Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

18 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-02-1997 en tekstbijwerking tot 30-01-2007).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Verlof voorafgaand aan de pensionering.
Art. 1-8
HOOFDSTUK II. - Mobiliteit van de personeelsleden van de RMT.
Afdeling 1. - Ambtshalve in mobiliteitstelling.
Art. 9-11
Afdeling 2.- Geldelijke toestand van de overgeplaatste personeelsleden.
Art. 12
Afdeling 3. - Geldelijke toestand van de gebezigde personeelsleden en van de personeelsleden in afwachting van aanwijzing door ambtshalve mobiliteit.
Art. 13
Afdeling 4. - Terugbetaling van de bezoldiging van de gebezigde personeelsleden.
Art. 14
HOOFDSTUK III. - Terbeschikkingstelling van sommige personeelsleden.
Afdeling 1. - Definities.
Art. 15
Afdeling 2. - Toestand van het ter beschikking gestelde personeelslid in zijn administratie van oorsprong.
Art. 16-20
Afdeling 3. - Tenlasteneming van de bezoldigingen verschuldigd aan het ter beschikking gestelde personeelslid.
Art. 21-22
Afdeling 4. - Beslissing om de terbeschikkingstelling vervroegd te beëindigen.
Art. 23
HOOFDSTUK IV. - Bevordering van de personeelsleden.
Art. 24
HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen.
Art. 25-28
BIJLAGEN.
Art. N1-N12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995000048 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Verlof voorafgaand aan de pensionering.
Artikel 1. De statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport, hierna de "RMT " genoemd, kunnen verlof voorafgaand aan de pensionering aanvragen indien zij tussen 1 januari 1997 en 31 december 2001 de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt of bereiken.

Art.2. § 1. Onverminderd artikel 8, § 2, vangt het verlof voorafgaand aan de pensionering aan : - hetzij op 1 maart 1997 voor de personeelsleden die op die dag de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt;
  - hetzij op de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke het personeelslid de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt na de inwerkingtreding van dit besluit.
  In afwijking van het eerste lid, wordt het begin van het voorafgaand verlof voor de personeelsleden met een tegoed aan inhaalrust of verlof uitgesteld met een aantal dagen gelijk aan het aantal dagen van dit tegoed.
  § 2. Het verlof voorafgaand aan de pensionering is onomkeerbaar en eindigt de laatste dag van de maand gedurende dewelke de belanghebbende de leeftijd van zestig jaar bereikt.

Art.3. § 1. Het personeelslid met voorafgaand verlof ontvangt wachtgeld gelijk aan 80 pct. van de laatste activiteitswedde.
  Onder "laatste activiteitswedde" wordt verstaan de som, berekend bij volledige prestaties, van de laatste jaarwedde vermeerderd met het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelagen en de volgende vergoedingen, toelagen en premies die gedurende het jaar 1995 werden ontvangen :
  - het zeegeld bepaald door het koninklijk besluit van 29 november 1983 houdende regeling van het zeegeld van het varend personeel van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 januari 1991 en 11 december 1992;
  - de loodstoelage of aanvullende bezoldiging bepaald door het koninklijk besluit van 18 januari 1984 houdende toekenning van een loodstoelage aan de dekofficieren belast met het bevel over de schepen en vleugelboten van de RMT en van een aanvullende bezoldiging aan sommige personeelsleden van de Regie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1991;
  - de betaling van overwerk, werk op zon- en feestdagen en meerwerk, krachtens het koninklijk besluit van 29 april 1982 houdende vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1982 en 26 juli 1984, en het koninklijk besluit van 19 februari 1993 tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van de dekofficieren aan boord van de vleugelboten van de RMT;
  - de toelage voor nachtwerk, bepaald door het koninklijk besluit van 7 februari 1978 houdende toekenning van een toelage voor nachtwerk aan sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de premie voor de bediening en het onderhoud van de motoren aan boord van boten en schepen, bepaald door het koninklijk besluit van 13 september 1976 houdende toekenning van een premie aan sommige personeelsleden van de RMT voor bediening en onderhoud van de motoren aan boord van boten en schepen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de toelage voor de bediening en het onderhoud van de elektrische apparatuur aan boord van de multipurpose schepen, bepaald door het koninklijk besluit van 3 september 1976 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de RMT van een toelage voor de bediening en voor het onderhoud van de elektrische apparatuur aan boord van de multipurpose schepen;
  - de toelage voor de bereiding van maaltijden aan boord van de lichtschepen, van de sleepboten, van de loodsboten of tenders, bepaald door het koninklijk besluit van 12 april 1975 houdende toekenning van een toelage voor de bereiding van de maaltijden van de bemanningsleden aan boord van de lichtschepen, van de sleepboten, van de loodsboten of tenders;
  - de toelage aan de ondergeschikte bemanning der loodsboten en lichtschepen, bepaald door het koninklijk besluit van 11 april 1975 houdende toekenning van een toelage aan de ondergeschikte bemanning der loodsboten en lichtschepen te Oostende, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1991;
  - de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt, bepaald in Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989;
  - de toelage voor de uitoefening van hogere functies van het varend personeel, bepaald door het koninklijk besluit van 13 september 1976 houdende toekenning van een toelage voor de uitoefening van hogere functies aan het varend personeel van de RMT, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 1984;
  - de toelage aan sommige brigadechefs voor scheepswerk, bepaald door het koninklijk besluit van 11 januari 1977 houdende toekenning van een toelage aan sommige brigadechefs voor scheepswerk van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 oktober 1990 en 25 januari 1991;
  - de toelage aan tractorbestuurders bepaald door het koninklijk besluit van 20 september 1976 houdende toekenning van een toelage aan sommige personeelsleden van de RMT die tractorbestuurder zijn, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 oktober 1990 en 25 januari 1991;
  - de toelage voor gevaarlijk, lastig of ongezond werk, bepaald door het koninklijk besluit van 3 september 1976 houdende toekenning van een toelage aan sommige personeelsleden van de RMT belast met het uitvoeren van gevaarlijk, lastig of ongezond werk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de toelage wegens kennis van vreemde talen, bepaald door het koninklijk besluit van 25 april 1975 houdende toekenning van een toelage wegens kennis van vreemde talen aan sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 mei 1975 en 25 januari 1991;
  - de toelage aan de hulpwerklieden voor scheepswerk van de RMT, belast met schrijfwerk, bepaald door het koninklijk besluit van 8 november 1975 houdende toekenning van een toelage aan de hulpwerklieden voor scheepswerk van de RMT, belast met schrijfwerk;
  - de rendementspremie bepaald door het koninklijk besluit van 19 augustus 1991 houdende toekenning van een rendementspremie aan sommige personeelsleden van de RMT;
  - de toelage voor werk verricht in verschoven uurrooster, bepaald door het koninklijk besluit van 21 februari 1997 tot vaststelling van een toelage aan het personeel van de werkhuizen van de RMT dat werk verricht in verschoven uurrooster.
  § 2. De premies en toelagen bedoeld in § 1 worden in aanmerking genomen volgens de bedragen opgenomen in bijlagen II tot XII bij dit besluit, in functie van de verschillende categorieën van personeelsleden van de RMT opgesomd in deze bijlagen.
  Voor de berekening van deze bedragen wordt geen rekening gehouden met de verloven bedoeld in de Hoofdstukken III tot VI van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de Rijksbesturen en betreffende de afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheden.
  § 3. Voor de berekening van de premies en toelagen bedoeld in § 1 worden de prestaties van de niet-varende personeelsleden beschouwd per periode van één maand wat de taken betreft uitgevoerd binnen een welbepaalde personeelscategorie. Voor de personeelsleden die tijdens éénzelfde maand prestaties hebben verricht in verschillende personeelscategorieën, wordt het geheel van de prestaties van die maand geacht te zijn uitgevoerd binnen de personeelscategorie waarin het personeelslid de meerderheid van de prestaties heeft verricht.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden in een welbepaalde personeelscategorie werd tewerkgesteld, wordt geacht van deze categorie deel te hebben uitgemaakt voor het volledige jaar.
  § 4. Voor de berekening van de premies en toelagen bedoeld in § 1 worden de prestaties van de varende personeelsleden beschouwd per periode van één maand hetzij als prestaties verricht aan boord van een specifiek schip, hetzij als wachtprestaties. Voor de personeelsleden die tijdens éénzelfde maand verschillende prestaties hebben verricht, wordt het geheel der prestaties gekwalificeerd overeenkomstig het type prestatie voor dewelke het grootste aantal uren werden gepresteerd.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden prestaties heeft verricht aan boord van een bepaald schip, wordt geacht het geheel van zijn scheepvaartprestaties aan boord van dit schip te hebben verricht.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden wachtprestaties heeft verricht, wordt geacht wachtprestaties voor het geheel van dit jaar te hebben verricht.

Art.4. Voor de personeelsleden die ten minste twintig pensioengerechtigde dienstjaren hebben, met inbegrip van de diensten verricht onder het stelsel van voorafgaand verlof verkregen krachtens dit besluit, mag het wachtgeld berekend op basis van artikel 3 niet minder bedragen dan het gewaarborgde minimum pensioenbedrag wegens leeftijd of anciënniteit van een personeelslid dat de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt, zoals bepaald krachtens de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.

Art.5. Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid dat van een dergelijk verlof geniet, heeft niet langer recht op een bevordering door verhoging in graad, noch op een bevordering door verhoging in weddeschaal.

Art.6. De haard- en de standplaatstoelagen worden niet langer toegekend tijdens het verlof voorafgaand aan de pensionering.

Art.7. Het jaarlijks vakantieverlof van een personeelslid dat geniet van een verlof voorafgaand aan zijn pensionering, wordt in evenredige mate verminderd in het jaar waarin dit laatste verlof een aanvang neemt.

Art.8. § 1. De aanvraag voor het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt uiterlijk op 12 maart 1997 ingediend bij de Personeelsdienst van de RMT, door middel van het formulier waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.
  § 2. Het voorafgaand verlof wordt toegestaan door de Minister van Vervoer of de door hem gemachtigde chef van het bestuur.
  De Minister of zijn gemachtigde oordeelt of de aanvraag verenigbaar is met de eisen van de goede werking van de dienst, in acht genomen de specifieke kennis, capaciteiten, vaardigheden, diploma's of brevetten, vorming die het personeelslid heeft genoten en in acht genomen de belangrijkheid van de taak waarmee hij is belast.
  Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onverenigbaar acht met de hogervermelde eisen, kan hij het begin van het verlof voorafgaand aan de pensionering uitstellen voor een periode van maximum zes maanden na de datum bepaald in artikel 2, § 1.
  Iedere beslissing van de Minister of zijn gemachtigde bedoeld in dit artikel wordt aan het betrokken personeelslid betekend binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.
  § 3. De aanvraag bedoeld in § 1 maakt tevens een pensioenaanvraag uit in uitvoering van artikel 51 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.

HOOFDSTUK II. - Mobiliteit van de personeelsleden van de RMT.
Afdeling 1. - Ambtshalve in mobiliteitstelling.
Art.9. § 1. De Minister van Vervoer duidt de personeelsleden van de RMT aan die .ambtshalve in mobiliteit worden gesteld. Deze aanduiding mag plaatsvinden buiten de gevallen bepaald in artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.
  De personeelsleden bedoeld in het eerste lid worden ter beschikking gesteld van de Dienst Mobiliteit van het Ministerie van Ambtenarenzaken, hierna de "Dienst Mobiliteit" genoemd.
  § 2. De overheidsdiensten onderworpen aan voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993 leggen aan de Dienst Mobiliteit, op diens verzoek, binnen een termijn van dertig dagen, de lijst voor van de vacante betrekkingen in hun personeelsformatie, alsmede de lijst van de betrekkingen die vacant zullen worden binnen twee jaar volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.

Art.10. § 1. De Dienst Mobiliteit deelt aan de personeelsleden van de RMT die te zijner beschikking worden gesteld, een lijst mede van vacante betrekkingen waaruit zij keuzen maken voor herplaatsing, beziging of overplaatsing, naargelang van het geval.
  § 2. Indien meerdere personeelsleden voor dezelfde betrekking kunnen worden aangeduid, worden zij onderworpen aan een selectieproef ter toetsing van hun professionele vaardigheden, in acht genomen de vereisten van de betrekking die hun wordt voorgesteld.
  Deze selectieproef wordt ingericht door de Dienst Mobiliteit in samenwerking met de betrokken overheidsdienst op basis van de beschrijving van de functies die de in te vullen betrekking inhoudt, alsook op basis van de bijzondere beroepsbekwaamheid die eventueel is vereist.
  De Dienst Mobiliteit onderzoekt de relevantie van de selectiecriteria vastgesteld overeenkomstig lid 2.
  De personeelsleden worden gerangschikt volgens de quotering behaald bij voornoemde selectieproef.
  § 3. Wanneer de keuzemogelijkheden voorgesteld in § 1 uitgeput zijn, mag de Dienst Mobiliteit de ter haar beschikking gestelde personeelsleden overplaatsen of bezigen.

Art.11. § 1. De vervoerkosten die door de in uitvoering van artikel 9 in mobiliteit gestelde personeelsleden gedragen worden om zich van hun woonplaats naar hun administratieve standplaats te begeven en omgekeerd, worden door de administratie van oorsprong in de zin van artikel 15 van dit besluit terugbetaald ten belope van de prijs van een treinabonnement in tweede klas. Van deze kosten worden de verplaatsingskosten afgetrokken die het personeelslid reeds droeg toen hij bij de RMT was tewerkgesteld.
  Voor de terugbetaling van de vervoerkosten bedoeld in het eerste lid, dient onder administratieve standplaats te worden verstaan de plaats waar het personeelslid hoofdzakelijk zijn administratieve activiteit uitoefent.
  § 2. § 1 is niet van toepassing op de personeelsleden die genieten van een vrij parcours dat geldig is voor het volledige net van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.

Afdeling 2.- Geldelijke toestand van de overgeplaatste personeelsleden.
Art.12. <KB 2006-12-12/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004> In afwijking van artikel 24, vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, behoudt de ambtenaar die ambtshalve overgeplaatst wordt het voordeel van de weddenschaal die hij voor zijn overplaatsing genoot indien die hoger is dan die verbonden aan zijn nieuwe graad of aan zijn nieuwe klasse en, in voorkomend geval :
  - de loodstoelage of de aanvullende bezoldiging toegekend krachtens voornoemd koninklijk besluit van 18 januari 1984, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001, volgens het bedrag aangepast overeenkomstig artikel 3, §§ 2 tot 4 van dit besluit;
  - het zeegeld volgens het gemiddeld jaarlijks bedrag aangegeven in kolom III van artikel 1 van voornoemd koninklijk besluit van 29 november 1983, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001 en aangepast overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van hetzelfde besluit.
  Voor de overgeplaatste personeelsleden die slagen voor een competentiemeting of voor een gecertificeerde opleiding, wordt, bij de toekenning van de competentietoelage, de wedde van de betrokken ambtenaar volgens de weddenschaal die betrokkene had bij de R.M.T. op het ogenblik van zijn overplaatsing, vermeerderd met zeegeld en, in voorkomend geval, de loodstoelage, vergeleken met de wedde volgens de weddenschaal verbonden aan de graad of aan de klasse na overplaatsing, verhoogd met de competentietoelage. Het hoogste bedrag wordt betaald.

Afdeling 3. - Geldelijke toestand van de gebezigde personeelsleden en van de personeelsleden in afwachting van aanwijzing door ambtshalve mobiliteit.
Art.13. § 1. De gebezigde personeelsleden en de personeelsleden in afwachting van een aanwijzing door ambtshalve mobiliteit behouden hun recht op een bezoldiging die, in voorkomend geval, het zeegeld, de loodstoelage of de aanvullende bezoldiging bedoeld in artikel 3, § 1, omvat volgens de bedragen bedoeld in artikel 12.
  § 2. De gebezigde personeelsleden ontvangen van de bezigende overheidsdienst de vergoedingen en toelagen verbonden aan de uitoefening van hun nieuwe betrekking, volgens de modaliteiten en de voorwaarden bepaald voor de personeelsleden van deze overheidsdienst, en dit in afwachting van hun overplaatsing naar de betrokken overheidsdienst.
  De personeelsleden in afwachting van een aanwijzing door ambtshalve mobiliteit ontvangen, ten laste van de RMT, de vergoedingen en toelagen verbonden aan de uitoefening van de functie die zij daadwerkelijk uitoefenen binnen de RMT § 3. Het bedrag van de vergoedingen en toelagen bedoeld in § 2 wordt verminderd met het bedrag van de premies, toelagen en vergoedingen bedoeld in § 1, volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten.

Afdeling 4. - Terugbetaling van de bezoldiging van de gebezigde personeelsleden.
Art.14. De bezigende overheidsdienst betaalt de budgettaire last bedoeld in artikel 32 van voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993, terug aan de RMT binnen zestig dagen volgend op de ontvangst van de driemaandelijkse staat bedoeld in hetzelfde artikel 32.

HOOFDSTUK III. - Terbeschikkingstelling van sommige personeelsleden.
Afdeling 1. - Definities.
Art.15. Voor de toepassing van dit Hoofdstuk moet worden verstaan onder : - "werkgever" : elke vennootschap, instelling of organisme aan welke personeelsleden ter beschikking worden gesteld krachtens artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
  - "administratie van oorsprong" : de RMT of het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, na de overdracht bedoeld in artikel 12 van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997.

Afdeling 2. - Toestand van het ter beschikking gestelde personeelslid in zijn administratie van oorsprong.
Art.16. De periode van terbeschikkingstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit in de administratie van oorsprong.

Art.17. Indien het ter beschikking gestelde personeelslid aan beoordeling is onderworpen, behoudt hij de laatste beoordeling die hen werd toegekend, tot hem een nieuwe beoordeling wordt gegeven overeenkomstig de in dit artikel bepaalde regels.
  Tijdens zijn terbeschikkingstelling blijft het personeelslid onderworpen aan de regels betreffende de toekenning van de beoordeling die van toepassing zijn bij de administratie van oorsprong.
  De overheden van de administratie van oorsprong blijven bevoegd voor de toekenning van de beoordeling.
  Voor de toekenning van de nieuwe beoordeling tijdens de terbeschikkingstelling wint de bevoegde meerdere, die het personeelslid onder zijn gezag had op het ogenblik van de terbeschikkingstelling, alle nodige inlichtingen in bij de betrokken werkgever.

Art.18. Tijdens de terbeschikkingstelling blijft het personeelslid onderworpen aan de tuchtregeling die van toepassing is bij zijn administratie van oorsprong.

Art.19. De werkgever deelt aan de administratie van oorsprong alle nuttige informatie mee voor de bijwerking van het persoonlijk dossier van het ter beschikking gestelde personeelslid.

Art.20. De administratie van oorsprong deelt aan het ter beschikking gestelde personeelslid alle omzendbrieven, alle dienstorders en in het algemeen alle documentatie mee die zij aan de andere personeelsleden toestuurt.

Afdeling 3. - Tenlasteneming van de bezoldigingen verschuldigd aan het ter beschikking gestelde personeelslid.
Art.21. De uitbetaling van de bezoldiging, de vergoedingen en de toelagen van het ter beschikking gestelde personeelslid geschiedt door le administratie van oorsprong, aan de hand van de gegevens die worden verstrekt door de werkgever.
  Deze deelt elke maand aan de administratie van oorsprong alle informatie mee die terzake nodig is.

Art.22. § 1. De werkgevers bedoeld in artikel 13, § 1, 1° en 2°, van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997, betalen maandelijks de administratie van oorsprong terug volgens de modaliteiten bepaald door een overeenkomst die individueel tussen haar en deze werkgevers wordt gesloten.
  § 2. De werkgevers bedoeld in artikel 13, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997 storten per kwartaal aan de administratie van oorsprong de bedragen terug die krachtens artikel 21 werden uitbetaald.

