18 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport ter uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-02-1997 en tekstbijwerking tot 17-04-2003)
Art. 1-4
Artikel 1. <W 1997-06-26/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-06-1997> Voor de vaststelling van de gemiddelde wedde op grond waarvan het rustpensioen berekend wordt van de personeelsleden van de Regie voor maritiem transport hierna te noemen de " RMT ", toegekend in uitvoering van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wordt voor de periode gedurende dewelke het personeelslid viel onder de aan de pensionering voorafgaande verlofregeling die voor de personeelsleden van de RMT zou worden vastgesteld, rekening gehouden met de wedde die het personeelslid zou hebben genoten indien hij in dienst was gebleven. Deze wedde wordt vastgesteld onder de voorwaarden bepaald door het geldelijk statuut dat van kracht is op de ingangsdatum van het pensioen en vermeerderd met de bedragen van de loodstoelage en het zeegeld die voor de berekening van het pensioen in aanmerking zouden zijn genomen indien het personeelslid in dienst was gebleven.
(Hetzelfde geldt voor de personeelsleden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, voor zover zij vallen onder een specifiek stelsel van verlof voorafgaand aan pensionering waarin zij toegetreden zijn.) <W 2003-04-08/33, art. 89, 003; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
Art.2. § 1. In afwijking van artikel 14, lid 2, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, mogen de personeelsleden van de RMT, binnen het kader van mobiliteitsmaatregelen, worden gebezigd in betrekkingen die eerst vacant worden binnen twee jaar volgend op de inwerkingtreding van dit besluit, alsook tijdelijk in betrekkingen waarin niet wordt voorzien in de personeelsformatie van de betrokken diensten, krachtens een beslissing van de Ministerraad die het aantal en de aard van deze betrekkingen nader bepaalt.
§ 2. De betrekkingen die vacant worden binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit en waarin personeelsleden van de RMT worden gebezigd, worden zodra ze vacant worden bij voorrang aan die personeelsleden toegewezen.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1997.
Art. 4. Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 februari 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT