4 JULI 1996. - Koninklijk besluit betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-09-1996 en tekstbijwerking tot 15-12-2015)
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 3-7
HOOFDSTUK III. - De slachthuizen.
Art. 8-11, 11bis, 12-17, 17bis
HOOFDSTUK IV.
Art. 18-22
HOOFDSTUK V.
Art. 23-25
HOOFDSTUK VI.
Art. 26-29
HOOFDSTUK VII.
Art. 30-34
HOOFDSTUK VIII.
Art. 35-36
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Art. 37-52
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 53-55
BIJLAGEN.
Art. N1-6N3
1953030901 1955121202 1955121203 1965031204 1966062815 1969120102 1970092102 1970122809 1972102702 1980071801 1981000740 1992025183 1992025304 1992025305 1992025307 1992123052 1995025005
2003022794 2004022682 2004022684 2005022272 2010018337 2015018401
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
[1 1° tot en met 27° opgeheven;]1
(28° validering : informaticaverbinding ingesteld door de exploitant van het slachthuis of zijn aangestelde tussen het geïnformatiseerd register van het slachthuis en de Centrale Sanitel databank, met het oog op het aanvullen van het geïnformatiseerd register van het slachthuis met de gegevens verkregen bij de slachtingsaangifte en het controleren van de gegevens met betrekking tot de dieren en hun beslag van herkomst;) <KB 2004-07-31/37, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
(29° aangever : degene die een dier in het slachthuis wil slachten of doen slachten of bij afwezigheid de vervoerder die het dier in het slachthuis binnenbrengt.) <KB 2004-07-31/37, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
30° [1 ...]1;
31° zoönoseverwekker : virus, bacterie, schimmel, parasiet of andere biologische entiteit waardoor een zoönose kan worden veroorzaakt.) <KB 2005-03-10/41, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
§ 2. [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.3.[1 § 1. Het vlees van gevogelte bestemd om door onderdompeling te worden gekoeld, voldoet aan de eisen die in bijlage II, hoofdstuk II, 6 en 7 worden gesteld.
§ 2. Bij het gebruik van het dompelkoelprocédé voor het koelen van karkassen van gevogelte na het slachten moeten de voorwaarden worden gerespecteerd die in bijlage III, hoofdstuk IV worden gesteld.]1
----------
(1)<KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.4.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.5.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.6.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK III. - De slachthuizen.
Art.8.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.9. <KB 2004-07-31/37, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004> § 1. De slachtingsaangifte van een dier in een slachthuis moet gedaan worden door de aangever bij de exploitant van het slachthuis of zijn aangestelde. Hetzelfde geldt als het dier dood of gekeeld is.
De exploitant van het slachthuis of zijn aangestelde moet aanwezig zijn bij het binnenbrengen van de dieren, teneinde de slachtingsaangifte in ontvangst te nemen. Dit moet voor de aflading gebeuren.
§ 2. Dieren mogen enkel het voorwerp uitmaken van een enkele en dezelfde slachtingsaangifte als alle inlichtingen bezorgd door de aangever zonder onderscheid op hen van toepassing zijn. In dit geval wordt het aantal betrokken dieren vermeld.
§ 3. Bij de slachtingsaangifte overhandigt de aangever aan de exploitant van het slachthuis of aan zijn aangestelde de documenten die het dier of de dieren moeten begeleiden en die meer bepaald voorgeschreven zijn bij of krachtens de wetten van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren of de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. De exploitant houdt deze documenten ter beschikking van de keurder.
Art.10. <KB 2004-07-31/37, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004> Bij de slachtingsaangifte van een dier waarvan het vlees bestemd is voor de uitsluitende behoeften van de eigenaar en zijn huisgezin, wordt het registratienummer van de eigenaar van het dier, bedoeld in artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren aan de exploitant van het slachthuis of aan zijn aangestelde medegedeeld.
Art.11. <KB 2004-07-31/37, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004> § 1. De gegevens betreffende de verrichtingen die in het slachthuis plaatsvinden, worden, naargelang van het geval, door de exploitant van het slachthuis of zijn aangestelde of door de keurder via een specifieke software die door het Agentschap ter beschikking van de exploitant wordt gesteld, in een geïnformatiseerd register ingeschreven.
De exploitant stelt de informatica- en communicatie-uitrusting op zijn kosten ter beschikking evenals het personeel dat nodig is om ermee te werken. De keurder moet hiertoe steeds toegang hebben.
De Minister bepaalt de informatica- en communicatie-uitrusting die nodig is, evenals de andere doeleinden waarvoor ze kan worden gebruikt.
§ 2. Het in § 1 bedoelde register bevat ten minste de rubrieken binnengekomen dieren, veterinaire keuring, geslachte dieren en verzendingen. De Minister kan nog andere rubrieken bepalen.
De Minister bepaalt welke gegevens onder elke rubriek moeten worden ingebracht. Hij stelt de bijkomende bepalingen vast met betrekking tot het bijhouden van het in § 1 bedoelde register.
§ 3. Bij de aangifte dienen de gegevens van de dieren die geslacht moeten worden, onmiddellijk door de exploitant of zijn aangestelde onder de rubriek binnengekomen dieren te worden ingeschreven.
Elk dier dat onder de rubriek van binnengekomen dieren is ingeschreven moet in het slachthuis worden geslacht of gedood.
De keurder kan echter de toelating geven dat levende dieren het slachthuis verlaten omwille van de dierengezondheid of de bescherming en het welzijn der dieren. In dit geval vermeldt hij dit onder de rubriek binnengekomen dieren.
Indien een dier werd bedwelmd, gekeeld, verbloed en, desgevallend, van ingewanden ontdaan, buiten het slachthuis, kan het worden uitgeslacht, als de voor de post mortem keuring nodige gegevens zijn geleverd door middel van het vervoersdocument zoals bedoeld in het artikel 20 van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren.
§ 4. Door middel van voormelde specifieke software bedoeld in § 1, voert de exploitant of zijn aangestelde de validering van de gegevens bedoeld in § 3 uit met name ten opzichte van de gegevens vervat in de Sanitel databank.
De keurder houdt toezicht op de overeenstemming tussen de gegevens ingebracht door de exploitant of zijn aangestelde onder de rubriek van de binnengekomen dieren en deze die voortvloeien uit de validering.
Hij mag het gezondheidsonderzoek voor het slachten alleen afsluiten als de exploitant of zijn aangestelde de validatie heeft uitgevoerd.
Bij overmacht of om redenen die verband houden met de dierengezondheid of met de bescherming en het welzijn der dieren, mag de keurder evenwel toestaan dat voor de validatie wordt geslacht. Het vlees kan in dat geval pas na de validatie voor menselijke consumptie geschikt worden verklaard.
§ 5. De keurder voert onder de rubriek van de veterinaire keuring de vaststellingen en beslissingen in met betrekking tot het gezondheidsonderzoek voor de slachting.
§ 6. Tenminste op het einde van elk ononderbroken slachtingsproces worden de gegevens ingevoerd onder de rubriek van de geslachte dieren door de exploitant of zijn aangestelde.
§ 7. De keurder voert onder de rubriek van de veterinaire keuring de vaststellingen en beslissingen in met betrekking tot het post mortem onderzoek van de geslachte dieren.
§ 8. De exploitant of zijn aangestelde voert onder de rubriek van de verzendingen de gegevens in met betrekking tot vlees en niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten die zijn verzonden vanuit het slachthuis.
Art. 11bis. <Ingevoegd bij KB 2004-07-31/37, art. 5; Inwerkingtreding : 01-12-2004> Na ontvangst van de slachtingsaangifte en het registreren daarvan onder de rubriek van de binnengekomen dieren van het geïnformatiseerd register van het slachthuis, overhandigt de exploitant van het slachthuis of zijn aangestelde aan de aangever een aangiftebewijs van zijn slachtingsaangifte, geproduceerd door het bovenvermeld register.
Art.12. § 1. Geen enkel dier mag voor het gezondheidsonderzoek voor de slachting worden aangeboden indien de aangifte en inschrijving in het register van de binnengekomen dieren niet zijn gebeurd.
Uiterlijk 24 uur na aankomst van de dieren in het slachthuis dienen ze voor het gezondheidsonderzoek voor de slachting te worden aangeboden. Bovendien moeten de documenten (bedoeld in artikel 9, § 3) aan de keurder worden voorgelegd in de volgorde waarin de dieren voor dit onderzoek worden aangeboden. <KB 2004-07-31/37, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
§ 2. Geen enkel levend dier mag worden geslacht dan nadat op het slachthuis een gezondheidsonderzoek voor de slachting is uitgevoerd door de keurder.
Gedood vrij wild, aangevoerd in een inrichting, mag er slechts worden bewerkt dan nadat een visueel onderzoek ervan is uitgevoerd door de keurder.
In afwijking op het eerste lid kan tot het uitvoeren der slachtverrichtingen worden overgegaan zonder dat een gezondheidsonderzoek voor de slachting is uitgevoerd op het slachthuis, indien het gaat om :
1° de noodslachting van een slachtdier;
2° gekweekt wild dat is gedood op de plaats van oorsprong, op voorwaarde dat het is vergezeld van een gezondheidsverklaring waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld;
3° gevogelte voor de produktie van foie gras dat op het mestbedrijf is gedood, op voorwaarde dat het is vergezeld van een gezondheidsverklaring waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld.
Evenwel mogen ook in de gevallen vermeld in het vorige lid, de slachtverrichtingen niet worden aangevat voor de inschrijving der dieren in het register. (...) <KB 2004-07-31/37, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art.13.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.14.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.15.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.16.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.17.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 17bis.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK IV.
Art.18.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.19.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.20.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.21.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.22.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK V.
Art.23.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.24. In de uitsnijderijen erkend overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen is het verboden vers vlees binnen te brengen of voorhanden te hebben dat een keurmerk of identificatiemerkteken draagt waaruit blijkt dat het uitsluitend verhandeld moet worden op het nationale grondgebied.
Art.25. De exploitant van een uitsnijderij met een geringe capaciteit dient zijn wekelijkse produktie te beperken tot 5 ton uitgebeend vlees van slachtdieren of het equivalent daarvan in vlees met been of tot 3 ton voor de andere vleessoorten.
HOOFDSTUK VI.
Art.26.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.27.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.28.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.29.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK VII.
Art.30.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.31.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.32.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.33.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.34.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK VIII.
Art.35.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art.36.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Art.37. In het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 augustus 1960, 28 april 1965, 15 december 1965, 5 januari 1968, 5 april 1968, 30 augustus 1968, 9 juni 1970, 15 juni 1970, 1 augustus 1973, 17 juni 1976, 25 juni 1976, 23 maart 1977, 9 september 1981, 30 november 1982, 30 juli 1986, 26 april 1991, 14 november 1991, 11 mei 1992, 30 december 1992, 22 juni 1993, 14 september 1993 en bij de wet van 14 juli 1994, worden de artikelen 7, behoudens § 2, derde en vijfde lid, 7bis, 8, 12, 13, 14, 15, eerste lid, 16, 17, 18, derde tot zesde lid, 26, tweede tot vierde lid alsmede de eerste twee zinnen van het vijfde lid, 27, 36, derde lid en 37, tweede en derde lid opgeheven.
Art.38. Het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de exploitatie en de werking van de slachthuizen en van de private slachterijen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1990, wordt opgeheven.
Art.39. Het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de exploitatie en de werking van de door de regering erkende exportslachthuizen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1965, 4 april 1968, 13 september 1971, 11 mei 1992 en bij de wet van 14 juli 1994, wordt opgeheven.
Art.40. Het koninklijk besluit van 12 maart 1965 betreffende de invoer van vlees, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 januari 1966, 1 april 1968, 26 september 1968, 14 oktober 1969, 11 juni 1970, 12 september 1971, 5 mei 1972, 12 juli 1972, 11 oktober 1974, 9 augustus 1976, 20 april 1977, 21 juni 1979, 9 december 1987, 14 november 1991, 16 januari 1992, 30 december 1992, 22 juni 1993 en bij de wet van 14 juli 1994, wordt opgeheven.
Art.41. Het koninklijk besluit van 28 juni 1966 tot erkenning van de exportslachthuizen wordt opgeheven.
Art.42. Het koninklijk besluit van 1 december 1969 houdende reglementering betreffende het diepvriesvlees, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 november 1981 en 30 december 1992, wordt opgeheven.
Art.43. In het koninklijk besluit van 21 september 1970 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gevogelte, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 oktober 1971, 28 oktober 1972, 7 augustus 1973, 11 oktober 1974, 20 maart 1978, 29 maart 1979, 4 september 1981, 4 november 1981, 6 december 1983, 1 maart 1985, 4 april 1986, 4 juli 1986, 9 december 1987, 25 september 1992, 30 december 1992, 30 december 1992, 25 februari 1994 en bij de wet van 14 juli 1994, worden de artikelen 2, eerste lid, 3, a, b, en c, 1°, 10, 13 tot 19bis, 24 tot 31, 37, 45 en 65, alsmede de bijlage opgeheven.
Art.44. § 1. In het koninklijk besluit van 28 december 1970 betreffende de vleeswarenfabrieken en de uitvoer van hun produkten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 1975, 7 januari 1977, 11 juli 1979, 6 mei 1982 en 30 december 1992, worden de artikelen 2 tot 10, 11, § 4, 12, 16, 18, 19, 21 en 22 opgeheven.
§ 2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen."
§ 3. In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord "vleesbereidingen" vervangen door het woord "vleesprodukten".
In hetzelfde lid worden tussen de woorden "de fabrikant" en "vermelden" de woorden "of van de herverpakker of van beide" ingevoegd.
§ 4. In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "Het bereid of verduurzaamd vlees" vervangen door de woorden "Een vleesprodukt dat niet is verpakt".
In hetzelfde lid worden tussen de woorden "het adres" en "vermeldt" de woorden "of het toelatingsnummer " ingevoegd.
§ 5. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van Hoofdstuk II vervangen door het volgende opschrift : "Uitvoer van vleesprodukten".
§ 6. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 14. Onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, en van het koninklijk besluit van 4 juli 1996, betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, is de uitvoer van vleesprodukten naar Lid-Staten van de EG. slechts toegestaan indien is voldaan aan de vereisten van het artikel 3, 6 en 7, van het artikel 4, 3 en van de bijlage B, hoofdstuk V, punt 4 van de richtlijn 77/99/EEG van de Raad betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vleesprodukten en bepaalde andere produkten van dierlijke oorsprong en aan de vereisten van de richtlijn 80/215/EEG van de Raad van 22 januari 1980 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vleesprodukten."
Art.45. Het koninklijk besluit van 27 oktober 1972 betreffende de vaststelling van de modaliteiten betreffende de slachtingsaangiften in de slachthuizen voor gevogelte, wordt opgeheven.
Art.46. Het koninklijk besluit van 18 juli 1980 betreffende de uitsnijderijen van vlees van gevogelte en hun produkten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 september 1981, 25 september 1992 en 30 december 1992, wordt opgeheven.
Art.47. § 1. In het koninklijk besluit van 9 februari 1981 betreffende de uitsnijderijen alsook de uitvoer van uitgebeend en uitgesneden vers vlees, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 mei 1992, worden de artikelen 2 tot 12, 14 tot 16, 19, 20, 22 en 23 opgeheven.
§ 2. In hetzelfde besluit wordt het artikel 13 vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 13. De uitvoer van uitgebeend of uitgesneden vers vlees naar Lid-Staten van de EG. mag alleen geschieden wanneer het afkomstig is uit slachthuizen en het uitgesneden of uitgebeend is in inrichtingen die alle erkend zijn op grond van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen.
Art.48. Het koninklijk besluit van 19 augustus 1992 betreffende de produktie van en de handel in gehakt vlees en vleesbereidingen wordt opgeheven.
Art.49. § 1. In het koninklijk besluit van 30 december 1992 betref- fende de produktie van en de handel in vleesprodukten en andere bijprodukten van dierlijke oorsprong, wordt het artikel 1, § 2, vervangen door de volgende bepaling :
"§ 2. De definities van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen zijn van toepassing voor dit besluit."
§ 2. a) In hetzelfde besluit worden in het artikel 3 de woorden "De produktie, de verpakking, de opslag, het vervoer," vervangen door de woorden "Het merken van vleesprodukten en".
b) In hetzelfde artikel worden de woorden "artikelen 3, 4, 6, 7, 8, 14 en 18, lid 1" vervangen door de woorden "artikelen 3, A, lid 7, 14 en 18, lid 1".
Art.50. In het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de keuring van en de handel in vlees van konijnen, worden de artikelen 3, § 1, 4, 5, 9, 17 tot 22, 26 en de bijlagen I en II opgeheven.
Art.51. In het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gekweekt wild, wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 5bis. § 1. Het hoofd van de keurkring kan in afzonderlijke gevallen toestaan dat gekweekt vederwild wordt gedood op de plaats van oorsprong, indien het niet levend naar een erkend slachthuis voor gevogelte en konijnen kan worden vervoerd zonder risico's in verband met het welzijn van de dieren, op voorwaarde dat het bedrijf beschikt over een verzamelcentrum voor dit wild waar het mogelijk is een gezondheidsonderzoek voor de slachting te verrichten.
Daartoe dient de eigenaar van de dieren bij het hoofd van de keurkring een schriftelijk verzoek in, waarin hij melding maakt van de diersoort, het aantal, evenals de datum en het uur waarop hij deze dieren wenst te doden.
§ 2. Indien de eigenaar deze toelating bekomt, mag hij slechts overgaan tot het doden nadat door een keurder een gezondheidsonderzoek voor de slachting is verricht.
De gedode dieren kunnen eventueel worden uitgebloed en ter plaatse op hygiënische wijze geplukt.
Met het oog op het uitslachten moeten de gedode dieren onder bevredigende hygiënische omstandigheden worden vervoerd naar een slachthuis voor gevogelte en konijnen of naar een vrijwildverwerkingsinrichting of een uitsnijderij die daartoe zijn erkend. Bij dit vervoer dienen de dieren vergezeld te zijn van een verklaring door de keurder volgens het model in bijlage. Daarin mogen de woorden "en daarbij correct zijn uitgebloed" worden geschrapt.
Wanneer het gekweekt vederwild dat is gedood op de plaats waar het werd gekweekt niet binnen een uur naar een van de hierboven bedoelde inrichtingen wordt gebracht, moet het worden gekoeld tot ten hoogste 4 °C en daarna vervoerd in een container of vervoermiddel waarin een temperatuur heerst tussen 0 °C en 4 °C en waarbij opeenhoping van de dieren moet worden voorkomen."
Art.52. In het koninklijk besluit van 9 november 1994 betreffende de keuring van en de handel in vlees van vrij wild wordt de bijlage, punt 1, tweede streepje aangevuld met de volgende zin : "Evenwel mag in de vrij-wildverwerkingsinrichting het verwijderen van de ingewanden worden uitgesteld voor een periode van ten hoogste twee weken na het doden, op voorwaarde dat dit klein vrij wild wordt bewaard bij een temperatuur die 4 °C niet overstijgt;".
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.53. De overtredingen van dit besluit worden gestraft, met de straffen voorzien in :
1° de artikelen 27 tot 32 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel indien de inbreuk werd vastgesteld in een inrichting die tot het toepassingsgebied van deze wet behoort, of indien ze rechtstreeks verband houdt met een handeling of tekortkoming bij de produktie, het bewerken, het verwerken, het onmiddellijk of eindverpakken of bij het opslaan van waren die tot het toepassingsgebied behoren van deze wet;
2° de artikelen 9 tot 14 van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild indien de inbreuk werd vastgesteld in een inrichting die tot het toepassingsgebied van deze wet behoort, of indien ze rechtstreeks verband houdt met een handeling of tekortkoming bij de produktie, het bewerken, het verwerken, het onmiddellijk of eindverpakken of bij het opslaan van waren die tot het toepassingsgebied behoren van deze wet.
Art.54. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.55.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 1N1.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 2N1.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 3N1.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. N2. Bijlage II. - Bijzondere exploitatievoorwaarden.
Art. 1N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 2N2.HOOFDSTUK II. - In de slachthuizen voor gevogelte en konijnen.
[2 Punt 1 tot en met Punt 5 opgeheven.]2
6. Vlees van gevogelte bestemd om door onderdompeling te worden gekoeld overeenkomstig het hierna beschreven procédé, moet onmiddellijk na het verwijderen der ingewanden grondig worden gewassen in een sproeireiniger en onverwijld worden ondergedompeld. Het sproeireinigen moet gebeuren in een installatie waarbij de karkassen zowel inwendig als uitwendig doeltreffend worden gewassen. Voor karkassen met een gewicht :
- van ten hoogste 2,5 kg moet per karkas ten minste 1,5 l water worden gebruikt;
- tussen 2,5 en 5 kg moet per karkas ten minste 2,5 l water worden gebruikt;
- van 5 kg en meer moet per karkas ten minste 3,5 l water worden gebruikt.
7. Het dompelkoelprocédé dient aan volgende eisen te voldoen :
a) de karkassen moeten door een of meer met water of met ijs en water gevulde bakken worden gevoerd, waarvan de inhoud voortdurend wordt ververst. Alleen een systeem waarbij de karkassen voortdurend tegen een waterstroom in, mechanisch worden voortgestuwd, mag worden toegepast;
b) de temperatuur van het water in de bak of van de bakken, gemeten bij de ingang en de uitgang voor de karkassen, mag niet hoger zijn dan 16 °C, respectievelijk 4 °C;
c) het moet zo worden toegepast dat het vlees zo snel mogelijk op een temperatuur van 4 °C wordt gebracht;
d) het minimum waterdebiet tijdens het gehele koelprocédé moet :
- 2,5 l per karkas bedragen bij karkassen van ten hoogste 2,5 kg;
- 4 l per karkas bedragen bij karkassen tussen 2,5 en 5 kg;
- 6 l per karkas bedragen bij karkassen van ten minste 5 kg.
Indien er verschillende opeenvolgende bakken zijn, moeten de toevoer van vers water en de afvoer van gebruikt water in elke bak op zodanige wijze zijn geregeld dat zij geleidelijk afnemen in de richting waarin de karkassen zich bewegen, waarbij het verse water zo over de bakken wordt verdeeld dat het waterdebiet in de laatste bak niet minder bedraagt dan :
- 1 l per karkas bij karkassen van ten hoogste 2,5 kg;
- 1,5 l per karkas bij karkassen tussen 2,5 en 5 kg;
- 2 l per karkas bij karkassen van ten minste 5 kg.
Bij de berekening van deze hoeveelheden wordt geen rekening gehouden met het water dat is gebruikt wanneer de bakken voor het eerst worden gevuld;
e) de karkassen mogen niet langer dan een half uur in het eerste gedeelte van de installatie of in de eerste bak verblijven en ook niet langer dan strict noodzakelijk is in de rest van de installatie of in de andere bakken.
Alle voorzorgen moeten worden genomen opdat, met name indien het procédé wordt onderbroken, de in het eerste lid genoemde tijdsduur niet wordt overschreden;
Na elke stilstand van de installatie mag deze slechts opnieuw in werking worden gesteld nadat de keurder heeft vastgesteld dat de karkassen nog steeds geschikt zijn voor de menselijke voeding.
f) elk onderdeel van de installatie moet, telkens wanneer dat nodig is, aan het einde van de werkzaamheden en ten minste eenmaal per dag volledig worden leeggemaakt, gereinigd en ontsmet;
----------
(1)<KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 3N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 4N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 5N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 6N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 7N2.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. N3. Bijlage III. - De autocontrole.
Art. 1N3.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 2N3.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 3N3.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 4N3. (oud Art. 2N3) HOOFDSTUK (IV). - Bijzondere voorwaarden bij het gebruik van het dompelkoelprocédé voor het koelen van karkassen van gevogelte na het slachten. <KB 2002-08-28/41, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002 en Inwerkingtreding : 08-06-2003, zie KB 2002-08-28/41, art. 4>
1. Met geijkte controleapparatuur moet worden gezorgd voor een adequate en voortdurende controle op het meten en registreren van :
- het waterverbruik tijdens het sproeireinigen voor de onderdompeling;
- de temperatuur van het water in de bak of bakken bij de in- en uitgang voor de karkassen;
- het waterverbruik tijdens de onderdompeling;
- het aantal van de karkassen van elk van de in Bijlage II, Hoofdstuk II, 7, d) genoemde gewichtsklassen dat zich in de installatie bevindt;
2. De juiste werking van de koelinstallatie en de invloed ervan op hygiënisch gebied moeten worden beoordeeld aan de hand van microbiologische methoden, waarbij de verontreiniging van de karkassen met bacteriën in het algemeen en met enterobacteriacea in het bijzonder, voor en na onderdompeling wordt vergeleken. Deze vergelijking vindt plaats bij de ingebruikneming van de installatie en wordt daarna op gezette tijdstippen herhaald, en in elk geval telkens wanneer in de installatie veranderingen zijn aangebracht. De verschillende onderdelen moeten zodanig zijn afgesteld dat vanuit hygiënisch oogpunt bevredigende resultaten worden bereikt.
Art. 5N3.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>
Art. 6N3.
<Opgeheven bij KB 2015-11-30/09, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 25-12-2015>