Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 APRIL 1997. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1997 en tekstbijwerking tot 14-04-2003)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2003022386  2013022639 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan :
  1° onder "koninklijk besluit nr. 72" : het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
  2° onder "koninklijk besluit van 30 januari 1997 " het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie;

Art.2. De perioden bedoeld bij artikel 3, § 3, derde lid van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 worden in aanmerking genomen op voorwaarde dat tijdens deze perioden de belanghebbende, zijn echtgenoot in het gezin of de persoon met wie hij een huishouden vormde bijslagtrekkende is geweest van de kinderbijslag en in zoverre de belanghebbende voor het einde van het vijfde kalenderjaar dat volgt op dit van het begin van de onderbreking een beroepsactiviteit heeft hernomen waarvoor pensioenrechten krachtens een Belgische wettelijke regeling kunnen worden geopend en in zoverre deze activiteit gedurende ten minste één jaar werd uitgeoefend.

Art.3. § 1. Wanneer voor een kalenderjaar pensioenrechten kunnen geopend worden krachtens het koninklijk besluit nr. 72 en een andere Belgische pensioenregeling, wordt het beschouwde jaar slechts één maal in aanmerking genomen voor de toepassing van de artikelen 3, § 3, eerste lid, en 17 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997.
  (Wanneer voor een kalenderjaar pensioenrechten kunnen geopend worden krachtens één of meerdere Belgische of buitenlandse wettelijke pensioen- regelingen, wordt het beschouwde jaar slechts eenmaal in aanmerking genomen voor de toepassing van de artikelen 3, § 3ter, en 16, lid 5 en 6 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997.) <KB 2003-04-01/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. (Wanneer de aanvrager in de loop van een kalenderjaar achtereenvolgens, afwisselend of geheel of gedeeltelijk gelijktijdig bezigheden heeft uitgeoefend die onder de in § 1 bedoelde pensioenregelingen vallen, worden voor de toepassing van artikel 3, § 3, eerste lid, van artikel 3, § 3ter, van artikel 16, lid 5 en 6, en van artikel 17 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 enkel de niet samenvallende periodes van bezigheid samengeteld.) <KB 2003-04-01/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  Dit jaar wordt in aanmerking genomen indien het, in toepassing van het vorig lid, tenminste 185 dagen of 104 dagen omvat naargelang het gelegen is vóór 1957 of na 1956.
  In afwijking van het vorig lid worden de jaren 1955 en 1956 eveneens in aanmerking genomen indien de totale duur van de bezigheid behorende tot een of meer andere pensioenregelingen dan die der zelfstandigen ten minste 104 dagen bereikt.

Art.4. Voor de toepassing van artikel 3, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 :
  1° wordt, voor wat de pensioenregeling voor werknemers betreft, onder ten minste één derde van een voltijdse arbeidsregeling verstaan, de arbeidsregeling zoals bepaald in artikel 3, §§ 1 tot 4 van het koninklijk besluit van 21 maart 1997 tot uitvoering van het artikel 4, § 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
  2° wordt, voor wat de andere Belgische pensioenregelingen dan die der werknemers en die der zelfstandigen betreft, geacht overeen te stemmen met één derde van een voltijdse arbeidsregeling, een tewerkstelling waarvan de prestaties vergoed werden met ten minste één derde van de aan het ambt of graad verbonden wedde.

Art.5. Er wordt jaarlijks in de loop van de maand juli, zonder dat een beslissing betekend wordt en op basis van de door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen meegedeelde gegevens, door de Rijksdienst voor Pensioenen een pensioenbijslag uitgekeerd aan de gerechtigden die tenminste één kind opgevoed hebben waarvoor zij kinderbijslag ontvangen hebben, en die voor de maand juli en sinds 1 januari van het betrokken jaar daadwerkelijk een rustpensioen als zelfstandige genieten dat voor de eerste maal is ingegaan ten vroegste op 1 juli 1997 en uiterlijk op 1 december 2008 en waarvan het bedrag beantwoordt aan de voorwaarde gesteld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997.
  De pensioenbijslag bedraagt 5.000 Fr. per jaar. Dit bedrag is gebonden aan de spilindex die het pensioenbedrag bepaalt voor de maand juli 1998. Het wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals de pensioenen met betrekking tot de maand juli van het betrokken jaar.
  Het bewijs van het genot van de kinderbijslag voorzien in het eerste lid wordt geleverd door alle middelen van recht, het getuigenbewijs uitgezonderd.
  Indien in een gezin beide echtgenoten een rustpensioen genieten, kan de pensioenbijslag slechts aan één van beiden uitgekeerd worden.

Art.6. De teller van de breuk bedoeld in artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 wordt verhoogd wanneer deze groter is dan 14,75 en kleiner is dan 30 en de gerechtigde recht heeft op een rustpensioen uitsluitend krachtens de regeling der zelfstandigen.
  De teller wordt verhoogd met :
  1° 0,75 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaat op 1 juli 1997 en uiterlijk op 1 december 1999;
  2° 1,25 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaat op 1 januari 2000 en uiterlijk op 1 december 2002;
  3° 2 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaat op 1 januari 2003 en uiterlijk op 1 december 2005;
  4° 2,75 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaat op 1 januari 2006 en uiterlijk op 1 december 2008;
  5° 3,25 wanneer het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaat op 1 januari 2009 en uiterlijk op 1 december 2009.
  Voor de berekening van het pensioen, wordt de verhoging geacht overeen te stemmen met kwartalen gelegen voor 1984.

Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997.

Art. 8. Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 25 april 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
  M. COLLA