren worden geboekt op de driejarige investeringsdotatie van deze laatste. Deze subsidies worden uitbetaald aan de gemeente die het bedrag doorstort aan de begunstigde.
  De Regering maakt aan de gemeenten het bedrag van hun aandeel in de driejarige investeringsdotatie bekend, vóór het begin van elke driejarige periode.
  ----------
  (1)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.13.De driejarige investeringsdotatie wordt verdeeld tussen de gemeenten evenredig met hun aandeel van de algemene dotatie aan de gemeenten bedoeld in de ordonnantie van 10 maart 1994 tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten, voor het jaar dat aan het begin van elke driejarige periode voorafgaat.
  [1 Ze maakt het voorwerp uit van een boekhoudkundige vastlegging per gemeente bij de aanvang van de driejarige periode.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

HOOFDSTUK VI. - De driejarige ontwikkelingsdotatie.
Art.14.Binnen de perken van de driejarige ontwikkelingsdotatie, kan de Regering [1 ...]1 subsidies toekennen voor projecten van gewestelijk belang, voor zover deze projecten opgenomen zijn in door de Regering vastgelegde lijst van de prioriteiten van het Gewestelijk ontwikkelingsplan genomen in uitvoering van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw [1 of van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening]1, en die betrekking heeft op de krachtens hoofdstuk VII subsidieerbare investeringen [2 , voor zover ze in overeenstemming zijn met het gewestelijk mobiliteitsplan.]2
  De projecten die in het kader van de driejarige ontwikkelingsdotatie in aanmerking kunnen komen worden aan de [1 rechtspersonen bedoeld in artikel 4] voorgesteld door de Regering in de loop (...) van elke driejarige periode. [3 In voorkomend geval neemt de Regering de projecten die ze selecteert in het kader van de driejarige ontwikkelingsdotatie op in het gemeentelijke driejarige investeringsprogramma.]3 <ORD 2002-06-27/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-07-2002>
  [1 Het bedrag van de driejarige ontwikkelingsdotatie maakt het voorwerp uit van een boekhoudkundige vastlegging per projectenveloppe, waarbij de projecten door de Regering worden voorgesteld aan de personen bedoeld in artikel 4, vanaf de verdeling van de dotatie door de Regering.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2013-07-26/05, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
  (3)<ORD 2016-07-20/29, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK VIbis. [1 - Begeleidingscomité.]1   ----------   (1)
Art.15.[1 Voor elke gemeente wordt er een begeleidingscomité opgericht. Het begeleidingscomité bestaat uit vertegenwoordigers van het Gewest en van de betrokken gemeente.
   Elk begeleidingscomité komt samen om het ontwerp van gemeentelijk driejarig investeringsprogramma van de betrokken gemeente te onderzoeken.
   Na deze beraadslagingen worden er notulen van de vergadering opgesteld en bezorgd aan de Regering en aan de gemeente.
   De Regering bepaalt de werking van de begeleidingscomités en kan andere opdrachten toevertrouwen aan de comités.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK VII. - De subsidieerbare investeringen.
Art.16.De uit hoofde van deze ordonnantie subsidieerbare investeringen inzake openbare ruimten zijn :
  1° de wegeninfrastructuur [2 en de openbare ruimtes]2 :
  a) [3 de realisatie van wegen en infrastructuur voorzien door het gewestelijk ontwikkelingsplan of door de gemeentelijke ontwikkelingsplannen of nog door het gewestelijk mobiliteitsplan of door de gemeentelijke mobiliteitsplannen]3 ;
  b) de aanleg, de heraanleg, de verbetering van de wegenis en de vernieuwing van het wegdek, [1 ...]1;
  c) de realisatie, de aanleg, de verbetering of de restauratie van fietspaden en trottoirs;
  [1 d) de aanleg van de wegenis met het oog op een verbeterde doorlaatbaarheid van het wegdek en de bodem, op een verbetering van de biodiversiteit, op het gebruik van materialen met een kleine ecologische impact.]1
  2° de uitrusting van de wegeninfrastructuur :
  a) het plaatsen en de verbetering van installaties voor openbare verlichting;
  b) de verwerving, de vernieuwing en de installatie van stadsmeubilair, voor zover hierover geen concessie-overeenkomst bestaat;
  c) de aanplantingen en de vernieuwing ervan;
  3° de groene ruimten :
  a) de verwerving van terreinen die zullen dienen als groene ruimte toegankelijk voor het publiek [1 ...]1;
  b) de aanleg en de heraanleg van terreinen die zullen worden bestemd of die verder zullen bestemd blijven als groene ruimte toegankelijk voor het publiek;
  c) de aanplantingen en de vernieuwing ervan in de groene ruimten toegankelijk voor het publiek;
  4° de uitrusting van groene ruimten :
  a) de installatie en de verbetering van verlichtingsinstallaties;
  b) de verwerving, de vernieuwing en de installatie van stadsmeubilair, voor zover hierover geen concessie-overeenkomst bestaat;
  c) het rioleringsnet;
  5° het verlichten van gevels of van delen van gevels van beschermde, bewaarde of in de inventaris opgenomen gebouwen, met toepassing van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerende erfgoed, voor zover deze gevels of delen van gevels zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte;
  6° [1 de verwerving, de installatie en de restauratie van kunstwerken]1 op de gemeentewegen of in de voor het publiek toegankelijke groene ruimten;
  7° de realisatie, de aanleg en de uitbreiding van begraafplaatsen (, crematoria ) of columbariums, met inbegrip van de wegen, de toegangswegen, de beplanting en de hekken. <ORD 2008-12-19/85, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 28-01-2009>
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009; zie ook art. 22>
  (2)<ORD 2013-07-26/05, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
  (3)<ORD 2013-07-26/05, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>

Art.17.De uit hoofde van deze ordonnantie subsidieerbare investeringen inzake gebouwen zijn :
  1° de oprichting en de renovatie van gebouwen, met inbegrip van hun verwerving, waaraan de gemeenten of de openbare centra voor maatschappelijk welzijn een administratieve bestemming geven of zullen geven;
  2° de oprichting en de renovatie van gebouwen, met inbegrip van hun verwerving, bestemd voor het uitoefenen van erkende erediensten en de lekenmoraal;
  3° [1 de oprichting en de renovatie van gebouwen, inclusief hun verwerving, bestemd voor het beheer en het onderhoud van begraafplaatsen, columbariums en crematoriums of bestemd voor begrafenisplechtigheden;]1
  (4° De werken uitgevoerd in gebouwen toebehoren aan de gemeenten of de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die bijdragen tot een rationeel energiegebruik.) <ORD 2002-06-27/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 23-07-2002>
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.18. De uit hoofde van deze ordonnantie subsidieerbare investeringen inzake sanering zijn de creatie, de vernieuwing en de herstelling van het rioleringsnetwerk.

Art.19.De studies die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de in de artikelen 16. 17 en 18 opgesomde investeringen zijn subsidieerbaar [1 op voorwaarde dat de investeringen waaraan ze zijn gerelateerd werkelijk zijn gebeurd]1.
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>

Art.20.[1 De werken en de studies die subsidieerbaar zijn krachtens [3 de ordonnantie van 6 oktober 2016 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering " :
   1° in de artikelen 341 en 353 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordering]3 of krachtens hoofdstuk V van de Titel V van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordenering, alsook de werken en studies die betrekking hebben op de goederen van het onroerend erfgoed die het voorwerp zijn van een beschermingsprocedure, zijn niet subsidieerbaar krachtens deze ordonnantie.]1
  [2 Komen niet in aanmerking voor subsidies, de werken die niet in overeenstemming zijn met het gewestelijk mobiliteitsplan en het gemeentelijk mobiliteitsplan, zoals opgemaakt volgens de ordonnantie tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijzing van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit.]2
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2013-07-26/05, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
  (3)<ORD 2016-10-06/04, art. 74,3°, 010; Inwerkingtreding : 16-12-2016 (BESL 2016-11-24/06, art. 52)>

HOOFDSTUK VIII. - De toekenning van de subsidies.
Art.21.[1 § 1. De Regering stelt de samenstelling vast van de aanvraagdossiers die ingediend moeten worden in overeenstemming met artikelen 22, 23 en 24, alsook de aard van de vereiste verantwoordingsstukken en de procedure voor de toekenning en uitbetaling van de subsidie.
   § 2. De projecten gesubsidieerd door de Regering moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
   1° de begunstigde verbindt zich ertoe het gesubsidieerde goed te onderhouden en te beheren. Daartoe stelt de begunstigde een specifiek onderhoudsprogramma op voor het project, dat slaat op de vijf jaar die volgen op de definitieve oplevering van de werken en dat de financiële ramingen aangeeft voor elk begrotingsjaar;
   2° de begunstigde verbindt zich ertoe het goed waarvoor een subsidie toegekend wordt niet te vervreemden of de bestemming ervan te wijzigen binnen de twintig jaar na de toekenning van de subsidie. De Regering kan een subsidieaanvraag aanvaarden die deze verbintenis niet naleeft voor zover er uitzonderlijke omstandigheden zijn die de investering verantwoorden;
   3° de begunstigde heeft de voorbije twintig jaar geen subsidies gekregen met hetzelfde doel. De Regering kan een subsidieaanvraag aanvaarden die niet aan deze voorwaarde voldoet voor zover onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden de investering verantwoorden;
   4° indien de investering betrekking heeft op een gebouw bedoeld in artikel 17, dan dient de aanvrager eigenaar of erfpachter te zijn van het goed waarop de investering van toepassing is. Hij kan hiervan evenwel pas eigenaar zijn vanaf de terbeschikkingstelling van het werk als de werken zijn uitgevoerd op grond van een promotieopdracht die voorziet in de verwerving van bouwwerken vanaf hun terbeschikkingstelling mits jaarlijkse aflossingen worden betaald, of na afloop van de opdracht als de werken zijn uitgevoerd op grond van een promotieopdracht die voorziet in de verhuur van bouwwerken na het verstrijken van een eigendomsoverdracht;
   5° wat de werken betreft die bedoeld worden in artikelen 16, 17 en 18, gesubsidieerd in het kader van de driejarige investeringsdotatie, bedraagt de geraamde kostprijs van elk project minimum 75.000 EUR inclusief btw. De Regering kan dit bedrag aanpassen;
   6° als de investering een aan te kopen goed betreft, moet de bestemming ervan overeenstemmen met de bestemming waarin de plannen bedoeld in artikel 13 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening voorzien;
   7° ze worden ofwel door de gemeenteraad goedgekeurd als de aanvraag afkomstig is van de begunstigden bedoeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°, ofwel door het orgaan bevoegd om de andere aanvragers te vertegenwoordigen.
   § 3. De Regering kan voor de projecten bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden bepalen, die verband houden met :
   1° de kwaliteit van de werken;
   2° de invoering, in het kader van de uitbestedingsprocedure voor de werken, van clausules die de inschrijvers verplichten stagiairs ten laste te nemen of werklozen tewerk te stellen bij de uitvoering van de opdracht;
   3° de minimale lichtefficiëntie en verlichtingsgraad van de investeringen bedoeld in artikel 16, 2°, a);
   4° de energieprestatie van de investeringen bedoeld in artikel 17.
   § 4. De Regering kan bijkomende ontvankelijkheids- voorwaarden bepalen die verband houden met de kwaliteit en de prijs van de studies bedoeld in artikel 19.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.22.[1 Een aanvraag om principiële instemming voor de toekenning van subsidies voor de investeringen bedoeld in artikelen 16, 17 en 18 voor de begunstigden bedoeld in artikel 4, 2°, 5°, 6° en 7°, is ontvankelijk voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan :
   1° de investeringen stemmen overeen met de bepalingen van deze ordonnantie, alsook met de bepalingen inroepbaar tegen de aanvrager;
   2° de vereiste gewestelijke vergunningen voorafgaand aan de uitvoering van de werken werden uitgereikt;
   3° als de investering een aan te kopen goed betreft, moet het project voor de werken dat bij de aanvraag om principiële instemming voor de toekenning van subsidies hoort aan de Regering bezorgd worden binnen de honderdtachtig dagen na de datum van aankoop;
   4° de aanvraag betreffende de werken bedoeld in artikel 16, 1° bevat een advies van Brussel Mobiliteit met de analyse van de overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan. De Regering bepaalt de opmaakmodaliteiten van de nota en van het advies van Brussel Mobiliteit.
   De Regering kan een aanvraag om principiële instemming voor de toekenning van subsidies aanvaarden dat de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, niet naleeft, bij een noodgeval dat naar behoren gemotiveerd wordt door de aanvrager.
   De Regering kan een aanvraag om principiële instemming voor de toekenning van subsidies aanvaarden voor werken aan een verworven goed, die de termijn bedoeld in het eerste lid, 3° niet naleeft, voor zover bijzondere omstandigheden de vertraging verantwoorden.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.23.[1 Een subsidieaanvraag voor investeringen is ontvankelijk voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
   1° de investeringen stemmen overeen met de bepalingen van deze ordonnantie, alsook met de bepalingen inroepbaar tegen de aanvrager;
   2° de vereiste gewestelijke vergunningen voorafgaand aan de uitvoering van de werken zijn uitgereikt. Als er geen vergunning vereist is, bezorgt de aanvrager alle vereiste verantwoordingen;
   3° de aanvraag stemt overeen met het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een principiële instemming voor de toekenning van subsidies, voor de aanvragers bedoeld in artikel 4, 2°, 5°, 6° en 7° ;
   4° De aanvraag stemt overeen met het gemeentelijke driejarige investeringsprogramma en is uiterlijk op de laatste werkdag voor het einde van de driejarige periode ingediend, voor de aanvragers bedoeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.24.[1 § 1. Binnen een termijn van vijftig dagen na ontvangst van de aanvraag om principiële instemming van toekenning van subsidies voor de investeringen bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18 betekent de Regering aan de aanvrager ofwel de weigering van subsidies ofwel de principiële instemming samen met de toestemming om de op- dracht in mededinging te stellen. Deze termijn kan door de Regering één maal verlengd worden voor een duur die vijftig dagen niet overschrijdt. Het uitblijven van een beslissing van de Regering binnen deze termijnen geldt als principiële instemming ten belope van het gevraagde subsidiebedrag.
   Vanaf de datum van ontvangst van de principiële instemming beschikt de aanvrager over een termijn van honderdtachtig dagen om de subsidieaanvraag bedoeld in artikel 23 over te maken aan de Regering. Na verstrijken van deze termijn vervalt de principiële instemming. Deze termijn kan door de Regering eenmaal worden verlengd ingevolge een met redenen omklede aanvraag.
   § 2. Binnen een termijn van vijftig dagen na ontvangst van de subsidieaanvraag bedoeld in artikel 23, geeft de Regering kennis van de weigering of de toekenning van de subsidie met bijkomende vergunning voor de uitvoering van de werken. Het ontbreken van een beslissing zijdens de Regering binnen die termijn, geldt als toekenning van de subsidie. De Regering beschikt niettemin over een bij- komende termijn van vijftig dagen om kennis te geven van het bedrag van de subsidie en toelating voor de aanvrager om de bestelling van de werken te betekenen aan de aannemer. Na het verstrijken van die termijn is het bedrag van de subsidie het overeenkomstig het in § 1 vastgestelde bedrag.
   Vanaf de datum van de ontvangst van de beslissing van de toekenning van de subsidies beschikt de aanvrager over een termijn van honderdtachtig dagen om aan de Regering een afschrift over te maken van de bestelling van de werken aan de aannemer. Na het verstrijken van deze termijn, vervalt het recht op subsidie. Deze termijn kan door de Regering éénmaal worden verlengd ingevolge een met redenen omklede aanvraag.
   § 3. Het opleggen aan de aanvrager van het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor het uitvoeren van de werken, schort de termijn bedoeld in § 2, tweede lid, op totdat de overheidsdienst die de vergunning dient af te leveren, een beslissing heeft genomen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.25.[1 De Regering kan de volledige of gedeeltelijke terugbetaling eisen van de toegekende subsidies als de begunstigde van de subsidies zijn/haar verbintenissen of de voorwaarden van de ordonnantie niet naleeft.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/29, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art. 25bis.
  <Opgeheven bij ORD 2016-07-20/29, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.26.
  <Opgeheven bij ORD 2016-07-20/29, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.27.§ 1. Binnen de honderdtachtig dagen na ontvangst van het afschrift van de betekening van de opdracht aan de aannemer wordt [3 tachtig]3 procent van het subsidiebedrag uitbetaald aan de begunstigde.
  Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald binnen honderdtachtig dagen na ontvangst van de volledige eindafrekening.
  De begunstigde beschikt over een termijn van honderdtachtig dagen vanaf de voorlopige oplevering [1 ...]1 van de werken om de volledige afrekening samen met de voor de uitbetaling van de subsidie vereiste verantwoordingsstukken over te maken. Na het verstrijken van deze termijn vervalt het recht op subsidie [1 De begunstigde is ertoe gehouden de administratie de datum en de plaats van de voorlopige oplevering mee te delen, 15 dagen vóór deze oplevering.]1.
  Indien de begunstigde en zijn aannemer het niet eens kunnen worden over het bedrag van de eindafrekening, mag er door de begunstigde een voorlopige eindafrekening ingediend worden.
  [1 De uitbetaling van het saldo van de subsidie op basis van de voorlopige afrekening sluit het dossier af.]1
  § 2. [3 ...]3
  [2 § 3. B De uitbetaling van de subsidie voor de verwezenlijking van een studie vindt gelijktijdig en in dezelfde percentages plaats als de uitbetaling van de subsidie voor de werken waaraan de studie is gerelateerd.]2
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (2)<ORD 2009-04-30/02, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009>
  (3)<ORD 2016-07-20/29, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK IX. - Berekening van de subsidie.
Art.28.De werken en studies worden ten belope van [1 vijftig percent]1 van de kostprijs van de subsidieerbare werken gesubsidieerd.
  Dit percentage wordt echter verhoogd tot [1 zeventig percent]1 voor de werken en studies die voorkomen in de lijst van de prioriteiten van het Gewestelijk ontwikkelingsplan dat de Regering vastlegde [1 alsook voor de investeringen zoals bedoeld in artikel 18]1.
  Het percentage wordt van [1 zeventig percent]1 naar negentig percent verhoogd voor :
  1° de gemeenten die dit uitdrukkelijk aanvragen en die voor het jaar dat aan elke driejarige periode voorafgaat een algemene dotatie per inwoner ontvangen hebben die het gewestelijk gemiddelde overschrijdt;
  2° de Stad Brussel, voor zover de werken verwezenlijkt worden in de Vijfhoek, namelijk het grondgebied dat omgrensd wordt door de lanen die de kleine ring vormen.
  [1 3° de investeringen bedoeld in artikel 17 als de energieprestatie de passieve standaard bereikt bij investeringen voor de bouw van gebouwen en de standaard lage energie bij investeringen voor de renovatie van gebouwen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009; zie ook art. 22>

Art.29. De Regering stelt het percentage vast voor de subsidiëring van de projecten die onder de driejarige ontwikkelingsdotatie vallen.

Art.30.[1 § 1. Het bedrag dat in aanmerking komt voor de berekening van de subsidie, is dat van de kostprijs der werken en studies, btw inbegrepen, verminderd met :
   1° het bedrag van de niet subsidieerbare werken, studies en kosten die in de investering zijn begrepen. De Regering stelt de lijst van deze posten vast;
   2° de bedragen die de begunstigden uit hoofde van andere wetgevingen, reglementeringen, overeenkomsten of eenzijdige akten, ontvangen hebben of zullen ontvangen voor de verwezenlijking van dezelfde investering.
   De Regering kan bovendien voor elke categorie van werken of studies een maximumbedrag vaststellen voor de berekening van de subsidie.
   Indien er een bijdrage verschuldigd is aan een collectief opzoekingscentrum wordt ze opgenomen in het bedrag dat voor de berekening van de subsidie in aanmerking wordt genomen.
   § 2. Indien de investering betrekking heeft op een verwerving, wordt het bedrag van de subsidie als volgt berekend :
   1° in geval van verwerving in der minne, wordt de subsidie berekend op basis van de aankoopprijs, die de raming verricht door de ontvanger van de registratie niet mag overschrijden;
   2° in geval van onteigening wordt het bedrag van de subsidie berekend op grond van de door de hoven en recht- banken vastgestelde vergoedingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2016-07-20/29, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

Art.31.De subsidie wordt forfaitair berekend op basis van het bedrag van de aangenomen offerte. [1 Afrekeningen die betrekking hebben op bijkomende hoeveelheden subsidieerbare posten die vervat zijn in de aangenomen offerte, worden in aanmerking genomen binnen de grenzen van de toegekende subsidie, terwijl prijsherzieningen en aanhangsels niet in overweging worden genomen]1.
  De Regering kan bijzondere modaliteiten vaststellen voor de berekening van de subsidie indien de investering betrekking heeft op werken die niet konden voorzien worden.
  ----------
  (1)<ORD 2009-04-30/02, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 15-05-2009; zie ook art. 22>

HOOFDSTUK X. - Opheffings- en overgangsbepalingen.
Art.32. Het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de Staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken, en verenigingen van polders of van wateringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 januari 1951, 26 september 1951, 1 juli 1952, 12 december 1955, 26 april 1956, 1 februari 1960, 2 juni 1961, 13 december 1966, 26 maart 1969, 12 september 1969, 17 juli 1970, 23 november 1971, 22 februari 1974, 20 december 1976, 4 april 1980, 28 juli 1980, 23 juli 1981, bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 6 december 1990 en 29 april 1993 en bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 1997 wordt opgeheven voor wat betreft de materies geregeld door deze ordonnantie;
  Worden eveneens opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 15 september 1978 betreffende de toekenning van toelagen aan de gemeenten voor het herstellen in het Brusselse Gewest van de wegen voor voetgangersverkeer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 1981;
  2° het koninklijk besluit van 26 april 1982 betreffende de toekenning van toelagen aan de gemeenten voor de aanleg, de geschiktmaking, de verbetering of de herstelling van het fietswegennet in het Brusselse Gewest;
  3° het koninklijk besluit van 9 oktober 1985 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden en het percentage van de toelagen voor laanbeplantingen en voor beplantingen, voorzieningen, inrichting en herinrichting van gronden met het oog op het behoud of de aanleg van groene ruimten;
  4° het koninklijk besluit van 22 juli 1987 tot bepaling van de voorwaarden tot toekenning en het percentage van de subsidies voor het verwerven van onroerende goederen met het oog op het behoud of de inrichting van openbare groenruimten;
  5° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 16 juli 1992 tot regeling van de betoelaging van de aanleg van wandelwegen op het grondgebied van de Stad Brussel in het raam van het programma "De Stadswandelingen", gewijzigd bij het besluit van 26 november 1996 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
  De verplichtingen die voor het Gewest voortvloeien uit de besluiten bedoeld in het eerste en tweede lid en die uitsluitend betrekking hebben op de uitbetaling van de subsidies zullen vervallen, zonder aanleiding te geven tot de betaling van enige schadevergoeding ten laste van het Gewest, na afloop van een termijn van vijf jaar volgend op de inwerkingtreding van deze ordonnantie.

Art.33. § 1. De aanvragen om principiële instemming voor de toekenning van subsidie voor investeringen ingeschreven in een driejarig investeringsprogramma waarvoor een ontwerp voor het in mededinging stellen van de werken werd ingediend bij het Gewest voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie en waarvoor tot nog toe geen principiële subsidietoezegging werd toegekend, worden behandeld volgens de procedure vermeld in artikel 24, eerste lid. De termijn vermeld in artikel 24, eerste lid gaat echter in op de datum van de ontvangst van het driejarige investeringsprogramma uitgewerkt door de aanvragen.
  De aanvragen om toekenning van subsidie voor investeringen ingeschreven in een driejarig investeringsprogramma waarvoor een principiële subsidietoezegging werd toegekend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie, en waarvoor een analyse van de offertes en een voorstel van toewijzing van de aannemer niet op die datum aan het Gewest werden overgemaakt, worden behandeld volgens de procedure bedoeld in artikel 24, tweede lid. De termijn bedoeld in artikel 24, tweede lid, gaat in vanaf de datum van de ontvangst van het driejarig investeringsprogramma uitgewerkt door de aanvrager.
  De aanvragen om toekenning van subsidie voor investeringen ingeschreven in een driejarig investeringsprogramma waarvoor er een principiële subsidietoezegging werd toegekend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie en waarvoor een analyse van de offertes en een voorstel van toewijzing van de aannemer op die datum aan het Gewest werden overgemaakt, worden behandeld volgens de procedure bedoeld in artikel 24, derde lid. De termijn bedoeld in artikel 24, derde lid, gaat echter in vanaf de datum van de ontvangst van het driejarig investeringsprogramma uitgewerkt door de aanvrager.
  § 2. Om ontvankelijk te zijn, moet een aanvraag om toekenning van subsidie voor investeringen bedoeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 22, § 1.
  De voorwaarden vermeld in artikel 22, § 1, zijn niet toepasbaar op de investeringen bedoeld in § 1, derde lid.
  § 3. De berekening van de subsidie toegekend voor de investeringen bedoeld in § 1 gebeurt volgens de bepalingen van deze ordonnantie.

Art.34.In afwijking van artikel 10, § 2, sturen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en [1 de door de regering erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen]1 hun driejarig investeringsprogramma naar de gemeente onder wier bevoegdheid zij vallen binnen een termijn van drie maanden en dit vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
  In afwijking van artikel 10, § 3, sturen de intercommunales, de administratieve organen van de erkende erediensten niet bedoeld in artikel 6, eerste lid, de rechtspersonen die onroerende goederen beheren noodzakelijk voor de uitoefening van de lekenmoraal en de publiekrechtelijke rechtspersonen aangewezen door de Regering, hun driejarig investeringsprogramma naar de Regering binnen een termijn van drie maanden en dit vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
  In afwijking van artikel 12 deelt de Regering het voorlopig bedrag van de driejarige investeringsdotatie mee voor de eerste periode van drie jaar, de dag waarop deze ordonnantie in werking treedt.
  ----------
  (1)<ORD 2021-12-10/05, art. 69, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 35.[1 § 1. De begunstigden van projecten die een subsidie hebben gekregen vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie en waarvan de voorlopige oplevering van de werken niet heeft plaatsgevonden, kunnen een bijkomend voorschot van maximaal zestig procent krijgen om het uitbetaalde bedrag vóór de indiening van de eindafrekening op te trekken tot tachtig procent.
   § 2. De driejarige investeringsprogramma's voor de driejarige periode 2016-2018 die ingediend zijn vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie moeten goedgekeurd worden door de Regering binnen de vijftig dagen vanaf de inwerkingtreding van deze ordonnantie. De goedkeuring van de Regering kan gedeeltelijk zijn en enkel bepaalde projecten van het programma betreffen. Na het verstrijken van deze termijn wordt het gemeentelijke driejarige investeringsprogramma beschouwd als goedgekeurd door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2016-07-20/29, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 24-09-2016>