15 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3/1 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Toekennings- en betalingsvoorwaarden en bedrag van de bonus
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - Aard van de bonus
Art. 5-7
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 8-10
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " wet van 23 december 2005 " : de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
2° " wet van 29 maart 2012 " : de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen;
3° " wet van 21 december 2012 " : de wet van 21 december 2012 houdende wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie en houdende vaststelling van een overgangsregeling met betrekking tot de hervorming van het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen;
4° " koninklijk besluit van 30 januari 1997 " : het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie;
5° " koninklijk besluit van 25 april 1997 " : het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie;
6° " koninklijk besluit van 25 februari 2007 " : het koninklijk besluit van 25 februari 2007 tot uitvoering van titel II, hoofdstuk I, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
7° " koninklijk besluit nr. 38 " : het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
8° " algemeen reglement " : het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
9° " bonus " : het in artikel 3/1 van de wet van 23 december 2005 bedoelde voordeel dat toegekend wordt voor elk kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige tijdens de referteperiode;
10° " kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige " : elk kalenderkwartaal waarvoor de bijdrage verschuldigd krachtens het koninklijk besluit nr. 38 in hoofdsom en toebehoren betaald werd op de ingangsdatum van het rustpensioen, en waarvoor het bedrag van de voormelde bijdrage minstens gelijk is aan het bedrag van de bijdrage verschuldigd in toepassing van artikel 12, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 38, of geacht wordt dat te zijn.
Voor de twee kwartalen die voorafgaan aan dit waarin het rustpensioen ingaat, worden, behoudens tegenbewijs, de bijdragen vermoed betaald te zijn op de ingangsdatum van het pensioen op voorwaarde dat alle door het sociaal verzekeringsfonds gevorderde bijdragen voor de periode voorafgaand aan deze twee kwartalen, betaald werden.
Indien op de ingangsdatum van het rustpensioen bijdragen verschuldigd blijven, kan de regularisatie van deze toestand slechts een weerslag hebben op het bedrag van de bonus ten vroegste de eerste van de maand volgend op die tijdens welke de totaliteit van de verschuldigde bedragen werd betaald.
11° "vervroegd rustpensioen " : de mogelijkheid voor de zelfstandige om vervroegd zijn rustpensioen op te nemen overeenkomstig de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden zoals voorzien in de artikelen 3, §§ 2bis en 3 en 16bis, §§ 1, 2 en 2bis van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, in artikel 84 van de wet van 29 maart 2012 en in de artikelen 4 en 5 van de wet van 21 december 2012;
12° " referteperiode " : het tijdvak dat :
a) aanvangt ten vroegste op de eerste dag van het vierde kwartaal volgend op het kwartaal waarin de zelfstandige een vervroegd rustpensioen had kunnen opnemen en ten laatste op de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin hij de leeftijd bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 bereikt en
b) eindigt op de laatste dag van het kwartaal voorafgaand aan datgene waarin het rustpensioen van de zelfstandige daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de pensioenen van de zelfstandigen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaan op 1 januari 2014.
Onder voorbehoud van artikel 8 blijven de bepalingen van artikel 3 van de wet van 23 december 2005 en van het koninklijk besluit van 25 februari 2007 van toepassing voor de tijdvakken die vóór 1 januari 2014 gepresteerd werden in de hoedanigheid van zelfstandige.
HOOFDSTUK III. - Toekennings- en betalingsvoorwaarden en bedrag van de bonus
Art.3. § 1. De bonus wordt toegekend voor elk kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige gelegen in de in artikel 1, 12° bedoelde referteperiode en ten vroegste vanaf 1 januari 2014.
In afwijking van het eerste lid, is de in artikel 3/1, § 1, 2° van de wet van 23 december 2005 bedoelde bonus, wanneer de referteperiode aanvangt op de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de zelfstandige de leeftijd bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 bereikt, enkel verschuldigd als de zelfstandige een loopbaan van ten minste 40 kalenderjaren bewijst in de zin van artikel 3, § 3, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997.
De bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 april 1997 zijn van toepassing in geval van gemengde loopbaan.
§ 2. De bonus bedraagt :
1° 117 euro per kwartaal gedurende de eerste 4 kwartalen van de referteperiode;
2° 132,60 euro per kwartaal van het 5e tot het 8e kwartaal van de referteperiode;
3° 148,20 euro per kwartaal van het 9e tot het 12e kwartaal van de referteperiode;
4° 163,80 euro per kwartaal van het 13e tot het 16e kwartaal van de referteperiode;
5° 179,40 euro per kwartaal van het 17e tot 20e kwartaal gedurende de referteperiode;
6° 195 euro per kwartaal vanaf het 21e kwartaal van de referteperiode.
Wanneer de in artikel 1, 12° bedoelde referteperiode vóór 1 januari 2014 aanvangt, worden de kwartalen die in de referteperiode vóór 1 januari 2014 gelegen zijn meegeteld om het in het vorige lid bedoelde bonusbedrag per kwartaal te bepalen.
§ 3. De bedragen bedoeld in paragraaf 2 zijn gekoppeld aan spilindex 136,09 en variëren volgens de schommelingen van dat indexcijfer overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Art.4. De bonus kan pas worden toegekend vanaf de datum waarop het rustpensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat en is slechts betaalbaar wanneer het rustpensioen uitgekeerd wordt.
HOOFDSTUK IV. - Aard van de bonus
Art.5. De bonus is een persoonlijk recht van de gerechtigde op een rustpensioen.
Art.6. De bonus wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de artikelen 108 en 109 van het algemeen reglement.
Art.7. De bonus is onderworpen aan dezelfde sociale en fiscale inhoudingen als het pensioen.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.8. De bepalingen van artikel 5 van het koninklijk besluit van 25 februari 2007 zijn enkel van toepassing voor zover het rustpensioen van de overleden echtgenoot ingegaan is vóór 1 januari 2014.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 10. De Minister van Pensioenen en de Minister van Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2013.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Zelfstandigen,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Pensioenen,
A. DE CROO