19 DECEMBER 1996. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het ontwerp van Gewestelijk Ontwikkelingsplan dat het Gewestelijk Ontwikkelingsplan wijzigt welk werd vastgesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op 3 maart 1995.
Art. 1-3
Artikel 1. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt het ontwerp van Gewestelijk Ontwikkelingsplan tot wijzing van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan van 3 maart 1995 als volgt vast :
Er wordt in de algemene bepaling A.0.6 van de bundel van de geschreven stedenbouwkundige voorschriften van de verordenende kaart van de bodembestemming van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, een § 2 toegevoegd na het eerste en het tweede lid, die nu § 1 worden, welke luidt als volgt:
" § 2. De bestaande gebouwen in de Perimeter voor stedelijke industrie die voornamelijk bestemd zijn voor kantoren, kunnen verbouwd of uitgebreid worden, op voorwaarde dat deze werken de bestaande oppervlakte bestemd voor kantoren niet meer dan 100 % vergroot, dat deze kantoren ten goede komen aan de noden van de aldaar gevestigde onderneming, dat de handelingen en werken eerst onderworpen werden aan de speciale regelen van openbaarmaking en dat zij om socio-economische redenen met voldoende redenen omkleed zijn.
Deze optie zal maar één keer om de twintig jaar kunnen genomen worden. "
Art.2. In artikel 21 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de voorstelling en de uitvoering van de ontwerpplannen en de gewestplannen wordt een § 2 toegevoegd na het eerste lid, dat § 1 wordt, die als volgt luidt :
" § 2. De bestaande gebouwen, op het Gewestelijk Ontwikkelingsplan gelegen in een Perimeter voor stedelijke industrie, die voornamelijk bestemd zijn voor kantoren kunnen verbouwd of uitgebreid worden op voorwaarde dat deze werken de bestaande oppervlakte bestemd voor kantoren niet met meer dan 100 % vergroot, dat deze kantoren ten goede komen aan de aldaar gevestigde onderneming, dat de handelingen en werken eerst onderworpen werden aan de speciale regelen van openbaarmaking en dat zij om socio-economische redenen met voldoende redenen omkleed zijn.
Deze optie zal maar één keer om de twintig jaar kunnen genomen worden. "
Art. 3. De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 december 1996.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister van Plaatselijke Besturen, Tewerkstelling, Huisvesting en Monumenten en Landschappen,
Ch. PICQUE
De Minister van Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen,
J. CHABERT
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer,
H. HASQUIN
De Minister van Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,
R. GRIJP
De Minister van Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid,
D. GOSUIN