Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-03-1997 en tekstbijwerking tot 10-12-1998)



Inhoudstafel:


Art. 1-7
Overgangs- en slotmaatregelen.
Art. 8-15
BIJLAGEN.
Art. N1, N2, N3, N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1939080750 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998002127  1998003258 



Artikels:

Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel wordt vervangen door het volgende opschrift :
  ("Koninklijk besluit betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel") (Err. B.St. 07-05-1997, p. 11045)

Art.2. Titel I van hetzelfde besluit, dat de artikelen 1 tot 20 bevat, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " TITEL I. - Evaluatie.
  " HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
  " Artikel 1. § 1. Deze titel is van toepassing op de rijksambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 alsook op de rijksambtenaren van niveau 1, met uitzondering van die welke met een graad van rang 17, 16 of 15 bekleed zijn en van de tweetalige adjuncten.
  § 2. Voor de toepassing van deze titel, dient te worden verstaan onder :
  1° onmiddellijke hiërarchische meerdere, elke onder de toepassing van een door Ons bepaald statuut vallende persoon die in de structuur van de dienst waar de ambtenaar werkt en in opklimmende orde van de hiërarchie de plaats bekleedt welke het dichtst bij die van de ambtenaar staat;
  2° hoofd van het bestuur waartoe de ambtenaar behoort, elke onder de toepassing van een door Ons bepaald statuut vallende persoon die in de administratieve entiteit waar de ambtenaar werkt de hoogste plaats in de hiërarchie bekleedt;
  3° ambtenaar-generaal, elke onder de toepassing van een door Ons bepaald statuut vallende persoon die een ambt uitoefent dat behoort tot een graad van ambtenaar-generaal.
  § 3. In elk ministerie wijst de secretaris-generaal of, bij gebrek aan secretaris-generaal, de ambtenaar-generaal die daartoe door de minister aangewezen is, één of meerdere systeembeheerder(s) aan.
  De systeembeheerder oefent zijn ambt uit onder het gezag van de secretaris-generaal of van de ambtenaar-generaal die hem aangewezen heeft.
  Hij wordt o.a. belast met het bieden van bijstand aan de evaluatoren en aan de geëvalueerden in alle stappen van de evaluatieprocedure.
  De gepaste maatregelen worden binnen elk ministerie genomen opdat de systeembeheerder over de nodige tijd voor het uitoefenen van zijn taak zou kunnen beschikken.
  " Art. 2. Met het oog op het vaststellen van de evaluatie van elke ambtenaar, stelt (het bestuur) een individueel evaluatiedossier samen. (Err. MB 07-05-1997, p. 11045)
  " Art. 3. Behalve het oud beoordelingsdossier van de ambtenaar bevat het individueel evaluatiedossier :
  1° een identificatiefiche met de naam en de voornaam van de ambtenaar alsook zijn adres;
  2° een loopbaanfiche met de graad waarmee de ambtenaar is bekleed, zijn aanwijzing alsook het verloop van zijn loopbaan;
  3° een opleidingsfiche met het of de diploma('s) waarvan de ambtenaar houder is alsook de door de ambtenaar sedert zijn indiensttreding gevolgde opleidingen;
  4° een individuele evaluatiefiche waarop het feitenrelaas of de gunstige en ongunstige bevindingen die geschikt zijn om als beoordelingsgrond te dienen, worden opgetekend. Deze feiten of bevindingen mogen slechts betrekking hebben op de ambtsuitoefening en moeten geviseerd worden door de ambtenaar, die eventueel zijn opmerkingen noteert. Elk feit of elke bevinding die de ambtenaar geschikt vindt om als beoordelingsgrond te dienen wordt, op zijn aanvraag, op zijn individuele fiche opgetekend door de bevoegde hiërarchische meerdere die zijn eventuele opmerkingen noteert;
  5° het evaluatierooster dat door de directieraad of door het college van diensthoofden aan de ambtenaar is toegekend;
  6° het evaluatieblad.
  "Art. 4. De individuele evaluatiefiche wordt bijgehouden door de onmiddellijke hiërarchische meerdere.
  " Art. 5. Geen aanbeveling, van welke aard ook, mag in het individueel evaluatiedossier voorkomen.
  " Art. 6. Onverminderd de bepalingen betreffende de geldelijke uitwerking en de tuchtrechtelijke gevolgen van de evaluatie, wordt deze in aanmerking genomen om de administratieve toestand van de ambtenaar vast te leggen sedert de datum van kennisgeving ervan tot op de datum van kennisgeving van de volgende evaluatie.
  " Art. 7. De evaluatie wordt verricht door middel van de roosters opgenomen in de bijlagen I, II, III en IV.
  " Art. 8. Er zijn :
  1° voor de ambtenaren van de niveaus 3 en 4, tien evaluatiecriteria waaronder drie sleutelcriteria;
  2° voor de ambtenaren van de niveaus 2 en 2+, twaalf evaluatiecriteria waaronder vier sleutelcriteria;
  3° voor de ambtenaren van niveau 1, zeventien evaluatiecriteria waaronder vijf sleutelcriteria.
  De in het eerste lid bedoelde criteria worden, voor de met de evaluatie belaste ambtenaren, aangevuld met twee specifieke evaluatiecriteria.
  " Art. 9. § 1. Voor elke ambtenaar en op grond van het advies van de onmiddellijke hiërarchische meerdere, die door de systeembeheerder bijgestaan wordt, verricht de directieraad of het college van diensthoofden de weging van de evaluatiecriteria met bepaling van het relatief belang ervan. Hij maakt daartoe onderscheid tussen de niet-relevante criteria, de relevante criteria en de sleutelcriteria voor het door de ambtenaar uitgeoefende ambt.
  De in het eerste lid bedoelde weging wordt als volgt opgemaakt :
  1° geen enkel punt als het criterium niet-relevant is voor het uitgeoefende ambt;
  2° één punt als het criterium relevant is voor het uitgeoefende ambt;
  3° twee punten als het criterium een sleutelcriterium is voor het uitgeoefende ambt.
  § 2. De directieraad of het college van diensthoofden kan elke persoon horen die van het bestuur deel uitmaakt en van wie het horen in verband staat met de evaluatieprocedure van de ambtenaar. De ambtenaar wordt van dit horen op de hoogte gebracht.
  § 3. De ambtenaar wordt over de in de eerste paragraaf bedoelde weging ingelicht, uiterlijk tegen 15 september van het jaar dat twee jaar aan het evaluatiejaar voorafgaat en ontvangt in dat verband alle nodige uitleg. Hij viseert binnen de vijf werkdagen de weging die hem werd medegedeeld.
  § 4. Wanneer de ambtenaar geroepen wordt om een nieuwe functie uit te oefenen, kan een herziening van de weging van de evaluatiecriteria worden verricht, hetzij op verzoek van de ambtenaar, een verzoek dat hij aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere richt, hetzij op initiatief van de onmiddellijke hiërarchische meerdere of van het hoofd van het bestuur.
  § 5. De specifieke criteria voor de met de evaluatie belaste ambtenaren die in bijlage IV van dit besluit bedoeld zijn, zijn, in afwijking van (§ 1), ambtshalve relevant en worden, voor het eindtotaal, bij de evaluatiecriteria gevoegd die, naargelang van het geval, in de bijlagen I, II en III zijn opgenomen. (Err. B.St. 07-05-1997, p. 11045)
  " Art. 10. Aan elk criterium wordt een cijfer toegekend als volgt :
  1° de geschiktheid "uitstekend" geeft aanleiding tot het cijfer 2;
  2° de geschiktheid "zeer goed" geeft aanleiding tot het cijfer 1,5;
  3° de geschiktheid "goed" geeft aanleiding tot het cijfer 1;
  4° de geschiktheid "onvoldoende" geeft aanleiding tot het cijfer 0.
  Het eindtotaal wordt verkregen door de notering die voor elk criterium behaald is te vermenigvuldigen met de wegingscoëfficiënt die aan elk van de criteria is toegekend overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid.
  Voor de bepaling van het eindpercentage zal het resultaat in het geval het decimalen bevat, worden afgerond naar de onmiddellijk lagere eenheid indien de decimalen lager zijn dan 0,5. Indien de decimalen gelijk of groter zijn dan 0,5, wordt het resultaat afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
  " Art. 11. § 1. De evaluatie wordt uitgedrukt door middel van een van de volgende vermeldingen : "zeer goed", "goed" of "onvoldoende".
  De vermelding "zeer goed" wordt toegekend aan de ambtenaar die ten minste 70 % van het totale cijfer heeft behaald.
  De vermelding "goed" wordt toegekend aan de ambtenaar die van 50 % tot 69 % van het totale cijfer heeft behaald.
  De vermelding "onvoldoende" wordt toegekend aan de ambtenaar die geen 50 % van het totale cijfer heeft behaald.
  § 2. De ambtenaar die ten minste 70 % van het totale cijfer heeft behaald maar die voor een sleutelcriterium de geschiktheid "onvoldoende" heeft verkregen, ontvangt als evaluatie de eindvermelding "goed".
  " Art. 12. Bij het toekennen van de eindvermelding houdt het met de evaluatie belaste orgaan rekening met de specifieke toestand van de minder-valide ambtenaar die is aangeworven met toepassing van het koninklijk besluit van 11 augustus 1972 ter bevordering van de tewerkstelling van minder-validen in de rijksbesturen of van elke andere bepaling die het zou vervangen.
  " Art. 13. De ambtenaar die op 1 september van het evaluatiejaar sedert tenminste drie maanden afwezig is behoudt de laatste vermelding die hem werd toegekend.
  " HOOFDSTUK II. - Evaluatie van de rijksambtenaren van niveau 1.
  " Art. 14. De onmiddellijke hiërarchische meerdere vult, bij wijze van voorbereiding, het rooster in door aan elk criterium het vereiste waardecijfer te geven. Hij deelt ze aan de ambtenaar en aan het hoofd van het bestuur mede, uiterlijk op 15 september van het jaar van de evaluatie.
  " Art. 15. § 1. De evaluatieconferentie bestaat uit :
  1° de onmiddellijke hiërarchische meerdere;
  2° de voorzitter, het hoofd van het bestuur waartoe de ambtenaar behoort, of zijn vertegenwoordiger;
  3° de tweetalig adjunct van het in 2° bedoelde hoofd van bestuur wanneer dit eentalig is;
  4° een ambtenaar-generaal van een andere dienst dan die waartoe de ambtenaar behoort, aangewezen door de secretaris-generaal of, bij ontstentenis van een secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal die daartoe door de minister is aangewezen; hij behoort tot dezelfde taalrol als de ambtenaar.
  Bij ontstentenis van de overeenkomstig het eerste lid, 4°, aangewezen ambtenaar-generaal wordt een andere ambtenaar van een hogere rang dan die van de in het eerste lid, 1°, beoogde ambtenaar aangewezen door de secretaris-generaal of, bij ontstentenis van een secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal die daartoe door de minister is aangewezen.
  § 2. Voor het onderhoud nemen de leden van de evaluatieconferentie kennis van het individueel evaluatiedossier van de ambtenaar.
  § 3. De evaluatieconferentie vergadert geldig wanneer ten minste drie van haar leden aanwezig zijn, onder wie de onmiddellijke hiërarchische meerdere. Ten minste één van de drie leden behoort tot dezelfde taalrol als de ambtenaar.
  De evaluatieconferentie kan elke persoon horen die tot het bestuur behoort en van wie het horen verband houdt met de evaluatieprocedure van de betrokken ambtenaar.
  De ambtenaar wordt van dit horen op de hoogte gebracht.
  " Art. 16. Na kennis te hebben genomen van het behoorlijk ingevuld evaluatierooster heeft de evaluatieconferentie een onderhoud met de ambtenaar. Tijdens dit onderhoud kan de ambtenaar zijn opmerkingen doen kennen.
  De evaluatieconferentie betekent de evaluatie uiterlijk tegen 15 december van het jaar van de evaluatie.
  Het evaluatierooster dat definitief door de evaluatieconferentie is vastgesteld wordt bij het individuele evaluatiedossier van de ambtenaar gevoegd en aan het evaluatieblad toegevoegd.
  " Art. 17. Als één van de leden van de evaluatieconferentie, op het ogenblik dat de evaluatie wordt verricht, afwezig is of de eindvermelding "onvoldoende" heeft gekregen, wordt hij vervangen door een andere ambtenaar van een tenminste gelijke rang als die van de onmiddellijke hiërarchische meerdere, die door de secretaris-generaal wordt aangewezen of, bij ontstentenis van een secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal die daartoe door de minister is aangewezen.
  " HOOFDSTUK III. - Evaluatie van de rijksambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4.
  " Art. 18. De twee hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om de evaluatie toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 worden aangewezen door de secretaris-generaal, of, bij ontstentenis van een secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal die de minister te dien einde heeft aangewezen. Ze behoren tot een verschillende rang.
  " Art. 19. De onmiddellijke hiërarchische meerdere vult, bij wijze van voorbereiding, het rooster in door aan elk criterium de desbetreffende geschiktheid te geven. Hij deelt het aan de ambtenaar en aan de tweede hiërarchische meerdere, die met toepassing van artikel 18 is aangewezen, mede uiterlijk tegen 15 september van het jaar van de evaluatie.
  De twee in artikel 18 bedoelde hiërarchische meerderen hebben, na kennis te hebben genomen van het naar behoren ingevulde evaluatierooster en van het individueel evaluatiedossier van de ambtenaar, een onderhoud met hem. Tijdens dit onderhoud kan de ambtenaar zijn opmerkingen mededelen. De twee hiërarchische meerderen kunnen elke persoon horen die tot deel uitmaakt van het bestuur en van wie het horen verband houdt met de evaluatieprocedure van de betrokken ambtenaar. Deze wordt van dit horen op de hoogte gebracht.
  De twee in artikel 18 bedoelde hiërarchische meerderen brengen de evaluatie ter kennis uiterlijk op 15 december van het jaar van die evaluatie.
  Het evaluatierooster dat definitief door de twee hiërarchische meerderen is vastgelegd wordt bij het individuele evaluatiedossier van de ambtenaar gevoegd en aan het evaluatieblad toegevoegd.
  " Art. 20. Als één van de twee hiërarchische meerderen, op het ogenblik dat de evaluatie wordt verricht, afwezig is of de eindvermelding "onvoldoende" heeft gekregen, wordt hij vervangen door een andere ambtenaar van ten minste dezelfde rang, die door de secretaris-generaal wordt aangewezen of, bij ontstentenis van een secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal die daartoe door de minister is aangewezen."

Art.3. In artikel 23, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie".

Art.4. In artikel 25, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in a) worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  2° in b) worden de woorden "die dezelfde beoordeling hebben gekregen" vervangen door de woorden "die dezelfde evaluatie hebben gekregen".

Art.5. In artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 16 oktober 1989 en 14 september 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 2° worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  2° in 3° worden de woorden "die dezelfde beoordeling hebben gekregen" vervangen door de woorden "die dezelfde evaluatie hebben gekregen".

Art.6. In artikel 32, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 1° worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  2° in 2° worden de woorden "die dezelfde beoordeling hebben of waarvan allen of sommigen van beoordeling zijn vrijgesteld" vervangen door de woorden "die dezelfde evaluatie hebben".

Art.7. In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 15 maart 1993, 14 september 1994, 10 april 1995 en 6 september 1996 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  2° in § 2, a) worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  3° in § 2, b), worden de woorden "die dezelfde beoordeling hebben gekregen of die van beoordeling zijn vrijgesteld" vervangen door de woorden "die dezelfde evaluatie hebben";
  4° in § 3, 1°, worden de woorden "met de beste beoordeling" vervangen door de woorden "met de meest positieve evaluatie";
  5° in § 3, 2° en 5° worden de woorden "met dezelfde beoordeling" vervangen door de woorden "met dezelfde evaluatie".

Overgangs- en slotmaatregelen.
Art.8. § 1. De ambtenaar die afwezig is, tijdens de periode waarin aan de ambtenaren van het bestuur waartoe hij behoort en die tot hetzelfde niveau als hij behoren een evaluatie wordt toegekend, krijgt een evaluatie als hij zich in een administratieve stand bevindt waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden.
  Het bestuur wint daartoe alle inlichtingen in die nodig zijn voor een evaluatie overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en betekent ze aan de betrokkenen.
  Als het onmogelijk is aan de voormelde bepalingen te voldoen wordt de aan de ambtenaren betekende evaluatie volgens de volgende regels toegekend :
  1° de vermelding "zeer goed" wordt toegekend aan de ambtenaar van wie de laatste beoordeling "zeer goed" is;
  2° de vermelding "goed" wordt toegekend aan de ambtenaar van wie de laatste beoordeling "goed" is;
  3° de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend aan de ambtenaar van wie de laatste beoordeling "onvoldoende" of "slecht" is of aan wie een ongunstige vermelding werd gegeven die hem gelijkstelt met de ambtenaren die als "onvoldoende" of "slecht" werden beoordeeld.
  § 2. (In het geval dat een ambtenaar geen beoordeling heeft en dat het voor het bestuur onmogelijk is alle inlichtingen in te winnen die nodig zijn voor een evaluatie die met dit besluit overeenstemt, wordt hem bij de eerste evaluatie de vermelding "zeer goed" toegekend.) <KB 1998-12-02/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-12-1998>

Art.9. De bepalingen betreffende de beoordeling en de ongunstige vermelding die van kracht zijn op de datum van dit besluit blijven tot 15 december 1998 van toepassing voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en tot 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.

Art.10. Ongeacht artikel 9 worden de procedures inzake bevordering en verandering van graad die aan de gang zijn op 15 december 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en op 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4 verder geregeld door de bepalingen betreffende de beoordeling en de ongunstige vermelding zoals die luidden voor ze door dit besluit gewijzigd werden.

Art.11. Ongeacht artikel 9 worden de zaken die bij de raden van beroep ingediend zijn op 15 december 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en op 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4 verder geregeld door de bepalingen betreffende de beoordeling en de ongunstige vermelding zoals die luidden voor ze door dit besluit gewijzigd werden.

Art.12. De weging bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, zoals bij dit besluit gewijzigd, wordt voor het eerst tegen uiterlijk 15 september 1997 medegedeeld en uitgelegd aan elke ambtenaar van de niveaus 1 en 2+ en tegen uiterlijk 15 september 1998 aan elke ambtenaar van de niveaus 2, 3 en 4.

Art.13. De evaluatie op grond van dit besluit gebeurt voor het eerst tussen 15 september 1998 en 15 december 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en tussen 15 september 1999 en 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.

Art.14. Dit besluit treedt in werking :
  1° op 15 september 1997 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+;
  2° op 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.

Art.15. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 6 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01-03-1997, p. 4332-4333 en Err. B.St. 07-05-1997, p. 11061-11063).

Art. N2. Bijlage 2. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01-03-1997, p. 4334-4335 en Err. B.St. 07-05-1997, p. 11064-11067).

Art. N3. Bijlage 3. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01-03-1997, p. 4335-4338 en Err. B.St. 07-05-1997, p. 11068-11073).

Art. N4. Bijlage 4. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01-03-1997, p. 4338-4339 en Err. B.St. 07-05-1997, p. 11074-11075).