12 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 234 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen.
Art. 1-9
Artikel 1. De Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen draagt op 1 januari 1999 aan de Rijksdienst voor Pensioenen haar rechten en verplichtingen over inzake de toepassing van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden op basis van de jaarrekening per 31 december 1998, voor echt verklaard door de erkend commissaris of revisor, met betrekking tot het gemeenschappelijk beheer bedoeld in artikel 18, § 1, van dezelfde wet en artikel 20 van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946.
Art.2. Daartoe draagt de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen op 1 januari 1999 aan de Rijksdienst voor Pensioenen de activa en de passiva over inzake het gemeenschappelijk beheer bedoeld in artikel 18, § 1, van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden en artikel 20 van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946.
Art.3. Deze gemeenschappelijke beheersrekeningen bij afsluiting, voor echt verklaard door de erkend commissaris of revisor, worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen.
Art.4. De overdrachten bedoeld in artikelen 1 en 2 bevrijden de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen van al haar verbintenissen voortvloeiend uit de toepassing van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden.
Art.5. Artikel 18, §§ 1 en 2, eerste lid van de wet van 12 februari 1963 bedoeld in artikel 3 van dit koninklijk besluit worden respectievelijk vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 1. Het beheer van de gezamenlijke verrichtingen betreffende de voordelen beoogd enerzijds bij Titel II van de bij het Besluit van de Regent van 12 september 1946 samengeordende wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, en anderzijds bij de hoofdstukken III en IV van deze wet, wordt met ingang van 1 januari 1999 verzekerd door de Rijksdienst voor Pensioenen.
§ 2. De Rijksdienst voor Pensioenen betaalt met ingang van 1 januari 1999 de in de hoofdstukken III en IV van deze wet bepaalde uitkeringen uit.".
Art.6. In artikel 16, §§ 1, 2 en artikel 18 van het koninklijk besluit van 6 mei 1963 tot vaststelling van het algemeen reglement van de rust- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden worden de woorden "De Algemene Spaar- en Lijfrentekas" vervangen door de woorden "Rijksdienst voor Pensioenen".
Art.7. Artikel 234 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen treedt in werking op 1 januari 1999.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 9. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Pensioenen en Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 oktober 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA