Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-03-1997 en tekstbijwerking tot 14-07-1999)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973010803 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 10 mei 1976, 13 september 1979, 16 november 1979, 26 januari 1984, 13 juli 1987, 25 november 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995 en 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  2° wordt vervangen door de volgende tekst :
  " 2° Koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel; " 2° 38° wordt vervangen door de volgende tekst :
  " 38° Ministerieel besluit van 7 februari 1997 houdende vaststelling van het model van het evaluatiebulletin; ".

Art.2. Artikel 15sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 en vervangen bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995 en 10 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 15sexies. Artikel 48quinquies moet als volgt worden gelezen :
  " Artikel 48quinquies. § 1. In de instellingen die geen centrale vormingsdienst hebben georganiseerd, wijst de leidende ambtenaar per taalrol, een vormingsdirecteur aan onder de ambtenaren van rang 10 die ten minste vijf jaar graadanciënniteit hebben.
  De vormingsdirecteur wordt aangewezen voor een periode van vijf jaar die eenmaal vernieuwd kan worden.
  Hij mag met geen enkel andere opdracht worden belast behalve inzake personeel en beheer.
  Wanneer de personeelssterkte van de instelling minder dan 150 bedraagt, wordt de vormingsdirecteur halftijds aangewezen. Hij is verplicht de helft van de duur der prestaties die hem normaal worden opgelegd aan de taak van vormingsdirecteur te besteden.
  In de instellingen die onder het toezicht van dezelfde minister vallen, kunnen de leidende ambtenaren overeenkomen een gemeenschappelijke vormingsdirecteur aan te wijzen. Wanneer de gezamenlijke personeelssterkte minimum 150 bedraagt, wordt de gemeenschappelijke vormingsdirecteur voltijds aangewezen.
  § 2. Voor zijn aanwijzing moet de vormingsdirecteur een geschiktheidsbrevet behalen dat wordt afgegeven na een vormingsperiode van ten minste tien dagen en waarvan de nadere regels worden bepaald door de directeur-generaal van de vorming. Deze ressorteert onder de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort.
  In elke instelling volgen ten hoogste vijf kandidaten per taalrol de in het eerste lid bedoelde vormingsperiode. Zij worden aangewezen door de directieraad onder de ambtenaren die als resultaat van hun evaluatie de vermelding " zeer goed " hebben bekomen.
  Alleen de ambtenaren wier kandidatuur door de directeur-generaal van de vorming in aanmerking werd genomen, kunnen aan de vormingsperiode deelnemen. Deze laatste bepaalt de nadere regels voor de kandidaatstelling.
  De kandidaten wier deelneming aan de vormingsperiode werd geweigerd, kunnen binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissing beroep instellen bij de stagecommissie. Deze doet uitspraak binnen vijftien dagen.
  De stagecommissie aanvaardt de kandidaten voornamelijk op grond van de beoordeling die door de directeur-generaal van de vorming over de kandidaten wordt verstrekt. Haar beslissing is met redenen omkleed.
  § 3. Benevens de bevoegdheden die hem door dit statuut uitdrukkelijk worden toegekend, heeft de vormingsdirecteur tot taak :
  1° de onthaal- en vormingsprogramma's uit te voeren;
  2° de stagiaires te begeleiden en op hen toezicht te houden.
  § 4. Tijdens de duur van zijn opdracht heeft de vormingsdirecteur de rang van adviseur. Hij verkrijgt ook de wedde van adviseur als hij nog niet ten minste een gelijke wedde geniet.
  De halftime vormingsdirecteur die nog niet de wedde van adviseur geniet, heeft recht op zijn wedde vermeerderd met de helft van het verschil tussen zijn wedde en de wedde van adviseur.
  § 5. op verzoek van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren en met het goedvinden van de benoemende overheid, kunnen de vormingsdirecteurs tijdelijk ter beschikking van de directeur-generaal van de vorming worden gesteld om deel te nemen aan aanvullende activiteiten van voortgezette opleiding ". "

Art.3. Artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling:
  " Art. 17. Artikel 62 moet als volgt worden gelezen :
  " Art. 62. In afwijking van de artikelen 57 tot 61 wordt door Ons een specifieke evaluatieprocedure vastgesteld voor de leidende ambtenaren, de adjunct-leidende ambtenaren die titularis zijn van een in de rangen 16 en 15 ingedeelde graad en voor alle andere ambtenaren of een deel ervan die bekleed zijn met een graad die in de rangen 16 of 15 is ingedeeld. Deze procedure is eveneens toepasselijk op de tweetalige adjuncten ". "