Afdeling 4. - Beslissing om de terbeschikkingstelling vervroegd te beëindigen.
Art.23. De terbeschikkingstelling mag vervroegd worden beëindigd : 1° op verzoek van het betrokken personeelslid, na advies van de werkgever;
  2° op verzoek van de werkgever, na het personeelslid vooraf te hebben gehoord;
  3° indien een disciplinaire maatregel andere dan de blaam of de terechtwijzing aan het personeelslid werd opgelegd bij toepassing van de tuchtregeling.

HOOFDSTUK IV. - Bevordering van de personeelsleden.
Art.24. Het personeelslid dat krachtens Hoofdstuk II wordt gebezigd of krachtens Hoofdstuk III ter beschikking wordt gesteld, mag zijn aanspraken op bevordering bij de RMT doen gelden of, na de overdracht bedoeld in artikel 12 van voornoemd koninklijk besluit van ....., binnen de afzonderlijke formatie die naar aanleiding van deze overdracht bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zal worden gecreëerd.
  Te dien einde bekomt hij de nodige dienstvrijstellingen voor deelname aan vormingscursussen en loopbaanexamens.
  Bij het definitieve vertrek van de titularis van een bevorderingsbetrekking, mag de vacante betrekking worden ingevuld bij wijze van bevordering overeenkomstig de regels die van kracht zijn bij de RMT of bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur voor de betrekkingen van de afzonderlijke formatie bedoeld in het eerste lid.
  De Minister van Vervoer bepaalt jaarlijks, met het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting, de betrekkingen van de formatie die in aanmerking komen voor bevorderingen overeenkomstig dit artikel. Geen enkele van deze betrekkingen mag worden toegekend bij wege van mobiliteit.

HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen.
Art.25. Genieten van verkeersvoordelen op het binnenlands spoorwegnet overeenkomstig het relevante Reglement van de RMT : a) de statutaire personeelsleden van de RMT die op l maart 1997 in dienst zijn voor de periode gedurende dewelke zij in dienst zijn bij één van de overheidsdiensten onderworpen aan voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993;
  b) de statutaire personeelsleden van de RMT die op 1 maart 1997 op pensioen zijn gesteld;
  c) de personeelsleden bedoeld in punt a) na hun oppensioenstelling;
  d) de rechthebbenden van de personeelsleden bedoeld in de punten a), b) en c).

Art.26. § 1. Het koninklijk besluit van 17 januari 1995 betreffende de werving van statutair personeel in sommige overheidsdiensten is van toepassing op de RMT § 2. In afwijking van artikel 8, lid 5, van hetzelfde besluit, wordt de beslissing van de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting medegedeeld nadat het betrokken dossier door de Ministerraad werd goedgekeurd op initiatief van de Minister van Ambtenarenzaken.
  § 3. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
  " h) de Regie voor Maritiem Transport. "

Art.27. Dit besluit treedt in werking op 26 februari 1997.

Art.28. Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 18 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Vervoer,
  M. DAERDEN
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Aanvraagformulier verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3847).

Art. N2. Bijlage 2. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het varend personeel van de RMT, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3854-3859).

Art. N3. Bijlage 3. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de dekofficieren aan boord van de vleugelboten van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3863-3865).

Art. N4. Bijlage 4. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het kaaipersoneel dat continu wacht verzekerd aan boord van een stilliggend schip van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3869-3871).

Art. N5. Bijlage 5. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de wakers Oosteroever - Directie Materieel van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3874-3875).

Art. N6. Bijlage 6. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de jetfoilmagazijniers van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3879-3881).

Art. N7. Bijlage 7. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de werkhuizen van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3883).

Art. N8. Bijlage 8. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het administratief personeel van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3886-3887).

Art. N9. Bijlage 9. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen op loodsboot tenderreis, loodsboot kotterreis, sleepboot Zeehond, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3897-3905).

Art. N10. Bijlage 10. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen - waakdienst, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3908-3909).

Art. N11. Bijlage 11. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen - Rededienst Oostende, Nieuwpoort, Zeebrugge, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3914-3917).

Art. N12. Bijlage 12. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen aan boord van een Hydrografisch vaartuig Ter Streep of van een Bewakingsvaartuig Zeearend, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3922-3925).