Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 SEPTEMBER 1996. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-12-1996 en tekstbijwerking tot 28-06-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1bis, 2
HOOFDSTUK II. - Formaliteiten bij afwezigheid wegens ziekte.
Art. 2bis, 3-5, 5bis
HOOFDSTUK III. -[1 Hoofdstuk III - Nadere regels voor de controleprocedure.]1
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 10-20
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1967120801  1974011503  1981001103 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 1 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra.

Art. 1bis.
  <Opgeheven bij BDG 2009-12-17/60, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

Art.2. De Secretaris-generaal van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap benoemt een ambtenaarcontroleur en zijn plaatsvervanger in overleg met de afdelingschef belast met de personeelszaken voor de betrokken personeelsleden.

HOOFDSTUK II. - Formaliteiten bij afwezigheid wegens ziekte.
Art. 2bis. <ingevoegd bij BDG 2007-02-22/33, art. 1; Inwerkingtreding : 18-06-2007> Als de verblijfplaats tijdens de eerste dag afwezigheid niet de woonplaats of de gewone verblijfplaats is, deelt het personeelslid het inrichtingshoofd resp. de directeur zijn werkelijke verblijfplaats mede.

Art.3.<BDG 2007-02-22/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007> § 1. [2 Het medisch attest vermeld in artikel 2, § 3, van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra is een elektronisch formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die bevoegd is voor onderwijs en dat op zijn minst de volgende gegevens bevat :
   1. persoonsgegevens van het personeelslid : naam en voornaam, geboortedatum, onderwijsinstelling, woonplaats resp. gewone verblijfplaats, werkelijke verblijfplaats bij ziekte, telefoonnummer;
   2. reden van de arbeidsongeschiktheid;
   3. hoofd- en nevendiagnose, die alleen vermeld worden in het vak dat voor de controlearts bestemd is;
   4. vermelding door de behandelend arts of het personeelslid het huis mag verlaten of niet;
   5. duur van de arbeidsongeschiktheid die door de behandelend arts wordt voorgeschreven en die een periode van maximaal drie maanden niet mag overschrijden;
   6. vermelding door de behandelend arts of het om een eerste attest, een verlenging of een recidive gaat;
   7. duur van een eventueel verblijf in het ziekenhuis;
   8. datum van het onderzoek door de behandelend arts;
   9. handtekening en stempel van de behandelend arts.
   In afwijking van het eerste lid kan het bij dit besluit gevoegde attest ook tot en met 31 augustus 2014 gebruikt worden.]2
  § 2. Het eerste gedeelte van het attest wordt onverwijld aan de [1 controlearts]1 overgemaakt die het ter kennis neemt en bewaart en de ambtenaar-controleur over de afwezigheidsduur onmiddellijk informeert.
  Het tweede gedeelte van het attest wordt onmiddellijk aan het schoolhoofd resp. de directeur of, indien deze afwezig is, aan zijn plaatsvervanger toegestuurd.
  § 3. [3 Het personeelslid dat tijdens een afwezigheid wegens ziekte meerdere dagen in het buitenland wenst te verblijven, een voortgezette opleiding wenst te volgen of een winstgevende activiteit wenst uit te oefenen, vraagt ten minste zeven dagen vóór vertrek, vóór het begin van de voortgezette opleiding of vóór het begin van de winstgevende activiteit, een afspraak bij de controlearts aan om een schriftelijke toestemming te verkrijgen.
   In afwijking van het eerste lid stelt het personeelslid de controlearts in kennis van het meerdaagse verblijf in het buitenland, indien dwingende redenen zo'n verblijf onverwachts noodzakelijk maken.]3
  ----------
  (1)<BDG 2009-12-17/60, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
  (2)<BDG 2012-04-19/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<BDG 2013-05-22/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.4. <BDG 2007-02-22/33, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007> Als het personeelslid zich na afloop van de in het attest bepaalde afwezigheidsduur nog niet in staat voelt om de dienst te hervatten, moet het opnieuw handelen volgens de procedure bepaald in artikel 3.
  Het nieuwe attest moet ten laatste de dag vóór de in het oude medisch attest vermelde hervatting van de dienst worden ingediend.

Art.5. § 1. Het personeelslid hervat de arbeid of de dienst, zodra zijn gezondheidstoestand het toelaat.
  § 2. Gaat het om een halftijdse hervatting, dan mag het personeelslid op eigen verzoek de dienst of de arbeid slechts hervatten, indien het de ambtenaar-controleur een dienovereenkomstig attest van de behandelende arts overhandigt. De ambtenaar-controleur verwittigt dan onmiddellijk het inrichtingshoofd of de directeur.
  In ieder geval verwittigt de ambtenaar-controleur eveneens de bevoegde Minister of, desgevallend zijn gevolmachtigde, of de bevoegde inrichtende macht, die over de hervatting beslist.

Art. 5bis.<Ingevoegd bij BDG 1999-03-16/61, art. 3; Inwerkingtreding : 11-08-1999> Elke dag vóór 10 uur zendt het schoolhoofd of de directeur of - indien deze afwezig is - zijn plaatsvervanger de lijst van de wegens ziekte afwezige personeelsleden [1 ...]1 over aan de ambtenaar-controleur en [1 aan de controlearts]1.
  ----------
  (1)<BDG 2009-12-17/60, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

HOOFDSTUK III. -[1 Hoofdstuk III - Nadere regels voor de controleprocedure.]1   ----------   (1)
Art.6.Bij een afwezigheid van één dag, zoals bepaald in artikel 2, § 2, van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra, kan de ambtenaar-controleur hetzij op de voordracht van het inrichtingshoofd of van de directeur of - indien deze afwezig is - van de plaatsvervanger hetzij uit eigen beweging ([1 de controlearts ermee belasten]1 een controleonderzoek op de woonplaats of op de gewone verblijfplaats van het personeelslid uit te voeren, om na te gaan of de afwezigheid wegens ziekte al dan niet gerechtvaardigd is). <BDG 1999-03-16/61, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1999>
  ----------
  (1)<BDG 2009-12-17/60, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

Art.7.§ 1. [1 Bij afwezigheden van meerdere dagen kan de ambtenaar-controleur of het inrichtingshoofd resp. de directeur of, indien deze afwezig is, zijn plaatsvervanger bij de controlearts erom verzoeken dat het personeelslid op zijn woonplaats of op zijn gewone verblijfplaats wordt onderzocht. De controlearts kan ook op eigen initiatief beslissen een controleonderzoek op de woonplaats of gewone verblijfplaats van het personeelslid uit te voeren.]1
  Indien [1 de controlearts]1 het personeelslid niet op zijn woonplaats of gewone verblijfplaats vindt, laat hij hem een verzoek achter om in zijn praktijk, [2 op een door hem bepaald tijdstip, ten vroegste op de eerstvolgende dag,]2, voor een controleonderzoek te verschijnen, voor zover het personeelslid het recht heeft om uit te gaan.
  [3 Onverminderd het eerste en het tweede lid kan de controlearts een personeelslid dat gedurende meer dan 10 werkdagen wegens zieke of gebrekkigheid afwezig is, te allen tijde telefonisch vragen om zich aan te bieden voor een controleonderzoek in zijn voor het personeelslid dichtstbijgelegen praktijk op een door hem bepaald tijdstip, indien de controlearts van oordeel is dat de gezondheidstoestand van het personeelslid zulks toelaat en het personeelslid volgens de behandelend arts het huis mag verlaten. Kan de controlearts het personeelslid telefonisch niet bereiken of volgt het personeelslid zijn telefonische oproep niet op, dan bezorgt de controlearts het personeelslid per aangetekend schrijven een nieuwe oproep, met vermelding van een nieuwe afspraak.
   Bij de praktijk vermeld in het tweede en het derde lid gaat het om een consultatieplaats van de Duitstalige Gemeenschap in Eupen of Sankt Vith.]3
  § 2. [3 Wanneer het personeelslid niet verschijnt nadat het overeenkomstig § 1, tweede en derde lid, een schriftelijke oproep van de controlearts ontvangen heeft,]3, dan wordt de afwezigheid wegens ziekte geacht ongerechtvaardigd te zijn, behalve wanneer dwingende redenen zijn afwezigheid kunnen rechtvaardigen.
  § 3. [2 Na het onderzoek deelt de controlearts onmiddellijk aan het personeelslid mede - door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent - of hij van oordeel is dat de afwezigheid wegens ziekte gerechtvaardigd is of dat het personeelslid in staat is om het werk of de dienst, zij het voltijds of deeltijds, te hervatten.
   Binnen 24 uur deelt de controlearts zijn beslissing aan de ambtenaar-controleur mede. Van zijn kant informeert de ambtenaar-controleur het inrichtingshoofd resp. de directeur of, bij afwezigheid, zijn plaatsvervanger over de beslissing van de controlearts. Gaat het om een werk- of diensthervatting, dan geldt de afwezigheid van het personeelslid wegens ziekte vanaf de volgende werkdag als ongerechtvaardigd.]2
  § 4. [2 ...]2.
  (§ 5. Indien de controlearts op het ogenblik van zijn onderzoek vaststelt dat er nog geen medisch attest werd opgesteld, beslist hij alleen over de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte.) <BDG 2007-02-22/33, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  [1 § 6. Wanneer hij beslist het personeelslid al dan niet arbeidsongeschikt te verklaren, kan de controlearts - teneinde zich in te dekken - dit personeelslid naar een geneesheer-specialist verwijzen om een gespecialiseerd advies in te winnen. De Regering draagt de daaruit voortvloeiende kosten.]1
  ----------
  (1)<BDG 2009-12-17/60, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
  (2)<BDG 2010-09-14/06, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2010>
  (3)<BDG 2012-04-19/16, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.8. <BDG 2007-02-22/33, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007> Een controleonderzoek mag uitsluitend tussen 8 en 20 uur plaatsvinden.

Art.9.<BDG 1999-03-16/61, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1999> Voor één en hetzelfde ziektegeval mag een arts niet twee of meerdere van volgende functies tegelijk uitoefenen :
  1° behandelende arts;
  2° [1 controlearts]1;
  3° [1 ...]1;
  4° [2 ...]2.
  ----------
  (1)<BDG 2009-12-17/60, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
  (2)<BDG 2010-09-14/06, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2010>

HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en slotbepalingen.
Art.10. Artikel 11 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen in uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra en van het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs inrichtingen en PMS-centra."

Art.11. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Op verzoek mag het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid pas de dienst halftijds hervatten, indien het aan de ambtenaar-controleur die krachtens het in artikel 11 bedoelde besluit van de Regering van 25 september 1996 bevoegd is, een dienovereenkomstig attest van zijn behandelende arts overhandigt."

Art.12. Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 1988, wordt als volgt gewijzigd :
  1. lid 1 wordt door volgende lid vervangen :
  "Indien hem een regelmatige aanvraag wordt voorgelegd, verwittigt de ambtenaar-controleur de Minister of zijn gevolmachtigde. Deze beslist over de halftijdse dienst hervatting";
  2. in lid 2 wordt de laatste zin door volgende zin vervangen :
  "Een verlenging voor een nieuwe periode van 30 dagen mag slechts toegekend worden, indien het personeelslid opnieuw een dienovereenkomstig attest overhandigt".

Art.13. Artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen in uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra en van het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs inrichtingen en PMS-centra."

Art.14. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Op verzoek mag het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid pas de dienst halftijds hervatten, indien het aan de ambtenaar-controleur die krachtens het in artikel 16 bedoelde besluit van de Regering van 25 september 1996 bevoegd is, een dienovereenkomstig attest van zijn behandelende arts overhandigt."

Art.15. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1. lid 1 wordt door volgend lid vervangen :
  "De ambtenaar-controleur verwittigt de Minister, indien hem een regelmatige aanvraag wordt voorgelegd.";
  2. in lid 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1988, wordt de laatste zin door volgende zin vervangen :
  "Een verlenging voor een nieuwe periode van 30 dagen mag slechts toegekend worden, indien het personeelslid opnieuw een dienovereenkomstig attest overhandigt"".

Art.16. Artikel 16 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra en van het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs inrichtingen en PMS-centra."

Art.17. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Op verzoek mag het wegens ziekte of gebrekkigheid afwezige personeelslid pas de dienst halftijds hervatten, indien het aan de ambtenaar-controleur die krachtens het in artikel 16 bedoelde besluit van de Regering van 25 september 1996 bevoegd is, een dienovereenkomstig attest van zijn behandelende arts overhandigt."

Art.18. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd :
  1. lid 1 wordt door volgend lid vervangen :
  "De ambtenaar-controleur verwittigt de Minister, indien hem een regelmatige aanvraag wordt voorgelegd.";
  2. in lid 3, gewijzigd bij koninklijk besluit van 13 januari 1988, wordt de laatste zin door volgende vervangen :
  "Een verlenging voor een nieuwe periode van 30 dagen mag slechts toegekend worden, indien het personeelslid opnieuw een dienovereenkomstig attest overhandigt."

Art.19. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.

Art.20. De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen en de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Eupen, 25 september 1996.
  Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
  De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme,
  J. MARAITE
  De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen,
  W. SCHR\DER

BIJLAGE.
Art. N.Geneeskundig attest.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 14-12-1996, p.31277).

  Gewijzigd bij :
  <BDG 1999-03-16/61, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1999; zie B.St. 11-08-1999, p. 30001-30003>
  <BDG 2005-05-12/46, art. 1 ; Inwerkingtreding : 30-09-2005 ; zie B.S. 20.09.2005, p. 40572-40574>
  Vervangen door :
  <BDG 2007-02-22/33, art. 1O en N, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007; Zie B.S. 18-06-2007, p. 33260-33261>
  <BDG 2010-09-14/06, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2010, zie B.St. van 25-10-2010, p. 63200>

  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering van 25 september 1996.
  Eupen, 25 september 1996.
  De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme,
  J. MARAITE
  De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen,
  W. SCHR\DER