13 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1bis, vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-02-1998 en tekstbijwerking tot 30-08-2000)
Art. 1-6
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
- het koninklijk besluit van 9 juni 1997 : het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
- het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 : het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen.
Art.2. De werknemer, die wordt tewerkgesteld binnen het kader van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld wordt in artikel 5, § 1, 3° van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 of in artikel 8, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die de dag na de kennisgeving ingaat, een einde maken aan de arbeidsovereenkomst, wanneer hij wordt aangenomen bij wijze van een andere arbeidsovereenkomst of wordt benoemd in een administratie.
Art.3. De werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 is gehouden hem een vergoeding uit te keren, verschuldigd krachtens de in de onderneming van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.
(Lid 2 opgeheven) <KB 2000-08-12/60, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
Art.4. De werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 geniet voor deze een vrijstelling van de werkgeversbijdragen, zoals vastgesteld bij artikel 38, §§ 3 en 3bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
(In afwijking van het eerste lid, blijft de werkgever gehouden tot de betaling van het gedeelte van 9,98 % van de bijdrage bedoeld bij artikel 38, § 3, 8°.) <KB 1999-04-07/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling.
Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 februari 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale zaken,
Mevr. M. DE GALAN