Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 MAART 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van de bepalingen inzake de evaluatie van de Rijksambtenaren in bepaalde reglementaire teksten van het Ministerie van Financiën.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel.
Art. 1-3, 9sexies, 9septies, 9octies, 9nonies, 9decies, 9undecies, 9duodecies, 9tredecies, 9quatrodecies, 4-10
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993.
Art. 11
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 12-13
BIJLAGEN.
Art. N1, N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971102906  1993003746 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel.
Artikel 1. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1978, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "§ 3. De Colleges van dienstchefs behandelen daarenboven bepaalde beroepen inzake evaluatie wat de inhoud betreft.
  De Colleges van dienstchefs kunnen, wanneer zij beroepen inzake evaluatie behandelen, worden gesplitst in Evaluatiecolleges.
  Elk Evaluatiecollege bestaat uit drie leden van het College van dienstchefs. Het voorzitterschap wordt waargenomen door het lid met de hoogste graad of, bij gelijkheid van graad met de grootste graadanciënniteit.
  Indien het College van dienstchefs of het Evaluatiecollege niet geldig kan worden samengesteld, wordt het beroep voor de Directieraad gebracht.".

Art.2. Een afdeling 1bis getiteld "Afdeling 1bis - Bijzondere bepalingen betreffende de evaluatie" wordt ingevoegd na Afdeling 1 van hoofdstuk I van Titel II van hetzelfde besluit.

Art.3. De artikelen 9quinquies tot 9quatrodecies luidende als volgt, worden in afdeling 1bis, voorzien in artikel 2 van dit besluit, ingevoegd :
  "Art. 9quinquies. De bepalingen betreffende de evaluatie van het Rijkspersoneel zijn toepasbaar voor de ambtenaren die aan dit besluit zijn onderworpen, onder voorbehoud van de afwijkingen die door deze afdeling worden ingevoerd.

Art. 9sexies. Deze afdeling is niet van toepassing op de leden van het Korps van de Inspectie van Financiën.

Art. 9septies, § 1. Voor elke ambtenaar bepaalt de Directieraad of het College van dienstchefs het evaluatierooster en verricht de weging van de criteria met bepaling van het relatief belang ervan. Hij maakt daartoe onderscheid tussen de niet-relevante criteria, de relevante criteria en de sleutelcriteria.
  De in het eerste lid bedoelde weging wordt opgemaakt :
  - in de administraties bedoeld in artikel 1, 4°, op grond van de graad van de ambtenaar en van het advies van de systeembeheerder;
  - in de andere administraties en diensten, op grond van de graad of de functie van de ambtenaar en van het advies van de systeembeheerder.
  § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde weging wordt als volgt opgemaakt :
  1° geen enkel punt als het criterium niet-relevant is;
  2° één punt als het criterium relevant is;
  3° twee punten als het gaat om een sleutelcriterium.
  § 3. Wanneer het onontbeerlijk blijkt over te gaan tot een aanpassing van de weging van de criteria van bepaalde roosters om beter te beantwoorden aan zeer specifieke functies, stelt de Directieraad of het College van dienstchefs die aanpassing op, op voorstel van de onmiddellijke hiërarchische meerdere, bijgestaan door de systeembeheerder.
  § 4. De ambtenaar wordt ingelicht over het rooster dat op hem van toepassing is uiterlijk tegen 15 september die de evaluatie twee jaar voorafgaat, en ontvangt in dat verband alle nodige uitleg.
  In afwijking van het eerste lid en in geval een nieuw rooster moet worden toegepast, wordt de ambtenaar onmiddellijk ingelicht over het nieuwe rooster dat op hem van toepassing is.
  Hij viseert binnen vijf werkdagen het rooster dat hem werd medegedeeld.
  § 5. In afwijking van § 1 zijn de specifieke criteria voor de met de evaluatie belaste ambtenaren ambtshalve relevant en worden, voor het eindtotaal, bij de evaluatiecriteria gevoegd die tot hun rooster behoren.

Art. 9octies. De Secretaris-generaal of de administratiechef van de administratie waartoe de ambtenaar behoort, wijst de hiërarchische meerderen aan die bevoegd zijn om de evaluatie toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4, evenals de leden van de evaluatieconferenties die belast zijn met het toekennen van de evaluatie aan de ambtenaren van niveau 1.
  De aangewezen personen mogen niet de vermelding "onvoldoende" hebben verkregen bij hun eigen evaluatie of hun laatste beoordeling.

Art. 9nonies. De onmiddellijke hiërarchische meerdere vult, bij wijze van voorbereiding, het evaluatierooster in door aan elk criterium de vereiste quotering te geven. Hij deelt het mede aan de ambtenaar en aan de voorzitter van de evaluatieconferentie, of aan de tweede aangewezen hiërarchische meerdere, uiterlijk tegen 15 september van het jaar van de evaluatie.

Art. 9decies. § 1. De evaluatieconferentie die bevoegd is om de evaluatievermeldingen toe te kennen aan de ambtenaren van niveau 1, bestaat uit : 1° een voorzitter, de administratiechef van de administratie waartoe de ambtenaar behoort of zijn vertegenwoordiger;
  2° de tweetalig adjunct van de in 1° bedoelde administratiechef wanneer die eentalig is;
  3° de onmiddellijke hiërarchische meerdere;
  4° een ambtenaar bekleed met een hogere graad dan deze van de te evalueren ambtenaar en van minimun rang 13.
  De evaluatieconferentie vergadert geldig wanneer drie van haar leden aanwezig zijn, onder wie de hiërarchische meerdere. Eén van de drie leden behoort tot een andere dienst dan de dienst waartoe de betrokken ambtenaar behoort. Ten minste een van de drie leden behoort tot dezelfde taalrol als de ambtenaar.
  § 2. Vóór het onderhoud kunnen de leden van de evaluatieconferentie kennis nemen van het individueel dossier van de ambtenaar.
  § 3. De evaluatieconferentie kan inlichtingen inwinnen bij elke persoon die geacht wordt waarderingselementen aan te brengen in verband met de evaluatie van de ambtenaar, voor zover deze persoon behoort tot het Ministerie van Financiën of de ambtenaar onder zijn bevel had in de loop van de refertieperiode.
  De ambtenaar wordt hierover ingelicht.

Art. 9undecies. § 1. De twee hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om de evaluatie toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4, hebben een verschillende graad en weddeschaal.
  § 2. Vóór het onderhoud kunnen de twee hiërarchische meederen kennis nemen van het individueel dossier van de ambtenaar.
  § 3. De twee hiërarchische meerderen kunnen inlichtingen inwinnen bij elke persoon die geacht wordt waarderingselementen aan te brengen in verband met de evaluatie van de ambtenaar, voor zover deze persoon behoort tot het Ministerie van Financiën of de ambtenaar onder zijn bevel had in de loop van de referteperiode.
  De ambtenaar wordt hierover ingelicht.
  § 4. Indien er geen overeenstemming is tussen de twee aangewezen meerderen is de mening van de hiërarchische meerdere met de hoogste graad beslissend.

Art. 9duodecies. § 1. Als de ambtenaar zich niet akkoord kan verklaren met de eindvermelding van de hem betekende evaluatie, wegens het feit dat hij niet de eindvermelding "zeer goed" heeft verkregen, heeft hij de mogelijkheid om de zaak, wat de inhoud betreft, bij het College van dienstchefs aanhangig te maken binnen tien dagen na de betekening van de evaluatie.
  Het beroep schorst de beslissing.
  De leden van het College van dienstchefs mogen niet beraadslagen noch aan de stemming deelnemen wanneer ze in enige hoedanigheid een rol hebben gespeeld bij de evaluatie van de ambtenaar.
  § 2. De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden. Hij kan, voor zijn verdediging, door een persoon naar eigen keuze worden bijgestaan.
  Indien de ambtenaar zonder geldige reden afwezig is, wordt het beroep als onontvankelijk beschouwd. De Directieraad, het College van dienstchefs of het Evaluatiecollege, doet uitspraak op grond van de stukken van het dossier, zelfs indien de ambtenaar wegens een geldige reden afwezig is, zodra de zaak voor een tweede maal ter zitting komt.
  § 3. Het College van dienstchefs neemt zijn beslissing uiterlijk binnen twee maanden volgend op het indienen van het beroep.
  § 4. Tegen de beslissing van het College van dienstchefs is geen beroep mogelijk.

Art. 9tredecies. § 1. De ambtenaar die een vormgebrek kan aanvoeren of die zich niet akkoord kan verklaren met de eindvermelding van de hem betekende evaluatie wegens het feit dat hij niet de eindvermelding "goed" heeft verkregen, heeft de mogelijkheid om de zaak aanhangig te maken bij de bevoegde Raad van beroep binnen tien dagen na de betekening van de evaluatie. Onder "vormgebrek" moet worden verstaan "elk gebrek dat de regelmatigheid van de procedure aantast".
  Het beroep schorst de beslissing.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden. Hij kan, voor zijn verdediging, door een persoon naar eigen keuze worden bijgestaan.
  § 2. De Voorzitter stuurt het dossier terug naar het College van dienstchefs als het beroep tot de bevoegdheid van laatstgenoemde behoort.
  § 3. Het beroep dat wegens vormgebrek bij de raad van beroep is ingesteld, schorst het bij het College van dienstchefs ingestelde beroep.

Art. 9quatrodecies. § 1. Het evaluatieblad bedoeld in artikel 57 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, wordt opgemaakt overeenkomstig het in bijlage VII van dit besluit gevoegde model.
  § 2. De eindvermelding van de evaluatie wordt aan de ambtenaar betekend uiterlijk op 15 december van het evaluatiejaar. Onverminderd de bepalingen betreffende de geldelijke gevolgen, wordt er met de evaluatie rekening gehouden om de administratieve toestand van de ambtenaar te bepalen met ingang van 15 december van het evaluatiejaar.".

Art.4. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  - in 3° worden de woorden "de beste beoordeling, voor zover de bedoelde ambtenaren aan de beoordeling onderworpen zijn" vervangen door de woorden : "de meest positieve evaluatievermelding";
  - het 4° wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "4° bij dezelfde evaluatievermelding hebben, de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit.".

Art.5. In artikel 25quinquies. § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, worden de woorden "voorwaarden met betrekking tot de beoordeling" vervangen door de woorden "voorwaarden met betrekking tot de evaluatie".

Art.6. Artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Bovendien moeten zij ten minste de vermelding "goed" hebben verkregen bij hun laatste evaluatie.".

Art.7. Artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. In alle gevallen waarin er, voor het vaststellen van de rangschikking der kandidaten voor een benoeming, rekening wordt gehouden met de evaluatie, kunnen de ambtenaren, die met de vermelding "goed" in hun graad geëvalueerd zijn en in die graad minder dan drie jaar anciënniteit tellen, bij het indienen van hun kandidatuur de gunstigere evaluatievermelding of beoordeling inroepen, die ze het laatst in hun vorige graad bezaten, wanneer hun titels moeten worden vergeleken met die van andere kandidaten, titularissen van laatst bedoelde graad.
  Nochtans mag de evaluatie of de beoordeling in de vorige graad niet worden ingeroepen door de ambtenaar die, in de graad waarvan hij titularis is de vermelding "goed" gekregen heeft, nadat hij voordien in dezelfde graad de vermelding "zeer goed" had bekomen.".

Art.8. Bijlage V van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, wordt vervangen door bijlage 1 van dit besluit.

Art.9. In artikel 2 van bijlage VI van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  - in artikel 11, § 1., worden de woorden "de beste beoordeling" vervangen door de woorden "(de beste evaluatievermelding)"; <Err. B.St. 17-07-1998, p. 23566>
  - in artikel 11, § 2., worden de woorden "de beoordeling" vervangen door de woorden "de evaluatievermelding";
  - in artikel 12, § 2., b) worden de woorden "de beste beoordeling" vervangen door de woorden "de beste evaluatievermelding";
  - artikel 12, § 2. c), wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "c) onder geslaagden met dezelfde evaluatievermelding, aan de laureaat die het best gerangschikt is volgens de graadanciënniteit;".

Art.10. Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage VII toegevoegd waarvan bijlage 2 bij dit besluit de tekst uitmaakt.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993.
Art.11. In artikel 22 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993, worden de woorden "de beoordeling welke" vervangen door de woorden "de evaluatie die".

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van :
  1° 15 september 1997 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+;
  2° 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4;
  met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt op :
  - 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+;
  - 15 september 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.

Art.13. Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  Ministerie van Financiën,
  Ph. MAYSTADT
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Bijlage V. - Volgorde van toekenning van sommige betrekkingen bezoldigd door een hogere weddeschaal.
  1. Bij de buitendiensten van de Administratie van het kadaster worden binnen elke groep van betrekkingen, zoals bepaald sub II van bijlage IV, de vacante betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur, waaraan de functie van dienstchef niet is verbonden en die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, binnen de limieten vastgesteld in artikel 2, A, 22°, d. van het koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën, in de volgende orde toegekend aan :
  1° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit betreffende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Financiën behorende tot de niveaus 1 en 2+, bekleed was met de geschrapte graad van hoofdcontroleur bij een fiscaal bestuur :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit telt. De graadanciënniteit verworven in de geschrapte graad van controleur B bij een fiscaal bestuur wordt niet in aanmerking genomen;
  c) die, bij gelijke graadanciënniteit bedoeld sub b), de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, telt;
  d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, telt;
  e) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best is gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°;
  2° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit betreffende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Financiën behorende tot de niveaus 1 en 2+, bekleed was met de geschrapte graad van controleur B bij een fiscaal bestuur :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit telt;
  c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, telt;
  d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, telt;
  e) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best is gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°;
  3° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur niet bedoeld sub 1° en 2°. Deze eerstaanwezend inspecteurs bij een fiscaal bestuur worden onderling gerangschikt overeenkomstig de bepalingen vervat onder 2. hierna.
  2. De vacante betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur, niet bedoeld sub 1., die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, worden binnen de limieten vastgesteld in artikel 2, A, 22°, d., van het koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën, in de volgende orde toegekend aan de eerstaanwezend inspecteurs bij een fiscaal bestuur :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit tellen;
  c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, tellen;
  d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28 tellen;
  e) die bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°.
  3. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van eerste attaché van financiën die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, in de volgende orde toegekend aan de eerste attachés van financiën :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit tellen;
  c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, tellen;
  d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, tellen;
  e) die bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°.
  4. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van assistent bij financiën bezoldigd met de weddeschaal 30S3 in de volgende orde toegekend :
  1° aan de assistenten bij financiën bezoldigd met de weddeschaal 30S2 :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds de benoeming tot de graad van leidend tekenaar van het kadaster, hoofdfinanciebeambte of hoofddouanebeambte of sinds de toekenning van de weddeschaal 30S2;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub b), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 6°, 7° en 8°;
  2° aan de assistenten bij financiën laureaat van het examen voor verhoging tot de graad van hoofdfinanciebeambte of hoofddouanebeambte of van het examen voor verhoging tot de weddeschaal 30S2, het best gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 3° tot 8°.
  5. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42E in de volgende orde toegekend :
  1° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42D :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 44 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42D;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;
  2° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42C :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 43 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42C;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°;
  3° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°.
  6. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42D in de volgende orde toegekend :
  1° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42C
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 43 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42C;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°;
  2° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;
  c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°.
  7. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42C in de volgende orde toegekend aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B :
  1° met de beste evaluatievermelding;
  2° die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;
  3° die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub 1°, het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°.
  8. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van geschoold arbeider bezoldigd met de weddeschaal 42E in de volgende orde toegekend :
  1° aan de geschoold arbeiders, titularis sinds 1 januari 1994 van de weddeschaal 42C en die sinds deze datum geen anciënniteit hebben verloren :
  a) met de beste evaluatievermelding;
  b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van gespecialiseerd werkman en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8;
  c) die de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van bijzonder geschoold werkman, eerste werkvrouw A, geschoold werkman B of eerste werkvrouw, voor zover ze geslaagd zijn voor de proef over beroepsbekwaamheid voor gespecialiseerd werkman of die toegang verleent tot een graad van rang 44 en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;
  d) die de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van bijzonder geschoold werkman of geschoold werkman B, maar die niet geslaagd zijn voor de proef over beroepsbekwaamheid voor gespecialiseerd werkman of die toegang verleent tot een graad van rang 44 en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;
  e) niet bedoeld sub a) tot c), die het best gerangschikt zijn volgens de bepalingen van artikel 11, 4°, 7° en 8°;
  2° aan de geschoold arbeiders, niet bedoeld sub 1°, het best gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 4°, 5°, 7° en 8°.
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 maart 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT.
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY.
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA

Art. N2. BIJLAGE 2. Bijlage VII. - EVALUTIEBLAD.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-06-1998, p. 19208-19209).
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 maart 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA