12 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1996 en tekstbijwerking tot 10-07-2014)
Art. 1-7
Artikel 1. De dringende medische hulp, bedoeld in artikel 57, § 2, lid 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, betreft hulp die een uitsluitend medisch karakter vertoont en waarvan de dringendheid met een medisch getuigschrift wordt aangetoond. Deze hulp kan geen financiële steunverlening, huisvesting of andere maatschappelijke dienstverlening in natura zijn.
Dringende medische hulp kan zowel ambulant worden verstrekt als in een verplegingsinstelling, zoals bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Dringende medische hulp kan zorgverstrekking omvatten van zowel preventieve als curatieve aard.
(In geval van besmettelijke ziekten die door de bevoegde overheden als zodanig erkend zijn en onderworpen zijn aan profylactische maatregelen, moet de dringende medische hulp die aan de patiënt verstrekt wordt de nazorg inhouden die noodzakelijk is voor de algemene volksgezondheid.) <KB 2003-01-13/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-01-2003>
Art.2.De kosten voor de dringende medische hulp worden door de Staat aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn terugbetaald, op voorwaarde dat dit centrum een medisch getuigschrift voorlegt waaruit de dringende noodzakelijkheid van de verstrekkingen blijkt.
[1 Bij toepassing van de procedure vastgesteld in artikel 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de kosten van de dringende medische hulp door de Staat via de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering terugbetaald aan de verzorgingsinstelling, op voorwaarde dat zij een medisch getuigschrift voorlegt waaruit de dringende noodzakelijkheid van de verstrekkingen blijkt.]1
Onverminderd de bepalingen in artikel 3 is de terugbetaling van de kosten van dringende medische hulp beperkt tot de hulp die een uitsluitend medisch karakter vertoont. Financiële steunverlening, huisvesting of andere maatschappelijke dienstverlening in natura komen niet in aanmerking voor terugbetaling.
----------
(1)<KB 2014-05-12/22, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art.3. De kosten voor dringende medische hulp worden terugbetaald binnen de grenzen, bepaald in artikel 11, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art.4.Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, zullen de gegevens die voorkomen op of afgeleid kunnen worden van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn [1 of door de verzorgingsinstellingen]1 ingediende medische getuigschriften vertrouwelijk behandeld worden en kunnen ze niet aangewend worden voor andere doeleinden dan de terugbetaling.
----------
(1)<KB 2014-05-12/22, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art.5. Artikel 6, § 2, derde lid, van het ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven, wordt opgeheven.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 65 van de wet van 15 juli 1996 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 7. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijk Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.