Art.4. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 21bis. Artikel 84bis moet als volgt worden gelezen :
  " Art. 84bis. § 1. Wanneer de raden van beroep kennis nemen van de beroepen inzake evaluatie, worden de bevoegdheden die aan de magistraat zijn toevertrouwd uitgeoefend :
  1° door een Franstalige leidende ambtenaar of een Franstalige adjunct-leidende ambtenaar, door een Nederlandstalige leidende ambtenaar of een Nederlandstalige adjunct-leidende ambtenaar, door een Franstalige ambtenaar-generaal of een Nederlandstalige ambtenaar-generaal van een ministerie, wanneer het beroep wordt ingediend door een vastbenoemde ambtenaar van niveau 1; ze zijn aangewezen door de betrokken minister;
  2° door een vastbenoemde Franstalige ambtenaar of een vastbenoemde Nederlandstalige ambtenaar van niveau 1 wanneer het beroep wordt ingediend door een ambtenaar van niveau 2+, 2, 3 of 4; ze zijn aangewezen door de betrokken minister.
  § 2. Om als voorzitter te kunnen worden aangewezen moet de leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar, de ambtenaar-generaal of de vastbenoemde ambtenaar van niveau 1 :
  1° ten volle veertig jaar oud zijn;
  2° houder zijn van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten;
  3° sinds ten minste vijf jaar benoemd zijn als leidende ambtenaar of adjunct-leidende ambtenaar of ten minste tien jaar anciënniteit in niveau 1 hebben.
  Voor hun aanwijzing wordt een lijst met kandidaten voor advies door de bevoegde minister voorgelegd aan de vakorganisaties die zitting hebben in de betrokken raad van beroep. Dit advies wordt binnen tien dagen gegeven.
  Aan elke voorzitter worden drie plaatsvervangers toegevoegd die op dezelfde wijze worden aangewezen als de werkelijke voorzitter. Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Nederlandstalige afdeling voor de Nederlandstalige voorzitter en van de Franstalige afdeling voor de Franstalige voorzitter.
  De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen, evenals van het Nederlands of het Frans. Hij treedt inzonderheid op als voorzitter van de afdeling die ermee belast is kennis te nemen van de beroepen die worden ingediend door ambtenaren van het Duitse taalstelsel.
  § 3. De leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar en de ambtenaar van niveau 1 die overeenkomstig dit artikel als voorzitter is aangewezen moeten behoren tot een instelling van openbaar nut die onder de controlebevoegdheid valt van een andere minister dan die onder wie de instelling ressorteert waarvoor de raad van beroep wordt opgericht.
  De ambtenaar-generaal van een ministerie die overeenkomstig dit artikel als voorzitter is aangewezen moet behoren tot een ministerie dat onder een andere minister ressorteert dan de instelling van openbaar nut waarvoor de raad van beroep wordt opgericht.
  § 4. De leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar, de ambtenaar van niveau 1 en de ambtenaar-generaal van een ministerie die als voorzitter zijn aangewezen oefenen hun opdracht uit in volle onafhankelijkheid. Zij lichten de minister die hen heeft aangewezen in over elk feit dat deze onafhankelijkheid kan in het gedrang brengen.
  § 5. De voorzitter is niet stemgerechtigd, behalve bij staking van stemmen; in dat geval neemt hij de beslissing.
  Indien er geen staking van stemmen is, wordt de beslissing door de raad van beroep genomen. "

Art.5. Artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993, wordt opgeheven.

Art.6. Het opschrift van hoofdstuk V van Titel III van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift :
  " HOOFDSTUK V. - Nadere regelen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel "

Art.7. Artikel 28 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 25 november 1993, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  " Art. 28. In het artikel 14 moet worden gelezen " de leidend ambtenaar " in plaats van " het hoofd van het bestuur ".

Art.8. Een artikel 28bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  " Art. 28bis. § 1. § 1 van artikel 15 moet als volgt worden gelezen :
  " § 1. De evaluatieconferentie bestaat uit :
  1° de onmiddellijke hiërarchische meerdere;
  2° de leidend ambtenaar of zijn vertegenwoordiger, voorzitter;
  3° de tweetalige adjunct van de leidend ambtenaar wanneer deze eentalig is;
  4° de adjunct-leidend ambtenaar.
  Bij ontstentenis van één van de in het eerste lid, 2° tot 4°, bedoelde leden wordt een ambtenaar van een hogere rang dan die van de in het eerste lid, 1°, bedoelde ambtenaar aangewezen. " .
  § 2.
  § 2, eerste lid van artikel 15 moet als volgt worden gelezen :
  " De evaluatieconferentie vergadert geldig wanneer ten minste drie van haar leden aanwezig zijn waaronder de onmiddellijke hiërarchische meerdere. Ten minste één van de drie leden behoort tot dezelfde taalrol als de ambtenaar ".
  Overgangs- en slotbepalingen

Art.9. De artikelen 10 tot 12 van het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en de artikelen 8 tot 13 van het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel zijn toepasselijk op de ambtenaren die aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut onderworpen zijn.

Art.10. <KB 1999-05-13/46, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 06-02-1997> Met uitzondering van artikel 5, dat op de door Ons vastgestelde datum in werking treedt, treedt dit besluit in werking op :
  1) 15 september 1997 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+;
  2) 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.

Art. 11. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 6 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY